Kapitalisten en socialisten hebben zo hun lessen getrokken uit de Commune van Parijs van 1871. Van allebei kan het motto worden samengevat tot: “Dat nooit meer!”.
In de lente van 2014 heeft Dennis Bos een boek gepubliceerd over “de nawerking” gedurende meer dan 100 jaar. In Bloed en Barricaden – De Parijse Commune herdacht, beschrijft hij de enorme invloed die deze volksopstand vooral op de linkse beweging heeft gehad.
Vooruitstrevend
Begin 1871 werd Parijs belegerd door Duitse troepen. De Franse regering capituleerde. Ze sloot een overeenkomst waarin onder andere de Franse kanonnen aan de Duitsers zouden worden overgedragen. De Parijse bevolking en eenheden van de Nationale Garde lieten dat niet toe. Ze kwamen in opstand. De Franse regering, onder Thiers, vluchtte naar Versailles. De Duitsers hielden zich vooralsnog afzijdig. De stad organiseerde razendsnel verkiezingen en op 28 maart werd de Commune officieel afgekondigd.
De Commune nam tal van vooruitstrevende maatregelen. Enkele voorbeelden daarvan zijn:
Het staande leger werd vervangen door een volksmilitie.
Kerk en staat werden gescheiden.
Huurschulden bij huisjesmelkers werden kwijtgescholden.
Nachtarbeid van bakkers werd afgeschaft
De Commune zou 72 dagen standhouden. Toen werd ze vermorzeld door de troepen van Thiers. Met stilzwijgende instemming van de Duitsers. De laatste week van mei 1871 werd bekend als De Bloedweek. Na felle gevechten rond opgeworpen barricaden zegevierde de Franse elite over het revolutionaire Parijs.
Reactie
De Franse elite was woedend. Hun bezit en voortbestaan was ernstig bedreigd geweest. Zij bracht het ‘Dat nooit meer!’ onmiddellijk en onverbiddelijk in praktijk. Duizenden overwonnen communards werden standrechtelijk doodgeschoten en tienduizenden werden gevangen genomen.
Weliswaar had de Commune ook bloed aan haar handen. Tijdens haar bewind waren ongeveer 70 gegijzelde tegenstanders, waaronder twee generaals en een bisschop, vermoord. Maar dat stond in geen verhouding tot de ruim 20.000 communards die door Kapitaal – Kerk – Kazerne werden afgeslacht. Bovendien werden nog eens 40.000 communards gevangen genomen en deels verbannen naar verre oorden als Nieuw Nieuw-Caledonië, waar alsnog velen stierven.
Dik maar leesbaar
Dennis Bos is historicus en specialist als het gaat om de Commune van Parijs. Hij bestudeert al jaren hetgeen zich in 1871 in Parijs heeft afgespeeld én hoe dat is overgeleverd. Vooral over dat laatste gaat zijn nieuwe boek Bloed en Barricaden – De Parijse Commune herdacht. Met veel gezag en feiten laat hij zien wat de nawerking van de Commune is geweest, in het bijzonder binnen de linkse beweging. Dennis heeft enorm veel herdenkingen, manifesten, brochures en boeken bekeken en bezien op waarheidsgehalte, mythologisering, legendevorming en betekenis in latere tijden. Bloed en Barricaden telt 749 bladzijden, waarvan 80 pagina’s bestemd zijn voor het notenapparaat en 35 voor gebruikte bronnen. Een register van 10 pagina’s maakt dat je alle voorkomende personen gemakkelijk kunt vinden. Dennis Bos weet waarover hij het heeft.
En hij weet dat wat hij weet ook heel goed te verwoorden. Het is een dik maar uiterst leesbaar boek geworden.
Een voorbeeld van het literaire vermogen van Dennis is de passage waarin hij het prototypische portret van “de bolsjewistische zeeman” schetst: Hij was vooropgegaan bij alle arbeidersdemonstraties tegen het oude regime, had in oktober 1917 in de eerste rijen het Winterpaleis bestormd en vervolgens op alle fronten de nieuwe proletarische republiek verdedigd.
Van de bevroren vlakten bij Moermansk tot het brandend zand van de Kaspische kust, overal had “the wind of liberty” langs de open kraag van zijn matrozenkiel gestreken. Het wapenschild van de Sovjetrepubliek hadden deze zilte helden van de opstand trots op hun gebruinde onderarm laten tatoeëren, in de wetenschap dat dit merkteken in geval van gevangenneming door de Witten onherroepelijk de dood betekende.
Bloed en Barricaden is voor iedereen met interesse in de geschiedenis van de arbeidersbeweging vanzelfsprekend van belang. Want wat is de erfenis van de Commune van Parijs? Hoe is die opstand beoordeeld? Welke lessen zijn er uit geleerd? Kloppen die wel? Kunnen we er nog wat mee?
Te aardig
Het “Dat nooit meer!” van de linkse beweging had in tegenstelling tot dat van de Franse elite juist betrekking op de nederlaag van en de geweldige slachtpartij na de Commune. Links wilde natuurlijk wél een revolutie en het volk aan de macht. Elke herdenking en terugblik, en Dennis Bos behandelt er vele, was een aanklacht tegen de wreedheid en meedogenloosheid van de heersende klasse. Daartegenover werden de opofferingsgezindheid en heldenmoed van de communards luid bejubeld. Maar er werd ook gekeken naar de “fouten” die de Commune had gemaakt, waardoor ze uiteindelijk kon worden verslagen. Grofweg kwam de kritiek erop neer dat de Commune sneller en vooral harder had moeten optreden. Ze had in de strijd méér initiatief moeten tonen en minder sentimentaliteit. De Commune was te aardig geweest. Als dank hadden de gespaarde rijken tienduizenden eenvoudige mannen, vrouwen en kinderen massaal over de kling gejaagd. Dat nooit meer, dus.
Inspiratie
Dennis Bos behandelt zo ongeveer alle linkse voormannen en voorvrouwen die ooit iets over de Commune te berde hebben gebracht. Marx, Engels, Kropotkin, Lenin, Luxemburg, ze komen allemaal aan bod. Met enige ironie laat hij zien waar ze meer aan legendevorming deden dan aan “waarheidsvinding”. Hij wijst vooral op het overdrijven van het aantal slachtoffers en het zwelgen in het “heldhaftig sterven” op de barricaden.
Dennis maakt overtuigend duidelijk hoe enorm groot de rol is geweest van de ervaringen van de Commune én de mythologisering ervan in tal van latere revoluties. In Rusland in 1917, in Duitsland in de 20er jaren, in China, Vietnam en Cambodja in de sixties en seventies. Dennis Bos voert ons mee over de hele wereld. Het is overigens niet alleen hardvochtigheid ten opzichte van tegenstanders die naar voren komt. De Commune was een rijke bron van inspiratie, ook als het ging om bijvoorbeeld het perfectioneren van de tactiek van het barricadegevecht, of het militariseren van de revolutie, of het toepassen van politieke pornografie in de propaganda-oorlog.
Dennis weet onverbloemd waar te maken dat hij een wetenschapper is die zich bezig houdt met “de verbeelding van geweld en erotiek in de politieke cultuur van het socialisme”. En hij doet dat in een ronduit bloemrijke stijl.
Nieuwe wegen
Mankeert er nog wat aan Bloed en Barricaden? Niet veel. Soms dreigen enige wijdlopigheid en het grote aantal gegevens de lezer wellicht wat te vermoeien. Hier en daar dreigt herhaling. Maar de boeiende schrijftrant en toch steeds weer nieuwe feiten en inzichten houden het lezen gaande. De goedgekozen illustraties zijn zeker een plus. De vormgeving en redactie zijn goed verzorgd. Al eerder is gewezen op het omvangrijke notenapparaat, de ruime bronvermelding en het overzichtelijke register. Drukfouten komen nauwelijks voor; met een verkeerd jaartal op de pagina’s 348 en 416 heb je de ergste wel gehad.
Desalniettemin wringen de laatste bladzijden van het boek. Inhoudelijk. Na alle wetenschappelijke nuchterheid komt Dennis plots met enkele ontboezemingen. Hij stelt: “Sinds de ondergang van de Commune in de Bloedweek van mei had de door Marx geïnspireerde vleugel van het socialisme zich ontwikkeld in de richting van een volstrekt tandeloos reformisme enerzijds en een zijn eigen kinderen verslindende dictatuur anderzijds. De terroristische vleugel van het anarchisme kon inmiddels bogen op een rijke martelaarstraditie en een angstaanjagend imago in burgerlijke huiskamers, maar ook dat had vooralsnog bitter weinig reële terreinwinst opgeleverd.”
Dat Dennis weinig op heeft met wat socialisten, communisten en anarchisten na de Parijse Commune hebben uitgespookt, is begrijpelijk. Ook volgens Pierre Rousset, spreekbuis van de trotskistische Vierde Internationale, hebben de grote revoluties van de 20e eeuw inmiddels hun dynamiek verloren. Maar dat Dennis daar nu de Kabouterbeweging en Oranje Vrijstaat van rond 1970 tegenover stelt, is toch wel verbijsterend. Hij noemt de oprichting daarvan “een geniale zet”, “die de politieke legitimiteit van het Koninkrijk der Nederlanden fundamenteel betwistte”, “een uitermate creatief en oorspronkelijk antwoord … op de dilemma’s die de socialistische beweging sinds de ondergang van de Commune een eeuw eerder verdeeld hielden.”
Het mag dan geen sinecure zijn om voor links nieuwe wegen te vinden, het helpt ook niet om te vluchten in kortstondige oprispingen zoals De Kabouters en Oranje Vrijstaat (en Occupy?). Bewegingen die het nog geen jaar volhielden en niets nalieten. Ook geen nieuwe ellende, dat is waar. Maar de oude ellende van uitbuiting en onderdrukking blééf wél.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Grenzeloos.