Er is weinig kans dat u het in december gevierd hebt, maar op 18 december 1878 werd Ioseb dze Besarionis Dzjoegasjvili geboren. De jongen zal later nochtans wereldbekend worden. Er wordt een politieke doctrine naar hem genoemd die wereldwijd miljoenen volgelingen organiseert. Velen zijn bereid voor hem te sterven, velen zijn bereid voor hem te moorden. De invloed van Stalin (1878-1953) ― de man van staal ― is dan ook groot, schrikbarend groot.
Wanneer Nikita Chroestsjov kenbaar maakt dat zijn voorganger misschien wel een merkwaardig man geweest is, maar dan een met een behoorlijk geschifte geest, maakt dat veel ophef. Hoe reageren de stalinisten daar in 1956 op? Aan die vraag hangt voor mij een persoonlijk kantje. Ik heb lang een vriendin gehad die uit zo’n stalinistisch nest komt. In haar fotoalbum heb ik destijds een kiekje gezien dat ons dat nest toont, een gewoon Vlaams gezinnetje, maar aan de muur hangt niet de beeltenis van Christus Koning, maar een portretje van Jozef Stalin. Ik heb het haar gevraagd: hoe verwerkt zo’n gezin in 1956 die schok? Ze blijkt er geen schokkende herinneringen aan overgehouden te hebben. Die mensen hebben dat fotootje verwijderd en zijn verder blijven ijveren voor de partij van Stalin, maar nu zonder Stalin.
Dat was niet overal en bij iedereen het geval. Bij velen veroorzaakte de speech van Chroetsjov een crisis. Ze gaven de hoop op, verlieten de partij, namen afscheid van de politiek of zochten een nieuwe thuis in de sociaaldemocratie, anderen volharden daarentegen in de boosheid en traden toe tot dissidente communistische partijen die Stalin hoog in ’t vaandel bleven voeren.
De Italiaanse schrijver Italo Calvino (1923-1985) herinnerde zich dat moment. Op 16 december 1979 schreef hij er een stuk over. Het verscheen in La Repubblica, een van de belangrijkste Italiaanse kranten. Ik vond er een Engelse vertaling van in Hermit in Paris, Aurobiographical writings. Het boek Eremita a Parigi (1994) werd postuum gepubliceerd door zijn weduwe Esther Judith Singer die er ook het voorwoord voor schreef. Het bevat twaalf autobiografische stukken, waarvan de meeste al eerder, maar verspreid, gepubliceerd werden. De weduwe had de stukken chronologisch gerangschikt teruggevonden in een map.
Calvino had er notities bij geschreven en Esther kon eruit opmaken dat het misschien wel de bedoeling was ze later in een autobiografie te verwerken. “There is no doubt that they refer to the most important aspects of his life, with the explicit intention of explaining precisely his political, literary and existential choices, of informing us about how, why and when they happened.”
Dat geldt ongetwijfeld voor het stukje met de titel Was I a Stalinist Too? Al in de openingszin vertelt Calvino ons over de breuk: “I was one of those who left the Communist party in 1956-57 because it did not de-Stalinize fast enough. But what did I say when Stalin was alive and Stalinism was accepted without question inside Communist parties?”
Voor de jonge Calvino was Stalin de man die in 1945 in Yalta naast Churchill en Roosevelt in de fauteuil zat. Wat ervoor gebeurd was (de strijd tegen Trotski, de grote zuiveringen…) was voor hem alleen maar dat: dingen die ooit wel gebeurd waren, maar waarbij hij zich niet betrokken voelde. De negatieve connotaties die ze opriepen waren, zo zegt hij, als ’t ware weggebrand door de oorlog.
Die oorlog had zelfs recentere frustraties weggebrand bij degenen die, iets ouder dan Calvino, aan ’t begin van die oorlog met de ontmoedigende periode van het Hitler-Stalin pact geconfronteerd waren. Dat was allemaal verleden tijd. Nu waren de dingen anders: “Communism had become a huge river, now distant from the headlong and uneven course it began with, a river into which the currents of history flowed.”
Maar hoe reageerde de schrijver Calvino dan op een impasse als het socialistisch realisme? Hij zag het als een ontsporing, veroorzaakt door overijverige bureaucraten, maar dat het tekenend was voor het stalinisme zoals het was, neen, dat had hij niet gezien. Zijn weerwerk bestond erin, zo zegt hij, zelf werk te produceren dat zou kunnen dienen als model voor de waarden van een nieuwe samenleving. Gezichtsvernauwing inderdaad: “Stalinism possessed the power and the limitations of all great simplifications.” Simplificaties waaraan zoveel schrijvers zich blijkbaar met groot enthousiasme overgaven.
Na zijn breuk met de partij verdwijnt de politiek uit het centrum van Calvino’s leven. Maar hoe kijkt hij in 1979 terug op zijn stalinistische periode? Hij miskent die niet: “So I will conclude by saying: if I have been (though very much in my own way) a Stalinist, this was not by chance. There are elements that characterize that epoch, which are part of me: I don’t believe in anything that is easy, quick, spontaneous, improvised, rough and ready. I believe in the strength of what is slow, calm, obstinate, devoid of fanaticisms and enthusiasms. I do not believe in any liberation either individual or collective that can be obtained without the cost of self-discipline, of self-construction, of effort. If this way of thinking seems to some people Stalinist, well all right, I will have no difficulty in admitting that in this sense I am a bit Stalinist still.”
Wie zo’n kalme vastigheid zoekt, en tegelijk een revolutionair wil zijn, vindt die wellicht wel bij het stalinisme of bij partijen die daar historisch uit gegroeid zijn. Concurrerende ismen, zoals het trotskisme, kunnen daarmee vergeleken alleen maar als een zootje ongeregeld omschreven worden. Ik kan het weten, want ’t is in die hoek dat ik destijds terechtgekomen ben (een hoek waar ik inmiddels ook, zo moet ik hier eerlijkheidshalve nog aan toevoegen, for old times sake naar teruggekeerd ben).
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op De Laatste Vuurtorenwachter.