Het is niet dat ik er iets van gelezen heb, maar de Franse surrealistische dichter/auteur Benjamin Péret (1899-1959) heeft een literair oeuvre nagelaten dat zeven dikke boekdelen omvat. En ’t is niet dat het ver in de literatuurgeschiedenis weggestoken zit, want er verschijnen ook nu nog nieuwe uitgaven en vertalingen; onlangs nog The leg of Lamb, It’s Life and Works, een boek dat omschreven wordt als “a foundational classic of Surrealist literature”.
Toen ik voor het eerst iets van die Péret vernam was dat per toeval. In een biografie van de Spaanse anarchist Durruti was ik, hier, op de naam van Matthieu Corman gestoten, een Oostendse boekhandelaar, alhier ter stede bekend als een communist van de strekking Moskou. Die had zich tijdens de Spaanse burgeroorlog, vreemd genoeg, bij de anarchist Durruti aangesloten. Ik begon uit te zoeken wat er aan de hand geweest was en zag onderweg dat ook de trotskist Benjamin Péret in de colonne van Durruti present getekend had, ‘après l’exclusion des trotskistes du POUM.’
Wie de linkse flora & fauna een beetje kent, weet dat bovenstaande alinea tal van vragen oproept. Anarchisten, trotskisten en communisten waren niet bepaald goeie vrienden. Waarom sloot communist Corman zich dan aan bij een anarchist? En zegden de communisten over de POUM niet dat het een trotskistische partij was? Waarom stootte die POUM dan de trotskisten uit haar rangen? En waarom ging zo’n trotskist vervolgens bij de anarchisten aan de slag?
’t Is niet dat Péret daar politiek verloren loopt, want hij is een doorgewinterde activist. Wanneer hij in Spanje aankomt, is hij al lang politiek actief. Zijn militante activiteiten dateren al van 1927 en ze beperken zich niet tot zijn geboorteland. Hij militeert ook in Brazilië en Mexico.
In 1936 komt generaal Franco in opstand tegen de democratisch verkozen Spaanse regering. Jonge mensen allerhande snellen naar dat land om het tegen de troepen van de generaal op te nemen. Péret schrijft aan zijn kompaan André Breton: ‘J’ai une envie délirante de participer à la musique.’
Péret wordt met enkele anderen naar Spanje gestuurd door de Franse Parti Ouvrier Internationaliste (POI), om er de politieke stellingnames van de trotskisten te verdedigen. Dat lukt van geen kanten, want meteen ontstaan er spanningen met de plaatselijke kern; tactische disputen die vooral draaien rond de vraag of de trotskisten zich al dan niet met de antistalinistische POUM moeten vereenzelvigen.
Benjamin Péret is eerst nog actief in die POUM, waarvoor hij de Franse radio-uitzendingen verzorgt, maar wanneer die partij toetreedt tot de regering in Catalonië volgt de breuk. Aan André Breton schrijft hij: ‘Elke samenwerking met de POUM was onmogelijk, ze accepteerden wat graag mensen die zich rechts van hen bevonden, maar niet die aan hun linkerzijde. Ik heb beslist om toe te treden tot de anarchistische militie, en hier ben ik nu aan het front in Pino de Ebro.’
Franco wint en Péret vlucht. In juli 1938 werkt hij samen met Trotski aan het fameuze Manifest voor een Onafhankelijke Revolutionaire Kunst, waarover ik hier eerder al iets geschreven heb.
In 1940 moet hij dienst nemen in het Franse leger, maar daar wordt hij al gauw gevangen gezet, ook omdat hij in dat leger een trotskistische cel organiseert. Omdat de Duitsers winnen laten de Fransen hem weer vrij en hij vlucht naar Mexico, waar hij de plaatselijke afdeling van de trotskisten leidt en bevriend geraakt met Trotski’s weduwe, Natalia Sedova, waarmee hij nauw gaat samenwerken.
In 1947 vinden we hun beider naam onder een tekst die heet: De Vierde Internationale in Gevaar. De tekst verduidelijkt grote meningsverschillen met de leiding van die organisatie. Net zoals Natalia dat in 1951 zal doen, breekt Péret in 1948 met deze Internationale. Hij blijft evenwel politiek actief in een antistalinistische communistische groep en hij doet dat tot aan zijn dood in 1959.