“Wil je de klassen en hun strijd niet meer? Je zal het plebs en wetteloze massa’s krijgen. Wil je niet weten van de volkeren? Je zal meutes en stammen krijgen. Wil je geen partijen? Je zal het despotisme van de openbare mening krijgen.”
Uit Éloge de la politique profane, Daniel Bensaïd
Het is nu nog te vroeg om alle gevolgen van de gebeurtenissen van de laatste dagen in te schatten maar we moeten het in ieder geval juist inschatten. We hebben een historisch moment beleefd. Eerst en vooral door de kracht en het massale karakter van de betogingen van zaterdag 10 en zondag 11 januari. Bijna vijf miljoen mensen hebben tijdens die twee dagen tegelijkertijd betoogd in alle delen van het land, dat is nog nooit gebeurd.
Ondanks allerlei verwarring waren deze betogingen, zoals de reacties en het gedrag van de mensen toonden, een sterk moment van menselijke verbondenheid. De mensen praatten met elkaar, hielpen elkaar om ondanks de druk van de bijeengekomen massa, vooruit te stappen. Het waren scènes – weliswaar van korte duur tijdens die zaterdag en zondag middag – die ons herinnerden aan bepaalde momenten tijdens de betogingen van 1995 of van 1968 waarin solidariteit het overheersende thema was.
Het aantal betogers benaderde de 5 miljoen, de meerderheid van de betogers waren loontrekkend; er waren ook veel jongeren. Het ging om betogingen van het volk, in het centrum van de stad maar ook in een groot deel van de volkswijken aan de rand. Het waren geen “sociaal vakbond” of “sociale strijd” betogingen, maar toch was het duidelijk een maatschappij die zich mobiliseerde. Men kan het betwijfelen, maar het was vooral het “volk van links” dat was verzameld. In die verbondenheid tegen de barbarij en de terreur, voor de democratische vrijheden, de vrije meningsuiting, waren er ook bordjes en tekens tegen elke vorm van racisme – zowel het antisemitisch als het antimoslim racisme. En de alomtegenwoordige slogan “Nous sommes tous Charlie” ( wij zijn Charlie) moet niet verkeerd worden begrepen. De miljoenen mensen die deze slogan overnamen, drukten op die manier niet een steun uit aan de politieke lijn van het blad – de grote meerderheid die “Wij zijn allen Charlie” riepen, kende het blad min of meer, maar lazen het niet.
“Wij zijn allen Charlie” is uitgebarsten als een kreet van menselijke solidariteit tegen de moorden. Dit werd op verschillende manieren uitgedrukt. Het idee van een “Charlie arbeider” – die de solidariteit met de vermoorde journalisten verbindt met de noodzaak om te mobiliseren voor de verdediging van de sociale rechten – werd zelfs geopperd.. Men kan over de formule debatteren maar er zit een juiste gedachte achter, namelijk het uitdiepen van de eigen lijn: een democratische en sociale inhoud geven aan de verontwaardiging en de emotie.
Het is die diepe beroering in de maatschappij die tot uitdrukking kwam vanaf 7 januari. De antikapitalisten moeten erbij zijn en het gesprek aangaan met de miljoenen medeburgers die hieraan deelnemen. Het waren geen reactionaire betogingen; ze werden niet overheerst door de Nationale Eenheid, door een veiligheidsbeleid of door de antisociale maatregelen die de regering net aankondigde. De maatschappij is spontaan en met heel wat verwarrende aspecten, in beweging gekomen in een progressieve zin. Dat is het vertrekpunt van onze overdenkingen en het is in dit raamwerk dat we de problemen die zich stellen moeten onderzoeken.
Eerste probleem: de Nationale Eenheid.
Wij hebben alle operaties van Nationale Eenheid zowel door Sarkozy als door de manoeuvres van Le Pen, terecht aangeklaagd. We hebben nog sterker de “internationale satrapen” aangeklaagd die de operatie van promotie van het franse imperialisme en de diverse imperialistische coalities vanwege Hollande hebben gesteund. Het is echt een schande dat Netanyahou, Bongo, Orban en andere moordenaars waren uitgenodigd op die betoging. Geen gezamenlijke oproep met Hollande, de PS, de UMP, geen positie aan de kop van de betoging, geen gezamenlijke organisatie, geen “presidentieel” rendez-vous. Het valt op te merken dat Jean-Luc Mélenchon en de Front de Gauche eerst die operatie steunden, maar zaterdag namiddag hebben ze hiervan afstand genomen omdat dit hen teveel compromitteerde. Wijzelf hadden ook deze kritiek maar we hadden meer prioriteit moeten geven aan de solidariteit met de miljoenen betogers. Want niemand was dupe van het manoeuvre: de mensen zijn op straat gekomen maar niet tot steun aan de politici. Wat hen zal bijblijven, is de massa van de deelnemers en niet het kleine groepje van de heersers in deze wereld.
Tweede probleem: de gebrekkige aanwezigheid van de arabo-musulmaanse jeugd.
Tienduizenden mensen van Frans Algerijnse, Marokkaanse of Tunesische afkomst, waren aanwezig met een groot aantal vlaggen van de Maghreb landen bijvoorbeeld. Maar de meerderheid was niet aanwezig. De “lijn” van Charlie Hebdo heeft hierbij een afstotende uitwerking; zo is er het gevoel dat er inzake repressie twee maten en twee gewichten worden gehanteerd (Dieudonné werd veroordeeld, Zemmour niet). De zwakke mobilisatie in Marseille wijst ook op die ongelijke mobilisatie. Er bestaat een reële kans op een breuklijn. Dat gevaar – en het is een van onze prioritaire taken – moet kost wat kost bestreden worden. Eerst en vooral door te strijden tegen de besparingen en hun gevolgen voor de armen, de minst bevoorrechten uit onze volkswijken. Door de strijd voor gelijke rechten en in de eerste plaats voor het stemrecht voor vreemdelingen. De revolutionairen moeten het voortouw nemen tegen de islamofobie; alle uitingen van racisme moeten aangeklaagd worden. Het recht voor moslims op hun eigen religieuze praktijk, moet verdedigd worden, de moskeeën moeten verdedigd worden tegen aanvallen. De arbeidersbeweging en de democratische beweging moet aan de zijde van de moslims staan. Om te beginnen moeten er concrete voorbeelden van solidariteit zijn zoals hulp op school voor de jongste leerlingen. De arabische moslim bevolking moet verdedigd worden wanneer ze wordt aangevallen omdat ze arabisch of moslim is.
Wij zijn tegen elke racisme en ook tegen antisemitisme. Nu meer dan ooit moeten we het verschil duidelijk maken – en dat is moeilijk – tussen enerzijds de zionistische politiek van de staat Israël en anderzijds de joodse bevolking die ook moet verdedigd worden tegen elke aanval, wanneer die aanval gebeurt omwille van hun joods zijn.
Derde probleem: toenemende repressie
De Franse regering wil de huidige gebeurtenissen te gebruiken om het wettelijk arsenaal van het “antiterrorisme” uit te breiden door vrijheidsberovende wetten naar het voorbeeld van de Patriot Act doorgedrukt in Washington na 11 september. De inzet ervan is van groot belang: men bestrijdt het terrorisme niet door de fundamentele rechten en vrijheden aan te vallen. De arbeiders en democratische organisaties moeten zich verzetten tegen alle regeringsmaatregelen die in die richting gaan. Ze moeten dus absoluut weigeren deel te nemen aan vergaderingen die op initiatief van de PS worden gepland rond een “veiligheidspact”.
Vierde probleem: de “botsing van de barbarij
Hoe kunnen we de “botsing van de barbarij” vermijden – de imperialistische barbarij en deze van organisaties zoals de islamitische Staat en Al Qaïda. De barbarij van het imperialisme en de dictaturen die het ondersteunen, onderdrukken vandaag miljoenen mensen in de wereld. Het is op deze voedingsbodem dat fundamentalistische en terroristische organisaties opbloeien. Ze maken gebruik van de internationale interventies – zoals deze van de USA en andere westerse mogendheden in Afghanistan, het Midden-Oosten, Irak – of ook de regionale tussenkomsten samen met Qatar, Saoedi-Arabië, Turkije … De groei van die fundamentalistische organisaties was vaak in het begin aangemoedigd door Washington en door staten zoals Pakistan. Maar vandaag werken ze hun eigen politiek en hun eigen strategie van confrontatie uit.
We moeten er voortdurend aan herinneren dat het terroristische geweld van deze fundamentalistische bewegingen in de eerste plaats gericht is tegen de eigen bevolking in moslim landen. Ze vallen alle vrijheden, alle fundamentele rechten aan en spelen een belangrijke contrarevolutionaire rol ( ten opzichte van de progressieve aspiraties van de “Arabische lente” bijvoorbeeld). Ze leggen een graad van terreur op die herinneringen oproept aan de fascistische bewegingen van de jaren 1930. Ze zijn vijanden van de mensheid. Onze kameraden in Pakistan beschouwen sommigen onder hen als religieuze fascisten; dit kan bediscussieerd worden. Terwijl ze van Parijs tot in het noorden van Nigeria meer en meer barbaarse daden verrichten, moeten ze in ieder geval bestreden worden. Een gevecht dat ook gepaard moet gaan aan internationale solidariteit: door zich te verzetten tegen de imperialistische oorlogen en door de progressieve bewegingen te ondersteunen die weerstand bieden aan de fundamentalistische aanvallen zoals in Kobanê, Alep of ook in Pakistan – en door overal de slachtoffers van hun onverdraagzaamheid te verdedigen.
Vijfde probleem: onze zwakheid en de algemene verzwakking van de arbeidersbeweging in haar historische centra – in het bijzonder in Europa.
De kapitalistische globalisering heeft onze maatschappijen in een eindeloze spiraal van sociale crises meegesleurd. Precaire banen breiden zich steeds meer uit en nemen dramatische vormen aan. Noch “uiterst-links” noch de vakbonden zijn in staat een radicaal antwoord te formuleren op die harde aanvallen van het geglobaliseerde kapitalisme. Het is in deze omstandigheden dat fundamentalisten (van alle godsdiensten) en nieuwe uiterst rechtse racistische en xenofobe organisaties kunnen beweren het ideologische terrein van de radicaliteit te bezetten. Wij hebben een breed internationaal front van antifascistische en antifundamentalistische weerstand nodig; maar ook een strijdbare linkerzijde die een radicaal alternatief voor het kapitalisme kan bieden. Daarvoor moet die linkerzijde ingeworteld zijn in de bevolking die door de precariteit wordt getroffen. Dat is vandaag niet het geval; het is een van onze zwakheden.
Tenslotte zijn er ook nog andere dimensies waarmee we moeten rekening houden in de franse politieke situatie. Zal François Hollande erin slagen deze crisis te gebruiken om zich als een soort Bonaparte over de partijen en de PS heen op te stellen en zo zijn kandidatuur voor het presidentschap in 2017 te lanceren? Zal hij erin slagen, in het kielzog van de Nationale Eenheid, de soberheidspolitiek verder door te voeren en zo de sociale situatie van miljoenen werkende mensen nog te verslechteren? Zal hij erin slagen rechts en uiterst-rechts, die de laatste dagen gemarginaliseerd werden, blijvend in te perken?
De dynamiek van mobilisatie in de maatschappij, die we zojuist hebben meegemaakt, opent ook een andere mogelijkheid: de verontwaardiging en de democratische aspiraties kunnen een sociale inhoud krijgen doorheen strijd en mobilisaties voor het recht op waardigheid, tegen sociaal onrecht, tegen elke onderdrukking, voor gelijke rechten. Deze gezamenlijke strijd samen voeren om de verdeeldheid te boven te komen waaruit de heersende machthebbers hun kracht halen.
De antikapitalisten moeten al het mogelijke doen voor het uitdiepen van deze democratische heropleving.
François Sabado, Pierre Rousset zijn beide lid van de NPA en de leiding van de Vierde Internationale. Dit artikel verscheen oorspronkelijk als vrije tribune in