De individuen van de hogere klassen in onze samenleving spreken hun ondergeschikten vandaag aan met “meneer” of “mevrouw”, en niet meer met “beste vriend” of gewoon met “hé, jij daar!”. Deze verandering is het gevolg van twee maatschappelijke ontwikkelingen.
De eerste dateert van het ogenblik dat de werkende klasse in haar strijd voor een beter leven, niet alleen materieel, maar ook voor waardigheid en zelfrespect, de politici gedwongen heeft om zich beleefd te gedragen tegenover hun kiezersvolk. De arbeiders zijn een gevaarlijke klasse en je moet er zolang het gaat voorzichtig mee omgaan.
De tweede ontwikkeling is subtieler van aard. Ze heeft te maken met een verhoging van de koopkracht die het proletarische gezin toelaat om dingen te kopen die daarvoor enkel beschikbaar waren voor de middenklassen: wasmachine, badkamer, TV, etc. De proletariër wordt een niet te verwaarlozen consument, hij/zij is niet alleen meer een bron van winst door de verkoop van zijn/haar arbeidskracht, maar hij/zij helpt de uitgebreide reproductie van het kapitaal door er geld in te steken en bestrijdt zo op bescheiden manier een crisis die het gevolg is van overproductie.
We belanden hiermee in de politieke economie van J.M. Keynes, populair bij de sociaal-democraten: stimuleer de vraag en we geraken uit de problemen…
Wanneer de winstvoet een voor de aandeelhouders gevaarlijk laag peil bereikt (het kapitalisme zit vol tegenspraken) en de lonen zouden moeten dalen, begint men op beleefde wijze de verworvenheden van de werkende bevolking aan te tasten: men legt je met een eerlijk gezicht uit dat onze concurrentiepositie zwak is, dat er desnoods “gedelocaliseerd” moet worden en dat we daar allemaal samen, heel sociaal, over moeten onderhandelen. Als de onderneming haar deuren sluit dan krijgt de werkloosheid de beleefde naam “sociaal plan”.
Guy Debord, de bekende “situationist” en woelwater, sprak in dit verband over het “koopwarenhumanisme” (De Spektakelmaatschappij, stelling 43): “De arbeider, plotseling verlost van het totale misprijzen die de organisatie- en controlevormen van de productie hem op het lijf plakken, wordt elke dag een kort ogenblik uitgesproken beleefd behandeld als een mens en wel in de gedaante van consument. Het koopwarenhumanisme zorgt dan voor de “ontspanning en het menselijk karakter” van de werker, gewoon omdat de politieke economie in haar hoedanigheid van politieke economie deze sferen kan en moet domineren. Op die manier neemt het systeem dat de menselijkheid negeert de zorg over van het menselijk bestaan in al zijn vormen”.
De klant is koning, maar de proletarische klant is een ingebeelde koning.
Negotiation. Schilderij van Jerri Ohramaa, 2005. 125×50 cm