Een prikkelende binnenkomer uit 1672: “Het uiteindelijke doel van de politiek is niet om te heersen of te dwingen, maar om te bevrijden van vrees en de mensen in staat te stellen naar lichaam en geest veilig te functioneren. Het doel van de politiek is de vrijheid.” (1) Getekend: Benedictus de Spinoza (1632-1677). Aangehaald door Jasper Schaaf in Het speelveld van de vrijheid. Marx, Spinoza, overwegingen over vrijheid en macht.
Zijn boek typeert Jasper als “werk in uitvoering”, zoiets als: nog niet af, er wordt aan gewerkt. Mede op zijn verzoek, toch graag gelezen. Het bevat twee essays. Aangevuld met een viertal artikelen zullen ze een afronding krijgen in de publicatie van een bredere filosofische studie over de betekenis van het denken van Marx en Spinoza over macht en vrijheid. Een voorstudie dus met een open opzet die van de lezer(es) wel aardig wat voorkennis veronderstelt en door het vrijwel ontbreken van verbindingen met de tijd ‘na Marx’, zeg de twintigste eeuw, af en toe onwerkelijk is. Niettemin, een boeiende speurtocht.
Vereniging
De grondslag voor de politiek is bij Spinoza een zodanige leiding aan de burgers “dat zij vrijwillig doen wat het beste voor hen is”. (2) Het volk (massa, menigte) draagt zijn macht en recht over aan een staat die niet op alleenheerschappij (monarchie of dictatuur) rust of op een bestuur van regenten (aristocratie), maar op een vorm van democratie. Een volksregering die gericht is op een maatschappelijke ordening die spreiding van en controle op de macht mogelijk maakt, te beschouwen als een samenvoeging van ‘deelmachten’.
In deze staat scoort de vrijheid van mening, geweten, kunst en wetenschap zeer hoog, een ware deugd en een bron van vooruitgang. Maar met name de vrijheid van spreken vindt in haar praktische uitwerking de begrenzing van de ordende taak die de staat is toebedeeld, zij het dat de menselijke geest zich niet laat knechten en aan de macht blijft deelnemen. Naarmate dat gebeurt in ‘zielsvereniging’ bij nood, en mensen hun krachten bundelen, wint hun tegenmacht aan effectiviteit.
Spinoza is één van de filosofen die Marx (1818-1883) heeft geïnspireerd. Voor beiden behoort vrijheid tot het hoogste goed, zonder absoluut te zijn. Dat betekent dat de mate van vrijheid in een situatie altijd samenhangt met wat eraan voorafging, de omstandigheden van vandaag en de verwachtingen van morgen. Schaaf: “Vrijheid is altijd contextueel.” (3) Een intrigerende stelling in een tijd dat de vrijheid van meningsuiting zo scherp in het geding is en actuele vragen oproept als: wat is het doel van een in de openbaarheid gebrachte mening, wat is het effect; is het beoogde doel en is het gewenste effect bereikt.
Voor Marx is vrijheid historisch en maatschappelijk gesitueerd en voor een concreet oordeel is een analyse van de machtsverhoudingen vereist. Gegeven de inrichting van het arbeids- en productieproces door het kapitaal is vrijheid gelijk aan bevrijding van onderdrukking en uitbuiting. Nooit in één klap te realiseren, wel in voortdurende beweging en gericht op permanente uitbreiding. Nooit automatisch, wel onder bewuste voorwaarden. Waartoe? Om de wereld te veranderen. Hoe? Door vereniging van de ‘proletariërs’.
Bevrijding
Hoewel Marx geen afzonderlijke analyse over de staat ontwikkelde, is er een boekenkast vol geschreven over zijn, samen met Engels opgestelde, formule ‘veroveren en vervolgens afsterven van de staat’. Een voorwaarde voor de uiteindelijke vestiging van een op vrijheid gebaseerde klasseloze samenleving.
Met name Bakoenin (1814-1876) betwijfelde sterk dat de (tijdelijke) overname van de dwangstaat de noodzakelijk geachte bevrijding zou stimuleren. Zette het proces van afsterven de afschaffing van de staat op een ongrijpbaar lange termijn? Een vraag die na de 72 dagen durende Parijse Commune in het voorjaar van 1871 leidde tot uitgesproken verschillende, tot vandaag geldende, opvattingen in de arbeidersbeweging.
De bloedig neergeslagen volksmacht bracht Marx tot de conclusie dat de arbeidersklasse de kant-en-klare staatsmachine niet kan overnemen en in haar belang in beweging brengen. Schaaf: “Blauwdrukken en zeker de oude orde van de macht, zijn niet de vorm van de nieuwe.” (4) Marx’ tegenstrever Bakoenin herhaalde: “Wij zijn van mening dat de noodzakelijk revolutionaire politiek van het proletariaat de vernietiging van de staten tot onmiddellijk en enig doel moet hebben.” (5)
Schaaf behandelt het klassieke debat tussen Marx en Bakoenin, dat ze overigens niet rechtstreeks voerden, nauwkeurig. In beide visies stagneert de ‘negatie van de negatie’: de staatsmacht ontnemen aan het kapitaal en omvormen tot een ‘vrije volksstaat’ die de productiemiddelen in handen van de producenten stelt. Marx heeft onvoldoende oog voor de overgangsfase van arbeidersstaat naar arbeiderszelfbestuur, Bakoenin onderschat zowel de weg naar als na de vernietiging van de staat.
Interessant is de benadering van Schaaf van dat ‘onvoldoende oog’. In plaats van het (gebruikelijke) verwijt aan Marx de problemen bij de opbouw van het socialisme onderbelicht te hebben (verwaarlozing van de ‘subjectieve factor’ bijvoorbeeld), wijst Schaaf op de openheid van Marx’ analyse. Geen profetie, geen oplossing, geen bepaalde uitkomst, geen garantie. Schaaf: “Wanneer voorwaarden voor verandering aanwezig zijn hoeft dit niet tot verbetering te leiden. Er kan ook chaos, zeer langdurige crisis (enzovoort) ontstaan. Er moeten politieke voorwaarden vervuld worden om ‘de wereld’ te kunnen veranderen en ‘het loonsysteem’ af te schaffen.” (6)
Deze relativerende conclusie verdient het toegepast te worden op de ervaringen van de Sowjet-Unie en bijvoorbeeld de DDR. Op een enkele pagina komen de daar heersende ‘versteende’ vrijheid ter sprake en de onvoldoende rechtvaardiging van de verschuiving van het rijk der vrijheid naar een toekomst. Maar daar blijft het, wat onwerkelijk, bij. Schaaf had een poging kunnen doen de uiteindelijke dwangstaat te verbinden aan de mogelijk geremde en uitgebleven afsterving, of bijvoorbeeld aan de ontbrekende politieke voorwaarden. Een suggestie voor de aangekondigde, brede studie.
Jasper Schaaf, Het speelveld van de vrijheid. Marx, Spinoza, overwegingen over vrijheid en macht, 2014. Uitgever Damon, Budel. Zie ook: www.jasperschaaf.nl .
Noten:
1) pag. 114
2) pag. 33
3) pag. 19
4) pag. 45
5) pag. 45
6) pag. 141
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Solidariteit.