Jean-Luc Dehaene is gestorven, “een groot Europeaan is heengegaan” luidt het zowat overal. Is het misschien toch toegelaten hierbij enkele kanttekeningen te plaatsen?
Jean-Luc Dehaene (Belgisch premier van 1992 tot 1999) hoort in het rijtje van politici die “groot” geworden zijn via de arbeidersbeweging, maar eenmaal gelanceerd, zich steeds beter gingen thuisvoelen onder bedrijfsleiders, bankiers en bestuurders van private ondernemingen. Er zit nogal wat symboliek in zijn overlijden tijdens een bezoek aan een fabriek van de Lotus-groep, één van de bedrijven waar hij bestuurder was.
Hij begon zijn carrière bij de studiedienst van het Algemeen Christelijk Werknemersverbond (ACW), en kon daardoor als burgerlijk politicus (bij de CVP, naderhand CD&V) blijven doorgaan voor “iemand van de arbeidersbeweging”.
De voorbije jaren werd dat iets moeilijker uit te leggen. Europarlementslid Dehaene inde als onafhankelijk bestuurder bij bierbrouwer Inbev royale vergoedingen en streek een fenomenaal aandelenpakket op (ter waarde van 5,3 miljoen euro in 2012); een beetje gênant als Inbev ondertussen de hakbijl zette in het personeelsbestand, maar Dehaene was ervoor bekend niet veel last van gêne te hebben.
De arbeidersbeweging als springplank voor een lucratieve persoonlijke carrière is natuurlijk niet zo uitzonderlijk. Tony Blair en Gerhard Schröder zijn bekende voorbeelden. Ook Wim Kok, ooit voorzitter van de Nederlandse vakbond FNV, kon neerstrijken in de pluche zetels van o.a. ING, Shell of KLM. Veel erger dan het persoonlijk gewin is echter het politiek gezag dat al te vaak binnen vakbonden toegekend wordt aan dergelijke figuren en hun partij. Wanneer het op politieke beoordelingen en verkiezingen aankomt krijgen ze vaak een totaal onterechte steun.
Het zou een hele vooruitgang zijn als dergelijke banden zouden geknipt worden tussen christelijke vakbond en christendemocratische partij, tussen socialistische vakbond en sociaaldemocratische partij. Daaraan werden we nog herinnerd bij de recente oproepen van hoge ABVV-verantwoordelijken om voor de sp.a of PS te stemmen. Een stem voor de PVDA werd zelfs expliciet als “onnuttig” bestempeld…
Was Dehaene een groot Europeeër? Op zijn palmares staat onder meer het ondervoorzitterschap van de conventie (2002-2003) die de “Europese grondwet” moest voorbereiden. Op geen enkele wijze bleek uit zijn optreden enige bekommernis om het “sociaal Europa” of om democratische waarden. Integendeel, tijdens de Europese verkiezingen van 2004 werd hem gevraagd wat hij dacht van een Belgisch referendum over de “grondwet”, zoals er een was in Frankrijk en Nederland. Opnieuw zonder enige gêne was zijn antwoord : “Ik zie niet in wat er democratisch is aan een referendum over een grondwet waar 90% toch niks van weet.”
Zijn andere grootse verwezenlijking zou het binnenloodsen van België in de euro zijn. Als men de grote weldaden ziet die deze verwezenlijking meebracht kan men op zijn minst sceptisch zijn. Nu ja, een van de grote inzichten van Dehaene was dat men zich met problemen pas moet bezighouden als ze zich stellen. Of als het te laat is…
Wie eenmaal de status van “staatsman” bereikt heeft, kan zich ongeveer alles permitteren, niemand zal wijzen op de ongerijmdheid van je uitspraken. Het meest absurde, en op de keper beschouwd meest stuitende, dat ik van hem gehoord heb was ergens een jaar of vijf geleden, toen hij lid (en zelfs ondervoorzitter) werd van de beweging Mayors for Peace, burgemeesters voor de vrede die zich tegen kernwapens uitspraken. Toen hem gevraagd werd waarom hij zich dan begin jaren ’80 niet verzet had tegen het plaatsen van Amerikaanse nucleaire kruisraketten in België, was zijn “ontwapenende” antwoord: “Jamaar, toen had ik nog niet gesproken met de burgemeester van Nagasaki…”
De man ruste in vrede. Maar voor wat mij betreft is de “grote erfenis die hij nalaat” (aldus gewezen commissievoorzitter Jacques Delors) van financiële en familiale aard, geen bijdrage tot een democratischere, socialere samenleving.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Ander Europa.