Het gaat goed met de Britse economie, althans de cijfers zijn goed. Dit jaar voorziet Londen een stijging met drie percent van het nationaal product. Het probleem is dat een meerderheid van de Britten daar niets van merkt. Hun koopkracht gaan achteruit, en daardoor dalen de inkomsten van de staat. En daardoor komt het tekort van de begroting boven vijf percent, meer dan in “probleemlanden” als Italië, Frankrijk en zelfs Griekenland. Een Brits model? Niet voor alle Britten.
Eén cijfer moet de indruk wekken dat de Britse Conservatieve regering van Cameron gelijk had met haar snoeiwerk in het budget. De dogmatische minister van Financiën George Osborne (foto, met Cameron) wou het begrotingstekort door drastische besnoeiingen in o.m. de sociale uitgaven en de toelagen aan lokale en regionale besturen ongedaan maken. Op 3 december moest hij toegeven dat hij in dat opzet compleet mislukt is. Het evenwicht werd beloofd voor 2015, het wordt nu 2018.
Dogma’s
De oorzaak is simpel: de inkomsten liggen ver beneden de verwachtingen. Er is nochtans economische groei? Maar een belangrijk deel van de Britse bevolking is door al die besnoeiingen in de uitgaven gevoelig armer geworden en betaalt daardoor dan ook minder belastingen. En dus krijgt de schatkist van die bevolking gevoelig veel minder geld.
Men moet een neoliberale dogmaticus zijn om dat niet te voorzien. Maar de neoliberale dogma’s maken blind, want Osborne en Cameron volharden in de boosheid. Dat tekort moet teruggedrongen worden, maar niet door de inkomsten op peil te houden, wel door harde besnoeiingen.
De sociale uitgaven werden sinds 2010 met een zevende ingekrompen, de overheidsinvesteringen daalden met 8 percent. Justitie zag haar budget verminderen met 29 %. Er werd daarnaast op grove schaal gesnoeid in de budgetten van de lokale overheden die daardoor veel minder diensten kunnen verlenen. In de lokale overheidsdiensten werden een half miljoen arbeidsplaatsen opgedoekt. Sommige diensten werden daardoor privé en meteen veel duurder.
Sober. Arm.
Onder druk van die werkelijkheid – een begrotingstekort van 5,3 %, veel hoger dan het gehoonde Frankrijk – heeft minister Osborne dan toch gekozen voor grotere belastingdruk. Met de verkiezingen in zicht, kondigde hij hogere belastingen aan voor de banken en multinationals in de sector van de nieuwe technologieën – die nu praktisch niets betalen. Die maatregelen zijn meer symbolisch dan wat anders.
Maar de werkloosheid is echter sterk gedaald, tot 6 percent, voert de verdediging van het regeringsbeleid aan. Toch dalen de overheidsinkomsten. Want achter dat cijfer van 6 percent, schuilt een andere werkelijkheid: miljoenen mensen met werk, hebben noodgedwongen slechts halftijds of nog minder werk, velen zijn valse zelfstandigen geworden, andere werken in het stelsel van de ‘nul uur-contracten’ wat soms lange periodes zonder werk inhoudt. Wat die mensen verdienen is zo weinig dat ze er geen belastingen kunnen van betalen.
Er is een enorme massa van ronduit arme arbeiders. Er zijn naar schatting rond 5 miljoen werknemers die minder dan 9 euro per uur verdienen. De voortzetting van het ‘soberheidbeleid’ zal die groep nog groter maken.
Zelfs de traditionele steunpilaren van de Conservatieven, namelijk de patroons, zien de voortzetting van het harde soberheidbeleid niet zitten. Het rechtse The Economist vindt dat het beleid van Osborne “te ver gaat”. John Crindland, voorzitter van de patronale organisatie CBI vindt dat het nu wel genoeg is en roept op tot een groot plan voor investeringen in de infrastructuur. Dat is wel niet nieuw. In 2012 riep de CBI op om het geld dat de overheid bespaarde door lagere sociale uitgaven, te besteden aan een beter wegennet. Een goede zaak voor ondernemers in die sector, en “omdat die infrastructuur belangrijk is voor de ondernemingen”, aldus Cridland.
Gul
Cameron en Osborne blijven toch bij soberheid zweren. Maar niet voor iedereen. De aangekondigde belastingen voor banken en co stellen weinig voor, zij moeten alleen maar de indruk geven dat die niet gespaard worden.
De Britse overheid blijft echter bijzonder gul voor de ondernemers. Dat is bij voorbeeld flagrant in de sector van de geprivatiseerde spoorwegen, een schoolvoorbeeld hoe negatief privatiseringen voor de samenleving kunnen zijn. De dienstverlening ging achteruit, de prijzen schoten de hoogte in, maar de privébedrijven krijgen volop overheidsgeld: de vijf grootste maatschappijen kregen tussen 2007 en 2011 (dus ook onder Labour!) ca 4 miljard euro subsidies. Zodat de aandeelhouders toch een flink dividend konen opstrijken. Het is klein bier vergeleken bij de ca 1200 miljard euro die de regering Cameron besteedde om de banken weer vlot te krijgen.
De gulheid zit ook in kleine dingen. Zoals de zogenaamde elitescholen waar de elite zonen en dochters naartoe sturen en waar vooral zeer middelmatige gediplomeerden worden afgeleverd. De scholen staan bekend als zeer duur. Maar vele ervan staan officieel geboekt als liefdadigheidsinstellingen en genieten daardoor belastingvoordelen.
Labour?
Ten laatste in mei 2015 zijn er verkiezingen. Labour belooft een soft soberheidsbeleid, een light versie van het huidig beleid. Maar de kans is gering dat Labour daarmee veel kiezers zal kunnen overtuigen, De Labourregeringen van Blair en Brown hebben jarenlang een beleid gevoerd dat in wezen niet zoveel verschilde van dat uit de Thatcherjaren. En nu is de keuze soberheid ‘soft’ of ‘hard’.
Niet alleen de Conservatieven dreigen veel kiezers te verliezen aan het nog rechtsere UKIP, ook Labour loopt het risico dat veel van zijn mogelijke kiezers voor UKIP bezwijken. Of gewoon thuis blijven.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Uitpers.