Dit jaar herdenken we de twintigste verjaardag van het Israëlisch-Palestijnse vredesproces, dat werd vereeuwigd in het ondertekenen van de Oslo-akkoorden door de PLO en Israël op 13 september 1993. De Oslo-akkoorden voorzagen in de oprichting van de Palestijnse Autoriteit, een tijdelijk semiautonoom bestuursorgaan dat bevoegd was voor civiele en interne veiligheidszaken in de Gazastrook en de dichtbevolkte stedelijke centra van de Westelijke Jordaanoever. Deze gebieden vertegenwoordigen in totaal nog amper 22% van het oorspronkelijke grondgebied van het historische Palestina. In de loop der jaren is er heel wat kritiek gekomen op deze dubieuze constructie. In feite liet Israël de dagelijkse beleidsverantwoordelijkheden tegenover de Palestijnen in de bezette gebieden uitbesteden aan de Palestijnse Autoriteit. Bovendien liet Israël de Europese Unie en de VS hiervoor financieel opdraaien. Zo is Israël erin geslaagd om de effectieve soevereine controle over het Palestijnse territorium te behouden zonder enige verantwoordelijkheid op te nemen voor de Palestijnen die er wonen.
Onder het mom van deze vreedzame onderhandelingscultuur tussen twee gelijke partners kon Israël de voorbije twintig jaar probleemloos haar koloniaal project voortzetten. Terwijl het naar de buitenwereld toe de illusie van een onderhandelde vrede ophield, ging het door met het koloniseren van Palestijnse gronden en het verdrijven van Palestijnen uit hun thuisland. Op geen enkel moment in de geschiedenis van het conflict werden er echter zo veel nieuwe illegale nederzettingen en voorposten op Palestijns gebied gebouwd dan tijdens de zogenaamde onderhandelingsjaren.
Volgens de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’tselem (2012) is het aantal Joodse kolonisten sinds het tekenen van de Oslo Akkoorden verdubbeld van 269.200 naar 537.000. Het Palestijns grondgebied werd bovendien helemaal gefragmenteerd tot bantustans omringd door apartheidsmuren, Joodse nederzettingen, checkpoints en militaire uitkijktorens.
Toen de Palestijnse Autoriteit in 1994 de Oslo-akkoorden ondertekende, werd ze verondersteld om binnen de vijf jaar de instellingen van een onafhankelijke Palestijnse staat uit te bouwen. Vandaag, twintig jaar na datum, is de enige substantieel uitgebouwde infrastructuur echter een politiestaat. De Palestijnse Autoriteit gebruikt dit repressieve staatsapparaat vooral om oppositiepartijen en bewegingen die zich verzetten tegen de voortdurende bezetting, te kortwieken. In een interview met Adam Shatz verklaarde een leider van de PFLP: ‘De Palestijnse Autoriteit is de politie van de bezetting. Het leiderschap van de Palestijnse Autoriteit is niet Palestijns, maar Israëlisch.’ (1) Vele Palestijnen hebben het gevoel dat de Palestijnse Autoriteit al haar middelen en energie gebruikt om de Israëlische bezetting te vrijwaren in plaats van de rechten van de Palestijnen te verdedigen.
Ondertussen blijft de economie van de Westelijke Jordaanoever afhankelijk van steeds verder slinkende buitenlandse hulp. Bovendien is ook de Palestijnse Autoriteit zelf verre van zelfvoorzienend. Integendeel, vandaag kampt ze met een miljardentekort en maakt ze de ergste budgettaire crisis door sinds haar oprichting in 1993. In 2008 stelde de voormalige Palestijnse eerste minister Salam Fayyad zijn Palestinian Reform and Development Plan (PRDP) voor. Dit plan vormt het economische luik van de Statehood-by-2011 Campaign van de Palestijnse Autoriteit.
Het PRDP is het schoolvoorbeeld van een neoliberaal economisch beleid zoals dat in de jaren 1990 door de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds in de regio werd gepromoot. Het past zeer gedwee de neoliberale recepten toe van de zogenaamde Post-Washington Consensus. Die laatste propageert een meer inclusieve vorm van neoliberalisme zonder de basisprincipes van beperkte belastingen, monetarisme en privatisering te verloochenen. Het PRDP is echter niet in staat om een duurzaam economisch model te ontwikkelen. Afgezien daarvan vertrekt het PRDP bovendien van het problematische en depolitiserende idee dat economische groei en welvaart mogelijk zijn binnen de context van koloniale overheersing. Meer nog, het gaat ervan uit dat economische groei en goed bestuur het Israëlisch-Palestijnse conflict kunnen oplossen. Volgens UNCTAD-econoom Raja Khalidi kan echter geen enkele Palestijnse economische ontwikkelingsstrategie efficiënt zijn zolang die niet ingebed wordt in een bredere strijd tegen de Israëlische bezetting. Als er immers één oorzaak is voor de structurele onderontwikkeling van de Palestijnse economie van de voorbije veertig jaar, dan is het volgens hem wel de Israëlische bezetting. (2)
Door haar eenzijdige focus op good governance en het verstevigen van de zogenaamde security-development nexus heeft de Palestijnse Autoriteit heel wat legitimiteit verloren in de bezette gebieden. Vele Palestijnen voelen zich niet meer door haar vertegenwoordigd. Het parlement van de Palestijnse Autoriteit, de Palestijnse Wetgevende Raad, kwam sinds de nasleep van de verkiezingen van 2006 ook niet meer samen. Hamas won toen twee derde van de stemmen. Israël reageerde hierop door twintig parlementsleden en acht ministers van Hamas te arresteren. Toen de spanningen tussen Fatah en Hamas in 2007 verder escaleerden en hun eenheidsregering werd ontbonden, duidde president Abbas voormalig IMF-econoom Salam Fayyad aan als regeringsformateur zonder hiervoor eerst verkiezingen te organiseren.
Dit proces herhaalde zich in juni 2013 wanneer Salam Fayyad als Eerste Minister werd vervangen door Rami Hamdallah. Het democratische deficit van de Palestijnse Autoriteit is echter niet alleen het product van systematische corruptie en mismanagement. Het probleem is structureler dan dat. Sinds haar oprichting in 1994 symboliseerde de Palestijnse Autoriteit de institutionele scheiding tussen de Palestijnen in de bezette gebieden en de (talrijkere) Palestijnse vluchtelingen in de diaspora. Laatstgenoemden kunnen en mogen niet stemmen voor de Palestijnse Autoriteit.
Dit betekent dat ze in theorie enkel de vier miljoen Palestijnen van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook vertegenwoordigt. De overige acht miljoen Palestijnen, die in vluchtelingenkampen in de regio verblijven, binnen de grenzen van Israël wonen, of in Oost-Jeruzalem proberen te overleven, worden hiermee a priori uitgesloten van de Palestijnse natiestaat. Deze institutionele fragmentatie werd verder op de spits gedreven na de feitelijke scheiding in 2007 tussen enerzijds de Gazastrook die onder controle van Hamas kwam te staan, en anderzijds de Westelijke Jordaanoever waar de Palestijnse Autoriteit de controle behield.
Volgens vele Palestijnen wordt het hoog tijd dat het roer radicaal wordt omgedraaid en dat er een democratisch verkozen en representatieve Palestijnse regering komt. Volgens Oxford-academica en voormalig PLO-onderhandelaarster Karma Nabulsi kan deze democratische vertegenwoordiging onmogelijk worden gegarandeerd door nieuwe presidentiële verkiezingen voor de Palestijnse Autoriteit of nieuwe parlementaire verkiezingen voor de Palestijnse Wetgevende Raad te organiseren. Het merendeel van de Palestijnen geniet immers geen stemrecht voor deze politieke organen. In The Guardian pleitte Nabulsi dan ook voor de reactivering van de PLO. (3)
De bevrijdingsorganisatie werd opgericht in 1964 en sinds de jaren 1970 erkend als de ‘enige representatieve vertegenwoordiger van het Palestijnse volk’. Volgens Nabulsi is dit dan ook het enige representatieve orgaan dat het Palestijnse democratiseringsproces kan kanaliseren. De Palestijnse Nationale Raad, het parlement van de PLO, was ooit het democratische epicentrum van de Palestijnse nationale beweging. Niet alleen de politieke facties, maar ook verzetsorganisaties, vakbonden en onafhankelijken discussieerden er over de aard van de Palestijnse bevrijdingsstrijd en de te hanteren strategieën. Helaas werden er de voorbije decennia geen deftige verkiezingen voor de Palestijnse Nationale Raad meer georganiseerd. De meeste zetels worden bovendien gereserveerd voor de politieke facties.
Een mogelijke uitweg uit deze impasse ligt in de reorganisatie van de Palestijnse Nationale Raad op basis van transparante verkiezingen volgens het democratische principe van één stem per Palestijn. Deze vraag naar directe democratische verkiezingen voor de raad wint aan populariteit, vooral bij Palestijnen die in de diaspora en in Israël wonen en de voorbije decennia van het politieke besluitvormingsproces werden uitgesloten. Het principe van enkelvoudig stemrecht voor alle Palestijnen garandeert de gelijke vertegenwoordiging van alle Palestijnen ongeacht de plek waar ze verblijven (Gaza, Westelijke Jordaanoever, Oost-Jeruzalem, Israël, diaspora). Dit zou niet alleen een frisse wind doen waaien binnen de PLO, maar ook de Palestijnse bevrijdingsstrijd van de broodnodige zuurstof voorzien..‘²
Noten:
1) Shatz A., Is Palestine next? London Review of Books, Vol. 33 (14), 14 juli 2011, http://www.lrb.co.uk/v33/n14/adam-shatz/is-palestine-next
2) Khalidi, R. & Samour, S., ‘Neoliberalism as liberation: The Statehood Program and the remaking of the Palestinian National Movement’, in Journal of Palestine Studies, vol.40, nr.2, 2011, p.6.
3) Nabulsi, K., ‘The single demand that can unite the Palestinian people’, in The Guardian, 29 maart 2011, http://www.guardian.co.uk/commentisfree/2011/mar/29/single-demand-unite-palestinian-people
Omar Jabary Salamanca en Sigrid Vertommen zij medewerkers van de Middle East and North Africa Research Group (Menarg) aan de Universiteit Gent. Dit artikel is een extract van een eerder gepubliceerd hoofdstuk Eén zwaluw maakt de Palestijnse Lente nietHet Midden-Oosten: The times are a-changin Medea.