De term kosmopoliet werd gevormd uit de Griekse woorden politès (burger) en kosmos (de wereld). Een kosmopoliet is dus een wereldburger, of juister een burger van de wereld. Hier stoten we op een contradictie. Een burger is een persoon met rechten en plichten in de staat waarvan hij burger is. Er kunnen geen burgers zijn van een staat (de wereld) die niet bestaat. Maar wie zich wereldburger noemt, stoort zich daar niet aan.
Van Dale’s Groot Woordenboek definieert de term als “iemand die de gehele wereld als zijn vaderland beschouwt, die geen nationale bekrompenheid, voorliefde of voordelen heeft”. Maar bestaan er
zulke mensen? Neem een extreem geval. Een Belgische feministe woont niet graag in een patriarchale tribale clanmaatschappij waar moord uit eergevoel aanvaard wordt, zoals in bepaalde gebieden van Afghanistan.
Neem een minder extreem geval. Wie van jullie wil voor onbepaalde tijd gaan wonen diep in de wouden van Papoea-Nieuw Guinea of op een eilandje van de Stille Oceaan? We worden natuurlijk allemaal min of meer beïnvloed door verschillende culturen en de “globalisering” versterkt deze invloeden; soms leven en ageren we te midden van een groep bestaande uit diverse nationaliteiten. Maar daarom zijn we nog geen “wereldburgers”.
Zoals u al weet citeer ik graag te pas en te onpas uit het Communistisch Manifest. Daar lezen we : “De wereldmarkt heeft aan de handel, de scheepvaart [vandaag de luchtvaart], het verkeer tussen de landen [vandaag internet] een onmetelijke ontwikkeling gegeven”; en verder: “De bourgeoisie heeft door haar exploitatie van de wereldmarkt de productie en consumptie van alle landen kosmopolitisch gemaakt. Zij heeft tot groot leedwezen van de reactionairen de industrie de nationale boden (waarop zij stond) onder de voeten weggetrokken.”
We concluderen samen met Marx & Engels dat het kosmopolitisme een resultaat is van de ontwikkeling van het kapitalisme, van de veralgemening van de warenproductie. De bourgeoisie “globaliseert” zichzelf, zij wordt kosmopolitisch in de zin dat het gaat om het pseudo-internationalisme van het geatomiseerde liberale, concurrentiële individu.
Wie zijn dan de echte, al dan niet bewuste, kosmopolieten? Dat zijn bijvoorbeeld de grote financiers, multinationale ondernemers en leiders van internationale instellingen die elkaar ontmoeten in luchthavens of in luxehotels, waar zij contracten afsluiten of beslissingen treffen. In dat soort plaatsen vind je dezelfde restaurants en dezelfde boetieks. Het gaat om een echte kosmopolitische wereld, maar gereserveerd voor een elite.
Wijzelf, op een lager niveau van de sociale ladder, maar zonder daarom armoezaaiers te zijn, vertonen soms een gelijkaardig gedrag. We gaan op reis naar vreemde landen en voelen ons gelukkig als we daar ook een biefstuk-friet kunnen eten en een cola drinken. Het vreemde land heeft kosmopolitische allures, en het is nog kosmopolitischer als andere volkeren er ook aan hun trekken komen: de Hongaren hun goelasj, de Japanners hun noedelsoep, etc. Maar het toppunt van kosmopolitisme wordt bereikt als de hele wereld hetzelfde eet, bijvoorbeeld een hamburger van McDonalds. Spaar me dus van het wereldburgerschap.
De plastische en andere kunsten ontsnappen niet aan het kapitalistische kosmopolitisme, soms met goede maar meestal met slechte resultaten. Ik beperk me tot de slechte. Hun filmproducties en literatuur beperken zich tot wat universele gevoelens die de eerste de beste met alle anderen deelt, die ons niets nieuw leren en nog minder bijdragen tot de kennis van de culturele diversiteit.
Die productie (waaronder de “luchthavenromans”) zijn dus uiterst arm aan cultuur. De genieters ervan zijn niet nationaal bekrompen en dus kosmopolieten volgens hoger aangehaalde definitie, omdat ze internationaal bekrompen zijn. Zij ondergaan geen vreemde culturen, zij wissen ze uit.
Ik heb in een van mijn vorige stukjes er op gewezen dat het universele van de “menselijke natuur“ (om een gevaarlijk begrip te gebruiken) tot uiting komt in zijn specifieke trekken, dat het algemene pas zichtbaar wordt in het bijzondere. De verhalen van een goed schrijver gebeuren in het milieu dat hij het beste kent, in zijn cultuur. Pas hier vindt hij de stof die een lezer uit den vreemde het universele van het universeel menselijke toont.
Sommige lieden aan de extreme linkse kant van het politieke spectrum stellen zich voor als kosmopolieten. Gelukkig gaat het om een heel geringe minderheid in een kleine minderheid. Zij beweren dat zij zich niet nationaal of nationalistisch gedragen. Een mooie illusie en een hypocriete bewering. Je draagt altijd een stempel van de cultuur waarin je opgevoed werd, en dat is niet altijd en uitsluitend negatief. Een revolutionair socialist is internationalist en niet kosmopoliet. Hij lult niet in het algemeen, kan moeilijk individueel oordelen over de politieke situatie 12.000 km verderop. Hij stelt de solidariteit voorop en niet de abstracte idee van het wereldburgerschap voorgebracht door de wereldmarkt.
De term heeft bovendien een vieze nasmaak sinds hij gebruikt werd door het Vadertje der Volkeren in het Kremlin om bepaalde communisten en andere revolutionairen te veroordelen als kosmopolieten, “mensen zonder wortels”. Stalin ging uiteindelijk de nationalistische, chauvinistische toer op. Het door hem gehekelde kosmopolitisme had bovendien een antisemitische inslag.