Regelmatig heb ik het in deze blog over mijn militante verleden in een kleine trotskistische organisatie. Ooit ga ik vertellen hoe ik daartoe gekomen ben, maar weet nu al dat het niet mijn eerste keuze was.
Politiek dakloos als ik toentertijd was, had ik me op menig lichtend pad begeven. Soms bleek het een doodlopend straatje te zijn, soms een straat zonder einde — wat uiteraard twee keer hetzelfde is — maar onderweg had ik flink doorstappend toch de hele linkse fauna & flora kunnen onderzoeken. Dat was in die tijd trouwens niet moeilijk, want al wat links was had een eigen blaadje, alsmede colporteurs die ermee leurden. En er waren etalages, centra, winkels, standjes…
Daardoor kon je je in die dagen ook onder de radencommunisten begeven. Die hadden een contactadres in een randgemeente van Gent, de stad waar ik toen woonde. Op dat adres kon je literatuur afhalen.
Het centrum van het radencommunisme bevond zich in een rustige, residentiële buurt, in Gentbrugge dacht ik, in een woning die zich in niets onderscheidde van de buurhuizen. Geen vitrine, geen affiches, niets wat op enige linksheid wees, het huis zag er zelfs proper uit.
Een mooie, roodharige vrouw deed open. Het boek dat ik zei te willen kopen werd me aan de voordeur in handen gestopt, maar niet voordat ze de kaft langs haar jeans had gestreken. Wellicht deed ze dat om er het stof van weg te nemen, maar voor mij voelde het aan alsof ik haar met dat boek een beetje mee naar huis nam. Neen, ik heb haar nooit meer weergezien.
Veel later vertelde filosoof Leo Apostel me dat hij zich met het radencommunisme verwant voelde, maar de roodharige vrouw, die deze strekking voor mij op indrukwekkende wijze belichaamde, kende hij niet. Wat mijn vermoeden bevestigde dat de Gentse heropleving van het radencommunisme niet lang geduurd had.
Ik trok naar huis met een boek van Anton Pannekoek. Een pseudoniem dacht ik, ook omdat die naam op de kaft tussen haakjes stond en voorafgegaan werd door P. Aartsz. Dat een auteur liever niet Aartsz genoemd wordt, begreep ik wel. Later vernam ik dat die mens echt Pannekoek heette. Het boek was een reprint van een oorspronkelijk werk uit 1946 en heette De Arbeidersraden.
Dat boek heb ik niet meer, want ik heb vele bibliotheken achtergelaten bij vrouwen die zo kwaad op mij waren/zijn dat ik er niet moest aan denken ook nog mijn boeken mee te nemen. Inmiddels beschik ik weer over een exemplaar, zij het een Engelstalige editie die ik hier van het net gehaald heb.
De Nederlandstalige versie had destijds grote indruk op me gemaakt. Nooit eerder had ik zoiets gelezen. Al de andere linksen waren eerder vaag wat de toekomst betreft, maar deze Pannekoek niet, die had alles op voorhand en tot in de puntjes uitgewerkt, zelfs de opvoeding van kinderen.
Dat stuk over de opvoeding staat in mijn geheugen gegrift. Ik zoek de passage in de Engelse versie weer op en vertaal ze als volgt: ‘Het gemeenschapsleven, dat correspondeert met de sterkste impulsen die in de kinderen zelf aanwezig zijn, zal veel meer plaats innemen; ze verlaten de kleine huizen en betreden de grote gemeenschapsruimte. De hybride combinatie van thuis en school wordt vervangen door kindercommunes die in belangrijke mate hun eigen leven regelen, onder de zorgvuldige leiding van volwassen opvoeders. De opvoeding zal niet langer bestaan uit het passief opnemen van onderricht van bovenaf, maar vooral uit persoonlijke activiteit, gericht op en verbonden met sociale arbeid.
Nu zullen de sociale gevoelens, die sinds de oertijd in iedereen, en heel sterk in kinderen, aanwezig zijn, zich kunnen ontwikkelen zonder dat ze onderdrukt worden door het egotisme dat in de kapitalistische overlevingsstrijd noodzakelijk is.’ (*)
Toen ik dat voor ’t eerst te lezen kreeg had ik nog geen kinderen. Inmiddels ben ik al lang grootvader, maar ik blijf het straffe kost vinden: kindercommunes die hun eigen leven regelen!
Flor Vandekerckhove
(*) ‘Community life, corresponding to the strongest impulses within the children themselves , will take much larger place; out of the small homes they enter into the wide air of society. The hybridical combination of home and school gives way to communities of children, for a large part regulating their own life under careful guidance of adult educators. Education, instead of passively imbibing teachings from above, is chiefly personal activity, directed towards and connected with social labor.
Now the social feelings, as an inheritance of primeval times living in all, but extremely strong in children, can develop without being suppressed by the need of egotism of the capitalist struggle for life.’
Dit artikel verscheen eerder op De Laatste Vuurtorenwachter.