Op maandag 7 september 2015 vond in Antwerpen de eerste militantenvergadering van het ABVV plaats in de aanloop naar de betoging van 7 oktober 2015. Precies een maand voor de nieuwste manifestatie tegen het besparings- en afbraakbeleid van de rechtse regering, kwam Rudy De Leeuw uitleggen waarom er opnieuw betoogd gaat worden en wat de verdere perspectieven zouden kunnen zijn voor de syndicale strijd. Ten minste, dat was wat de aanwezigen verwacht hadden. Helaas draaide het ietwat anders uit.
Overzicht
In zijn toespraak gaf de ABVV-voorzitter een uitgebreid overzicht van de vele negatieve maatregelen die de rechtse regering op een jaar tijd genomen heeft tegen de werkende bevolking en tegen de uitkeringsgerechtigden. Hij begon met de indexsprong, ging over naar de maatregelen rond de eindeloopbaanproblematiek (brugpensioen, verlening wettelijke pensioenleeftijd met 2 jaar, tijdskrediet, enz.), overliep de maatregelen in de sociale zekerheid (schrappen gewaarborgd loon bij tweede maand ziekte, schrappen inschakelingsvergoeding voor jongeren, toegenomen degressiviteit in de werkloosheidsuitkeringen) en eindigde met een uitgebreide analyse van de zogenaamde ’tax shift’.
‘Tax Shift’
Bij dat laatste onderdeel onderstreepte hij de mening van Fons Verplaetse (oud-gouverneur van de Nationale Bank), die onlangs verduidelijkte dat “de bedrijven met de loonsubsidies en lastenverlagingen die ze verkregen hebben, meer terugkrijgen van de staat, dan dat ze er belastingen aan betalen”. In de marge merkte De Leeuw nog op dat hij “de semantische discussie over vermogensbelasting of vermogenswinstbelasting beu is”. Het komt erop aan dat alle progressieven opkomen voor “een bijdrage van de vermogens”. Dat hij zo eigenlijk pleit voor een aanpak van symbolen in plaats van voor echte oplossingen, leek hem niet te deren.
Perspectief?
Vervolgens merkte Rudy De Leeuw op “dat we dus dringend een balans moeten opmaken van deze regering zodat we jullie een perspectief kunnen bieden”. Niet weinig militanten gingen toen op het puntje van hun stoel zitten. ‘Nu gaat het komen; nu gaan we weten wat de echte plannen zijn voor de herfst’, zo dacht menigeen ongetwijfeld bij zichzelf. De teleurstelling volgde helaas even snel. Dat de regering rijdt voor de rijken en patroons? Tja, dat wisten we onderhand zelf ook al wel. Dat de ’tax shift’ bijzonder onrechtvaardig is en dat het beter zou zijn de vermogenden aan te spreken? Tja, dat was ons ook niet echt ontgaan. Maar goed, hoe zat het dan wel met dat ‘perspectief’?
Bijsturingen
Voor Rudy De Leeuw bestaat ‘het perspectief’ eruit dat we eerst – op 7 oktober – luidkeels ons protest (nog maar eens) laten horen en wel in de breedst mogelijke eenheid, samen met alle vakbonden en met talrijke middenveldorganisaties. Daarnaast zal de indexsprong “juridisch worden aangevochten” (wat we ook al wisten). En verder? Wel… niets eigenlijk. Tenzij Rudy De Leeuw zelf gelooft dat het mogelijk is “via overleg bijsturingen te bekomen van regering en patronaat”.
Schwung
De teleurstelling – en bij velen ook het ongeloof – kon zo van de gezichten worden afgelezen. Dat moet ook Bruno Verlaeckt (voorzitter van het Antwerpse ABVV-gewest) gezien hebben. Hij nam dan ook het woord om met zijn gekende, gloedvolle stijl toch nog enige schwung in de zaak te brengen. Daarbij verwees hij (terecht) ook naar de spontane solidariteit met de vluchtelingen, die duidelijk aantoont dat er in Vlaanderen ook een progressief, solidair potentieel aanwezig is, net zoals in de vakbeweging zelf. Het moet gezegd: hij deed dat goed en oogstte dan ook heel wat enthousiast applaus met zijn denunciatie van de “extreemrechtse regeringen”.
Een echt debat?
Toen dat applaus echter wegstierf en Bruno Verlaeckt het spreekgestoelte verliet, bleek ineens ook dat de luidsprekers dichtgedraaid waren. Twee militanten vroegen het woord (een van de AC Scheikunde en een van BBTK – allebei PVDA-militanten), maar dat werd hen geweigerd. Zij riepen daarop luidkeels dat ze een echt debat wilden, onder kameraden, over een nieuw actieplan en wat er verder nog nodig is om echt succes te kunnen boeken in het verzet. In plaats daarvan verduidelijkte Verlaeckt dat er “natuurlijk ruimte is voor discussie’, maar dan wel enkel “in de besturen en comités van de centrales en sectoren”.
Zwijgzaam
Niet alleen was de zaal deze keer niet zo vol als een jaar geleden, in september 2014 (er was nog steeds veel volk, maar deze keer bleven er toch ook heel wat stoelen leeg; iets dat Rudy De Leeuw in de loop van zijn toespraak trouwens ook erkende). Anders dan in september 2014 eindigde de vergadering deze keer ook niet met een enthousiast ingezette Internationale. Evenmin waren er in en om het Bondsgebouw na afloop nog veel gedachtewisselingen tussen de kameraden. Zwijgzaam en ietwat teleurgesteld gingen de meeste militanten uit elkaar.
Diepe kloof
Sommige centrales stuurden de dag nadien een mail naar hun leden, waar mee de propaganda voor de betoging van 7 oktober op gang getrokken wordt. In deze mails wordt onder meer verwezen naar “de enthousiaste militantenvergadering” van de dag ervoor. Wij kunnen begrijpen dat het er nu niet op aan komt om de mobilisatie voor de betoging te ondermijnen door al te zeer de aandacht te vestigen op de eigen zwakte en verdeeldheid binnenin de vakbeweging. Maar ergens blijkt hier toch ook de zeer diepe kloof uit tussen de syndicale leiding aan de ene kant en haar loyale militanten aan de andere kant.
Enthousiasme wekken?
Want laten we wel wezen: kunt u zich voorstellen dat u naar een overleg met uw werkgever trekt om hem (of haar) aan de overlegtafel te zeggen: “Beste patroon, ik ben het niet eens met uw beleid, maar maak u geen zorgen, ik wil eigenlijk alleen maar bijsturingen bekomen”? Of kunt u zich voorstellen dat deze rechtse regering onder de indruk zal zijn van een vakbeweging die niet eens de intrekking eist van alle maatregelen die door haar worden aangeklaagd? En wat te denken van een vakbeweging die de spontane solidariteit met de vluchtelingen looft, maar zelf het woord niet durft te verlenen aan haar eigen militanten? Last but not least, hoe moeten de militanten met dergelijke ‘perspectieven’ enthousiasme wekken bij de achterban in bedrijven en kantoren, als de vakbondsleiding zelf blijkbaar geen vertrouwen heeft in de goede afloop?
Sprint of marathon?
Het is goed om ons af te vragen hoe het zover is kunnen komen. Sommigen (bijvoorbeeld de PVDA, maar ook Bruno Verlaeckt) verwijzen dan wel eens naar “de moeilijkheid om een marathon te lopen, wat nooit kan lukken met sprints”. Anderen verwijzen naar de ingewikkelde oefening om “de eenheid in eigen rangen te bewaren”. Wij denken dat de vermeende ‘sprint’ in het najaar van 2014 (u weet wel: het actieplan met een betoging, drie provinciale beurtstakingen en een algemene staking) niet mislukte omdat die ’te snel’ ging, maar wel omdat die halverwege werd afgeblazen! Ook toen al werd er gesproken over de zogenaamde “noodzaak de eenheid te bewaren”.
Eenheid?
We zouden durven vragen: “Welke eenheid?”. De eenheid met de massa van werkenden en uitkeringsgerechtigden? Of de eenheid van de eigen zuil of organisatie? Laten we niet vergeten dat er ook binnen het ACV een sterke minderheid gekant was tegen het stopzetten van dat eerste actieplan. Waarom wordt er niet gezocht naar samenwerking met deze ‘minderheid’ (eigenlijk quasi de helft van de christelijke vakbond)? Waarom plooit men liever voor de voorstanders van een uitzichtloze overlegstrategie in eigen rangen (zoals o.a. de Vlaamse Metaalcentrale van Herwig Jorissen)? Waarom wordt de ‘Een septemberverklaring’ van ‘Samen in verzet tegen de regering van de superrijken’ niet onderschreven (en verder ingevuld)?
Vakbonden in gevaar
Eerlijk gezegd, wij vrezen dat de strijdlustige syndicalisten (die zich nu beginnen te verenigen in De Nieuwe Weerstand) gelijk hebben wanneer zij schrijven: “Als we verder gaan met louter symbolische acties, dan zullen er op de duur zelfs geen kruimels meer te rapen zijn! Meer nog: als we zo verder doen, dan dreigen de vakbonden zelf in het gedrang te komen door verlies aan geloofwaardigheid bij de eigen achterban en door nieuwe anti-syndicale maatregelen van de rechtse regering”.
In 1938 schreef een zekere Leon Trotsky dat “de crisis van kapitalistische samenleving zich herleidt tot de crisis van de proletarische leiding”. Het schouwspel dat de leidingen van ABVV en ACV ons vandaag tonen, bevestigt deze analyse. De vakbondsleiding zijn bezig ons (én zichzelf!) in een doodlopende straat te leiden. Hun streven naar het ‘bijsturen’ van een onaanvaardbaar beleid, hun misplaatst vertrouwen in de mythische mogelijkheden van ‘overleg’ met tegenstanders die ons naar het leven staan en ten slotte hun gebrek aan vertrouwen in de capaciteiten van de eigen, militante achterban zijn ronduit stuitend. Tijd om van onderuit zelf onze eigen perspectieven waar te maken!