De tweedaagse staking bij de NMBS en vooral de eraan voorafgaande capitulatie van de vakbondsleidingen in Vlaanderen, legden helaas nog eens pijnlijk bloot in welk doodlopend straatje de leidingen van ACV en ABVV de vakbeweging geleid hebben. De beslissing van de leiding van ACV-Transcom en ACOD-Spoor in Vlaanderen (volgens velen zelfs minstens aanvankelijk een puur persoonlijke beslissing van secretarissen Luc Piens (ACV-Transcom) en Ludo Sempels (ACOD-Spoor)) om luttele dagen voor de aanvang van de staking in de media aan te kondigen dat ze in Vlaanderen onder geen beding zouden staken, was niet alleen een dolksteek in de rug van de Brusselse en Waalse collega’s, , maar bracht ook de diepe verdeeldheid over de opstelling tegenover de rechtse regering binnen de vakbeweging nogmaals aan het licht.
In het geval van de ACOD-Spoor werd door de Vlaamse secretarissen ook flagrant de beslissing genomen door een Nationaal Comité( formeel nochtans de hoogste, en zeker de breedst samengestelde instantie, waarin ook afgevaardigden en militanten hun zeg kunnen hebben) om eerst voor een 48-urenstaking en later eventueel voor een 72-urenstaking te gaan, indien de actie niet tot resultaten zou leiden, aan de laars gelapt. Voor hen lijkt de “democratie” onder een aantal secretarissen, zelfs als die “democratie” verdacht veel weg heeft van een paniekaanval, alvast te primeren op de democratie en inspraak(hoe beperkt dikwijls ook) van de militanten en afgevaardigden binnen hun centrale.
Het verraad van de spoorstaking in Vlaanderen betekende ook een nieuwe opdoffer voor de vele vakbondsmilitanten die hoopten dat deze ronde in het gevecht voor het behoud van de sociale verworvenheden en de syndicale verworvenheden bij de NMBS een aanzet kon zijn om opnieuw echt werk te maken van het sociale verzet tegen de regering, en wie weet zelfs leiden tot een nieuw actieplan.
De staking werd uiteindelijk een behoorlijk succes in Wallonië en Brussel, waar nauwelijks treinen reden, en de stakingsbereidheid rond de 80% lag volgens de bonden. In Vlaanderen waren er, ondanks de ronduit laffe opstelling van de vakbondsleiders bij het spoor, nog een behoorlijk aantal stakers, zelfs indien enkel in Antwerpen-Berchem sprake was van een bescheiden en eerder symbolisch piket. Ook in Brussel namen ongetwijfeld heel wat Nederlandstalige spoorweglieden deel aan de staking.
Intussen werden de onderhandelingen bij de NMBS hervat. Vanwege de spoorwegdirectie werd daarbij duidelijk gesteld dat weliswaar over de uitvoering van de in december reeds door hen eenzijdig genomen maatregelen (o.m. rond de arbeidsorganisatie, overuren en vakantiedagen) kan onderhandeld worden, maar niet over de beslissing zelf. Ook de vermindering van de overheidsdotatie door de regering blijft van kracht. Als de vakbondsleidingen zulk beperkend kader zouden aanvaarden, zal de staking uiteindelijk ondanks alle inzet een maat voor niets blijken te zijn geweest. Intussen wordt alvast tot eind februari verder onderhandeld, en komen er geen nieuwe acties bij het spoor.
De inzet van het conflict bij de NMBS is echter nog veel fundamenteler dan enkel de strijd voor de sociale verworvenheden en arbeidsomstandigheden van de duizenden werknemers bij het spoor. De regeringen en de directies bij het spoor willen immers ook een bastion van syndicale macht, dat bij heel wat sociale acties in het verleden een belangrijke rol speelde, uitschakelen, en willen van het conflict bij het spoor gebruik om maatregelen rond “minimale dienstverlening” door te drukken die later ook op andere sectoren van toepassing kunnen worden. Indien dit lukt betekent het een ernstige nederlaag voor de ganse syndicale beweging. Bovendien opent het de weg naar de verdere privatisering van het spoorvervoer, ten nadele van personeel en gebruikers.
De diepe malaise van de vakbeweging komt niet uit de lucht vallen
Eerst was er het opgeven, zonder enig positief resultaat, van het actieplan dat eind 2014 honderdduizenden leden en militanten nieuwe hoop gaf, en ook buiten en rond de vakbeweging het sociale verzet begeesterde (getuige hiervan is o.a. de impact die Hart boven Hard in Vlaanderen heeft gekregen), in ruil voor het heropnemen van sociaal overleg dat op haar beurt weinig positief meebracht voor de werkende bevolking.
Daarna zorgde de capitulatie in Griekenland van de regering Tsipras, die maandenlang in gans Europa hoop had teweeggebracht in de mogelijkheid om minstens tot een begin van breuk met het overheersende neoliberale soberheidsbeleid te komen voor een nieuwe harde klap voor heel wat linkse activisten en de bredere arbeidersbeweging.
De aanslagen in Parijs en het daarop volgende veiligheidsbeleid, het alomtegenwoordige racisme, de nieuwe opmars van uiterst rechts in heel wat landen, enz. betekenden in Frankrijk én België niet alleen een enorme domper op de sociale strijd, geplande klimaatacties, en veel meer, maar boden ook de gedroomde aanleiding voor de besturen van ABVV en ACV om wat nog gepland was aan acties in het kader van een steeds holler wordend “actieplan” helemaal stil te leggen.
De achtergrond hiervan wordt gevormd door een belangrijk strategisch debat, of beter gezegd een reeks verbonden strategische debatten, die door de leiding van ACV en ABVV echter zoveel mogelijk binnenkamers wordt gehouden, terwijl het eigenlijk elk vakbondsbestuur, elke militant, ja zelfs alle leden en brede lagen van de bevolking, aangaat. Het gaat dan om kwesties als:
- Wat is de rol van het sociaal overleg nog, als al jaren blijkt dat er in de nationale en sectoriale interprofessionele akkoorden steeds minder verworvenheden voor de werkenden kunnen worden binnengehaald, veel onderhandelingen enkel nog mogen gaan over het marginaal bijschaven van door de regering genomen besparingen, en de rechtse regering steeds minder rekening willen houden met resultaten van zulk overleg?
- Moeten de vakbonden in de eerste plek dienen om het verzet te organiseren tegen het beleid van sociale afbraak, of moeten ze dit afbraakbeleid “begeleiden”, vooral door te mikken op bepaalde vormen van dienstverlening (bv. jobtoeleiding van werklozen, loopbaanbegeleiding, meer “individuele” dienstverlening, enz.)?
- Indien voluit gekozen wordt voor het sociaal verzet, met welk actieplan? En betekent dit dan ook indien nodig gaan voor de val van de rechtse regering? Of moeten we dit beleid ondergaan, in afwachting van de verkiezingen van 2019? Welk alternatief moet er voor deze regering komen, voor welk beleid? Wat met de maatregelen die al getroffen worden, ook door de vorige regering Di Rupo (bv de maatregelen rond de pensioenen, de wachtuitkeringen, het schorsen van jonge werklozen, enz)?
- Indien gegaan wordt voor een vorm van politiek alternatief, welke rol moet de vakbeweging daarin nemen? Zoals vanouds, en met steeds minder resultaat, steunen op de oude politieke vrienden van PS, SP.A en CD&V, of zelf politieke initiatieven nemen of steunen?
Deze debatten doorkruisen de ganse vakbeweging, in Vlaanderen en Wallonië. Ook al bestaat de neiging bij een aantal vakbondsleiders, daarin flink gesteund door de media en zowat alle partijen in het parlement (PVDA uitgezonderd) deze discussie te communautariseren, door er een kwestie van te maken van “Vlaams overlegsyndicalisme” versus “Waals strijdsyndicalisme”, zou het volgens ons een grote verzwakking van de vakbonden betekenen hierop in te gaan.
Intussen zitten de regeringen, patroons en rechts natuurlijk niet stil, integendeel, hun offensief gaat dag na dag verder. Meer zelfs, het klimaat na de aanslagen in Parijs en de passiviteit en verdeeldheid in het kamp van de werkende bevolking maakt hen alleen maar zelfverzekerder en arroganter.
Zo blijft Maggie De Block onomwonden pleiten voor een beleid met sancties tegen langdurig zieken die weigeren opnieuw aan het werk te gaan, alle afspraken tussen vakbonden en patronaat in de Groep van 10 ten spijt. Zo pleiten Bart De Wever en het VBO voor een nieuwe ronde fikse besparingen in de sociale zekerheid (en niet enkel op de werkingskosten van de vakbonden in het beheren van de werkloosheidsdossiers). Tegelijk worden vele miljarden gevonden voor nieuwe uitgaven voor het leger en de politie. Het patronaat krijgt tegelijk de ene gunstmaatregel na de andere cadeau, ten koste van de sociale zekerheid of de belastingen.
Met de maatregelen in het kader van het antiterrorisme-beleid wordt bovendien een gans pak repressieve wetgeving ingevoerd, dat zich gedeeltelijk ook gemakkelijk tegen actievoerders en vakbondsmilitanten kan keren. Ook op het vlak van het stakingsrecht, het recht om piketten te vormen, enz., hangen er nog heel wat dreigingen in de lucht, die in het huidige klimaat makkelijker zouden kunnen worden doorgevoerd.
De terugkeer van de communautaire kwestie op het politieke terrein, in de eerste plaats vanwege de N-VA, versterkt ook het risico op een splitsing van de vakbonden of belangrijke delen ervan langs communautaire lijnen.
Op het politieke terrein kan de vakbeweging nauwelijks nog rekenen op oude “politieke vrienden”: heel wat SP.A-kopstukken haalden uit naar de recente spoorstaking, Mohammed Redouani, de troonopvolger van Tobback in Leuven pleitte zelfs onomwonden voor de splitsing van ACOD-Spoor en de breuk van de Vlaamse vleugel ervan met de “syndicale extremisten”. Groen wil zich steeds uitdrukkelijker profileren als een partij voor de kleine KMO’s en heeft nooit veel voeling gehad met de syndicale beweging en haar eisen.
Enkel de PTB/PVDA neemt in de parlementen de verdediging op van de sociale eisen, en doet ook zelf actief voorstellen. Maar de PVDA heeft enerzijds geen echt begrip van wat de syndicale bureaucratie is, namelijk een sociale laag binnen de arbeidersbeweging die door haar specifieke sociale positie andere belangen heeft dan de massa van de leden. Wat die syndicale bureaucratie op zich natuurlijk nog niet tot een homogeen geheel maakt, ook hierin is een “linker-“ en “rechterzijde”, zijn er meer en minder strijdbare elementen.
Anderzijds probeert de PVDA zelf de spreekbuis te worden van “de ganse vakbeweging” in de plaats van de sociaal- of christendemocratie, maar door fundamenteel de dezelfde taakverdeling tegenover de vakbondsbureaucratie in acht te nemen: zij het “sociale terrein”, de partij het “politieke”, waarbij beide elkaar au fond met rust laten. Samen zorgt dit er voor dat ze zich vandaag– alleszins publiek – volgzaam en zeer weinig kritisch opstelt tegenover de vakbondsleidingen en er niet in slaagt een geloofwaardig alternatief voor de huidige impasse naar voor te schuiven.
Het is dan ook al lang geen vijf voor twaalf meer voor de vakbonden en het sociale verzet, maar middernacht. Een snelle, diepgaande koerswijziging is dan ook hoogst noodzakelijk, niet enkel om wat nog rest aan sociale verworvenheden veilig te stellen, maar ook om de vakbonden als organisaties voor de onmiddellijke (en minder onmiddellijke) belangen van de werkende bevolking, en niet zozeer als “dienstverlenende” verlengstukken van het overheidsbeleid, te redden.
Hoe uit de impasse raken?
- Vooreerst moge het duidelijk zijn dat we enkel met een breed democratisch debat in de ganse vakbeweging vooruitgang zullen boeken, van hoog tot laag. Hierbij moet zonder taboes de balans worden gemaakt van het actieplan en de resultaten die tot nu toe werden geboekt (of eerder niet), en bekeken worden wat de rol van de functioneringswijze van de bonden hierin is. De komende vakbondscongressen moeten hiertoe zeker aangegrepen worden, maar er is nood aan meer. Deze congressen zouden minstens overal voorbereid moeten worden door brede militantenvergaderingen.
- Volgens ons is er zeer dringend nood aan een nieuw actieplan, dat opnieuw een logische, begrijpbare en heldere opbouw kent, met duidelijke tussenstappen en objectieven, rond duidelijke en breed gedragen eisen. Ook hier is het belangrijk dit breed te bediscussiëren en collectief uit te werken, vertrekkende van vergaderingen op de werkvloer. Wij denken dat op het vlak van de eisen ook het terugdraaien van alle reeds genomen antisociale maatregelen noodzakelijk is, enkel “nog erger” proberen voorkomen zal niet volstaan.
- Waar dit op de muur van de regering botst, mogen we niet terugschrikken voor de val van de rechtse regeringen te gaan. Als perspectief moet de algemene staking “tot de finish” naar voor geschoven worden, wat niet hetzelfde is als een 24- of 48-urenstaking, alhoewel deze natuurlijk wel opstappen in die richting kunnen zijn, en deel kunnen uitmaken van het actieplan. Het komt er ook niet op aan nu op zeer korte termijn “out of the blue” en zonder voorbereiding nationale stakingsdagen af te kondigen, wel de voorwaarden op te bouwen om tot een nieuwe nationale stakingsbeweging tegen het rechtse beleid te komen.
- Zowel in ACV als ABVV, zowel in Vlaanderen als Wallonië en Brussel, zijn er op alle niveaus van de vakbeweging mensen die zulke perspectieven verdedigden en verdedigen. Vandaag is de syndicale linkerzijde echter helemaal niet georganiseerd. Om te wegen op het debat en voor een meerderheid te kunnen gaan in de vakbeweging, is de structurering in een netwerk dat gezamenlijk initiatieven kan nemen van deze syndicale linkerzijde onontbeerlijk. Laat ons in 2016 gezamenlijk stappen vooruit zetten in deze richting.
- De aanwezigheid van de PVDA/PTB in het Federale, Waalse en Brusselse parlement, de steun aan de sociale eisen en de vakbonden die haar parlementsleden en militanten geven, zijn zeker een belangrijke meerwaarde voor het sociale verzet. Toch kan de PVDA alleen niet het politieke alternatief vormen waaraan de vakbeweging en de sociale bewegingen nood hebben. Wij blijven dan ook overtuigd van de nood aan eigen politieke initiatieven vanuit de linkerzijde van de syndicale beweging om te komen tot een bredere, pluralistische antikapitalistische politieke kracht. De oproep van het ABVV van Charleroi van 2012 was een eerste aanzet in die richting. De PVDA zou aan de vorming van zulke kracht een belangrijke en positieve bijdrage kunnen leveren, mocht ze dat willen, en bereid zou zijn een aantal van haar huidige opvattingen zelfkritisch te bekijken.
We schetsen hierboven zeker geen makkelijke aanpak, waarbij succes en overwinningen gegarandeerd zijn. Integendeel, valkuilen en hindernissen genoeg. Maar het is wel de enige aanpak die volgens ons perspectieven kan openen om uit het huidige moeras te raken waarin de arbeidersbeweging en links dreigt te verzinken. Werk op de plank dus, laat ons er met zoveel mogelijk mensen voor gaan!