Ik haal Reis naar het einde van de nacht uit de kast, een boek dat ik een kwarteeuw geleden gelezen heb. Er valt een vergeeld stuk papier uit, een interview met François Gibault, de biograaf van auteur Louis-Ferdinand Céline. Zegt de biograaf: ‘Je kunt heel goed de schrijver Céline bewonderen en niet zijn meningen delen.’ Dat is ook de mening van Sartre, lees ik in datzelfde artikel: ‘Sartre heeft altijd volgehouden dat, ondanks het antisemitisme, hij een grote bewondering had voor Céline. Dat heeft hij ook na de oorlog gezegd in vele interviews. In een artikel van 1948 schrijft hij: “Als er één schrijver overblijft van onze literatuur, zal dat waarschijnlijk Céline zijn.”
Vooraan in het boek heb ik toen iets geschreven. Er staat: ‘Zie ook Trotsky on Literature and Art. Op p.191’. Ook dat boek haal ik uit de kast. Daarin lees ik dat de Russische revolutionair Leon Trotski bij de eersten was om het literaire genie van Céline te herkennen.
Reis naar het einde van de nacht verschijnt in 1932. In die tijd verblijft Trotski in Turkije, waar hij door Stalin naar verbannen werd. Het is daar dat hij de roman leest en er een essay over schrijft. De eerste versie is klaar op 10 mei 1933, in Frankrijk vervolmaakt hij het stuk en in oktober 1935 wordt het gepubliceerd in het Amerikaanse tijdschrift Atlantic Monthly.
In dat essay zegt Trotski wat Sartre ook zegt. Céline is een blijver: ‘Louis-Ferdinand Céline kwam de literatuur binnengewandeld zoals andere mensen hun eigen huis binnenstappen. Deze volgroeide mens, die als geneesheer en als kunstenaar over een enorme hoeveelheid waarnemingen beschikt, heeft met een soevereine onverschilligheid tegenover het academisme, en met een buitengewoon instinct voor intonaties van het leven en de taal, een boek geschreven dat overeind zal blijven staan (…).’
Trotski plaatst Céline tegenover de Franse staatsman Poincaré en daarmee de Dorpsstraat tegenover de Wetstraat, zoals dat in Vlaanderen heet. In zijn boek ontmaskert Céline — een dokter uit de Dorpsstraat — het ideologische bouwwerk van de Wetstraat: ‘Céline toont wat er is.’ (…) ‘Hij stelt zich niet tevreden met het leven te ontkleden, hij stroopt er de huid vanaf’. De kritiek die Céline neerpent is snoeihard: ‘Met artistieke procedés bevuilt hij stap voor stap alles wat gewoonlijk hooggeacht wordt: de gevestigde sociale waarden, vanaf het patriottisme tot en met de persoonlijke liefdesrelaties. Alle aspecten van het idealisme zijn alleen maar bekrompen instincten omzwachteld met grote woorden.’ Céline lijkt welhaast een revolutionair, schrijft Trotski, maar hij ‘wil er geen zijn. Hij wil de maatschappij niet heropbouwen, wat volgens hem een hersenspinsel is. Hij wil alleen maar het prestige vernietigen dat rond alles hangt wat hij verafschuwt en hem kwelt.’ Het pessimisme van Céline zou een springplank naar een revolutionaire artistieke onderneming kunnen zijn, maar dan moet er wel een bijkomende stap gezet worden. Céline vindt die stap zinloos.
Trotski wijst ter zake op het tweeslachtige karakter van de literatuur. Net zoals de pers, het onderwijs en de moraal, maakt literatuur deel uit van de heersende ideologie, maar doordat er verbeelding aan te pas komt heeft literatuur ook een kantje dat niet helemaal door de ideologie bezet wordt. Je kunt zeggen dat de literaire verbeelding scheurtjes in de ideologie zichtbaar maakt. Die scheurtjes worden ook zichtbaar in de stijl: ‘In de muziek van dat boek zit er een dissonant die zwanger is van betekenis. Door niet alleen het heden te verwerpen, maar ook wat ervoor in de plaats moet komen, geeft de kunstenaar steun aan wat er is. In dat opzicht is Céline willens nillens een bondgenoot van Poincaré. Maar omdat hij de leugen ontmaskert, benadrukt hij tegelijk de noodzaak van een meer harmonieuze toekomst. Zelfs als Céline oordeelt dat er niets goeds uit de mens kan voortkomen, dan nog bevat de intensiteit van zijn pessimisme er het antigif tegen.’
Louis-Ferdinand Céline, Reis naar het einde van de nacht. Met tekeningen van Jacques Tardi. Uitg. Amsterdam Van Oorschot. 1989. / Leon Trotski, Celine and Poincaré: Novelist and Politician in Leon Trotsky on Literature and Art. Uitg. New York, Pathfinder Press. Tweede druk 1977.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op De Laatste Vuurtorenwachter.