De onderhandelingen (quasi volledig achter de schermen) tussen de Britse premier David Cameron en de Europese Unie over de voorwaarden van het Britse lidmaatschap, in de aanloop naar het Brexit-referendum, naderen hun ontknoping. Cameron blijft hameren op het beperken van de immigratie uit andere lidstaten van de EU, in de praktijk vooral van goedkope arbeidskrachten uit Oost- en Centraal-Europa.
Daartoe wil hij de sociale voordelen voor die immigranten beperken, ook voor werkende immigranten (want de overgrote meerderheid komt echt wel om te werken). Immigranten uit de EU zouden pas na vier jaar werken in het Verenigd Koninkrijk aanspraak kunnen maken op bepaalde sociale voordelen voor werknemers. Het gaat dan bijvoorbeeld om belastingverlagingen voor werknemers met een laag loon, huursubsidies en dergelijke. Het verhaal is dat die sociale voordelen voor werkenden (“in work benefits”) verantwoordelijk zijn voor de grote instroom van Europese migranten in Britse lageloonbanen.
De Oost-Europese lidstaten zijn niet gediend met de voorstellen van Cameron.
De voorstellen van Cameron voeren een regelrechte discriminatie in op basis van de nationaliteit, wat haaks staat op de principes van het vrij verkeer van werknemers in de EU. Cameron wil hier een mouw aan passen door de beperking ook te laten gelden voor Britten die voor het eerst op de arbeidsmarkt komen (jongeren, Britten die in het buitenland verbleven,…). Maar niet veel juristen menen dat de Europese regels dan inderdaad gerespecteerd worden: werknemers uit Oost-Europa die in hun eigen land reeds gewerkt hebben moeten immers net zo behandeld worden als Britten die in Groot-Brittannië reeds op de arbeidsmarkt actief waren, niet als nieuwkomers.
Het is interessant te horen hoe over deze gevoelige kwestie in de Europese elites wordt gepraat. Zo verklaarde Donald Tusk, de Voorzitter van de Europese Raad en een oud-premier van Polen: “Er zijn bepaalde redenen waarom het Oostelijk deel van Europa er toe neigt de voorwaarden van Cameron te aanvaarden. Ik ben daar zeker van. Ik bedoel geopolitieke redenen. Maar we hebben meer problemen met advocaten. Het is een legaal probleem – die vier jaar voor sociale voordelen voor werkende mensen. Het legaal aspect is het moeilijkste, niet het gebrek aan compromisbereidheid tussen de lidstaten“. Met andere woorden: de rechtse regimes in Centraal- en Oost-Europa die vooral Atlantisch denken willen Groot-Brittannië absoluut in de EU houden, ook als hun landgenoten op het eiland daarvoor moeten bloeden. Jammer van die Europese regels en principes die een deal in de weg staan! En dat uit de mond van de “Europese president”.
Pieter Cleppe, de baas in Brussel van de Britse neoliberale denktank Open Europe, zei het brutaler: “(…) als ze oostwaarts kijken, naar het opnieuw assertieve Rusland, en ze moeten kiezen tussen het houden van het Verenigd Koninkrijk in de EU of het opofferen van een paar luie Polen in Groot-Brittannië, wel, dan is de keuze snel gemaakt” (in The Telegraph).
Cleppe heeft zich achteraf verontschuldigd voor de uitdrukking “luie Polen”, maar het is wel betekenisvol. Want de stereotiepe Pool is helemaal niet lui. Maar als ze in die kringen hun misprijzen willen uitdrukken voor gewone mensen is alles goed, zolang het maar “onder ons” en “achter de schermen” blijft.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Ander Europa.