Toen mijn dochter in 1974 geboren werd, plaatste ik een citaat van Leon Trotski op haar geboortekaartje. Daarin had deze Russische revolutionair het over een ‘schitterende toekomst waarin de mens, mooi en sterk, meester zal worden over de drijvende stroom van zijn geschiedenis en deze zal leiden naar een grenzeloze horizon van schoonheid, vreugde en geluk.’ Het optimisme van de jonge vader ontmoette dat van de jonge revolutionaire activist die deze woorden bij de geboorte van de 20e eeuw geschreven had.
Zelf zette ik in 1974 ook mijn eerste stappen in de beweging die zich op de erfenis van Trotski beriep. Eerlijkheidshalve moet ik daaraan toevoegen dat mijn keuze minder met diepgaande politieke inzichten te maken had, dan wel met de tijdsgeest, het soort mens dat ik was, toeval en andere randvoorwaarden, waarover ik later nog wel eens een stukje ga schrijven. Voor mij was die Trotski gewoon de verpersoonlijking van de idee die zegt dat een ander communisme mogelijk is.
Er valt op ’s mans theorieën en praktijken ongetwijfeld veel af te dingen. Dat gebeurde tijdens zijn leven al en dat gaat, zo leert mij het internet, vandaag onverminderd voort. Zijn tegenstanders hebben niet altijd gelijk, maar evenmin altijd ongelijk. Het belet niet dat de figuur van Trotski, wat mij betreft, tot vandaag overeind blijft staan als exponent van de idee dat een ander communisme mogelijk is.
Er is nog iets wat me meteen in die figuur aangesproken heeft. Trotski is, zoals bovenstaand citaat al aantoont, een verdomd knappe schrijver. Hij is een begaafde ‘storyteller’ die zijn verhaal met krachtige beelden aan de mens brengt. Die mens ‘zal aanwijzen waar bergen moeten staan en waar ze weg moeten. Hij zal de loop van de rivieren veranderen en regels opstellen voor de oceanen.’ Je mag kritiek hebben op het magere ecologisch bewustzijn dat uit dit citaat spreekt, en de trotskisten van de 21e eeuw zullen je daarin niet tegenspreken, zoals hier blijkt, maar je mag niet zeggen dat Trotski in dat citaat geen krachtig beeld oproept.
Of die toekomst er zal komen ligt, zo meent Trotski, in handen van de werkende mensen. De stijlmiddelen die hij in zijn geschriften hanteert worden daardoor gedragen. En als ’t waar is dat schoonheid bepaald wordt door de eenheid van vorm en inhoud, dan is dit inderdaad bijzonder mooi geschreven: ‘Zonder een leidende organisatie zou de energie van de massa’s vervliegen als stoom die niet in een zuigercilinder opgesloten wordt. De beweging wordt evenwel niet door de cilinder teweeggebracht en evenmin door de zuiger, maar door de stoom.’ Dat is een mooi beeld en inhoudelijk gemakkelijk te begrijpen door Trotski’s doelgroep, de industriële arbeidersklasse, die de kracht van de ontploffingsmotor maar al te goed kent.
Trotski’s teksten bevatten veel soortgelijke beelden: ‘De partij zette de raden in beweging. De sovjets brachten de arbeiders, soldaten en gedeeltelijk ook de boeren in beweging. Wat men aan massa won, verloor men aan snelheid. Wanneer je dit aandrijfmechanisme als tandraderen voorstelt (…) kun je zeggen dat een poging om het rad van de partij meteen met het immense rad van de massa’s te verbinden — met weglating van het tussenrad van de sovjets — de tanden van het partijrad gebroken zou hebben, waardoor maar weinig massa’s in beweging gebracht zouden zijn.’ Of wat vind je van deze? ‘Op kriebelen reageren mensen verschillend, op gloeiend ijzer reageren ze gelijk. Zoals een stoomhamer zowel een kogel als een blokje in een platte schijf verandert, zo veranderen al te grote en onontkoombare gebeurtenissen de weerstanden en de grenzen van de ‘individualiteit’.’
Trotski, die na de revolutie het Rode Leger organiseerde, schreef niet alleen voor arbeiders, maar ook voor soldaten, bijvoorbeeld voor de kozakken. Zij werden eerder door de tsaar gebruikt om het arbeidersverzet te fnuiken, maar dat hielp niet erg lang, want de kozakken negeerden op den duur het bevel van hun officieren en ‘beletten de arbeiders niet onder de paarden door te “duiken”. De revolutie kiest haar wegen niet: haar eerste stappen naar de overwinning zette ze onder de buik van het kozakkenpaard.’
In 1901, toen Trotski het citaat neerschreef waarmee ik dit stukje opende, was hij 22, zijn toekomst lag voor hem. In 1940, ei zo na veertig jaar later, was hij door zijn oud-kameraden gekortwiekt en belasterd, hij was verslagen en verbannen. Was hij dan nog altijd de optimist die hij als jongeman geweest was? In 1940 publiceerde hij een van zijn laatste teksten.
Hij voelde zijn einde naderen en schreef wat men later zijn testament zal noemen: ‘Natasha is net van de patio naar het raam gekomen en heeft het wijder opengezet zodat de lucht makkelijker mijn kamer kan binnenstromen. Ik kan de heldergroene strook gras aan de voet van de muur zien, en de stralend blauwe lucht boven de muur, en zonlicht overal. Het leven is mooi. Laten de toekomstige generaties het ontdoen van alle kwaad, onderdrukking en geweld, en er ten volle van genieten.’
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op De Laatste Vuurtorenwachter