De Burgemeester van Antwerpen kreeg op oudejaarsavond een hartkramp toen hij “Arabische muziek” hoorde vanuit de politiecombi waarin hij zich vermaakte van oud naar nieuw. Immers, er was “terreurdreiging” geweest, en als je dan “Arabische muziek” hoort dan roept dat wel iets op, nietwaar. De burgemeester vertelde deze anekdote nogal achteloos, tussen neus en lippen: het is een volstrekt normale associatie.
De Wever is een groot vernieuwer in onze politiek omdat hij het meest rabiate extreemrechtse gedachtengoed tussen neus en lippen en als normale en evidente zaken voorstelt. Erop aangevallen sperren zijn ogen zich wijd open – “maar allez!” “da’s toch NORMAAL?” Bovendien spreekt hij zichzelf voldoende tegen om telkens hij wordt aangevallen te kunnen verwijzen naar zijn “genuanceerde” visie daaromtrent. Over hetzelfde thema spreekt hij wit zowel als zwart, en niet omdat hij geen duidelijke standpunten heeft, maar wel omdat een dergelijke reeks tegenspraken retorisch en defensief goed uitkomt.
Zo heeft hij in het verleden herhaaldelijk beklemtoond dat hij “niets tegen de Islam heeft”, wel “tegen fundamentalisme”, en fundamentalisme van elke aard. Hij vindt het ook jammer dat “een kleine minderheid” Moslims de zaak verprutst voor de rest. Bovendien grijpen Moslims niet de kansen die ze krijgen, en ook dat behoort tot de grond van de zaak voor hem. Ik citeer uit
“Een van de grote thema’s was discriminatie bij de politie. “Er is binnen het politiekorps veel racisme, waardoor allochtone agenten gewoon afhaken en wij geviseerd worden”, kwam als opmerking uit het publiek.”Ik ben mij bewust van het probleem en het is absoluut onaanvaardbaar”, reageerde De Wever. Er zullen cursussen worden gegeven aan de politiemensen om dit probleem tegen te gaan, maar of die ook zullen werken, betwijfelen vele jongeren. “Meer diversiteit binnen het politiekorps zou een goede oplossing zijn, maar op onze campagnes werd bijna niet ingegaan”, antwoordde De Wever. “Wanneer je kansen krijgt, moet je die ook grijpen”.”
We zien hoe hij enerzijds erkent dat er racisme bestaat bij de Antwerpse politie. De oplossing daarvoor moet anderzijds echter door de minderheden zelf worden gerealiseerd, en op dat punt schieten ze tekort. Een prachtige morele boemerangredenering, waarin het structurele probleem waarvoor hij aansprakelijk is – racisme bij de politie – wordt omgekeerd naar een intentieproces bij de slachtoffers van dit probleem. Met dit soort retorische handigheidjes raakt hij in de media doorgaans weg, want hij klinkt “gematigd” en “redelijk”, en stelt de zaken voor als een precies lokaliseerbaar probleem van empirische aard. Dat is “nuance”: het vermijden van onverantwoorde veralgemening.
Maar dan rijdt hij rond met een politiecombi op oudejaarsavond. Vermits niets in zijn publieke optreden willekeurig en onvoorbereid is – noteer hoe gretig de media meereden – stelt hij hier alweer een symbolische daad. Antwerpen moet vooral veilig zijn. Zijn ritje door feestend Antwerpen was gewoon het mediagenieke excuus om zijn veiligheidsbeleid nog eens in de verf te zetten en zijn veiligheidsteam (nochtans geplaagd door racisme, zoals hij zelf toegeeft) bloemetjes toe te werpen. Het verslag in Gazet van Antwerpen zegt:
““We reden eigenlijk van de ene interventie naar de andere”, zegt de burgemeester. “Tijdens de rit werd de administratie verricht via draagbare computers. Ik heb veel geleerd over de procedures en hoe de agenten werken. Ik ben echt zwaar onder de indruk. Mijn hoed af voor de Antwerpse politiemensen. Ze treden zeer professioneel op en spelen steeds kort op de bal.””
Hij laat dat volgen door:
““De burgemeester zag ook bevestigingen van zijn veiligheidsbeleid. “Ik begrijp echt niet dat gemeenteraadsleden klagen over de inzet van camera’s”, zegt Bart De Wever. “Het is onmisbaar in het ophelderen van misdaden.” De Wever werd ook geconfronteerd met de gevolgen van drugs. “Ik zag de gesel van drugs”, zegt de burgemeester. “We hebben een man afgevoerd die volledig stoned was.””
Anekdotiek troef: een “volledig stoned man” bevestigt “de gesel van drugs” en daardoor zijn nultolerantiebeleid in de stad. En dan volgt de bewuste uitspraak:
“Na het nieuwjaarsvuurwerk was er even ongerustheid. Uit de muziekinstallatie van de ijspiste aan het Steenplein klonk plots Arabische muziek. “Met de terreurdreiging in het achterhoofd was het toch even een speciaal moment”, zegt De Wever. “De beveiligingsagent had blijkbaar per ongeluk deze muziek opgezet. De toeschouwers van het vuurwerk keken er niet van op.””
De Wever zegt hier een aantal dingen: de muziek was “per ongeluk” opgezet door een “beveiligingsagent”; het was dus niet de bedoeling. Maar waarom speelt een “veiligheidsagent” voor DJ? Ten tweede, “de toeschouwers keken er niet van op”: het was iets wat de bevolking gewoon ontging. Voor De Wever was het echter een reden voor “ongerustheid”, want “met de terreurdreiging in het achterhoofd was het toch even een speciaal moment”. Terwijl de doorsnee Antwerpenaar nietsvermoedend naar het vuurwerk keek legde De Wever een verband tussen Arabische muziek en terreurdreiging, en dat verband schept “ongerustheid”. Dat verband is blijkbaar niet voor iedereen te leggen – het volk kijkt onverstoord naar de vuurpijlen; het is een verband dat voortspruit uit een gespecialiseerde attitude, die van het professionele veiligheidsbeleid.
Laat ons met dat in het achterhoofd de zaak eens nader bekijken. De Wever associeert een op zich banaal cultuurkenmerk (Arabische muziek) met een globaal scenario van angst (terreur) en situeert dat in een lokaal moment: hij in de combi druk bezig met het uitvoeren (en het bevestigen) van een lokaal veiligheidsbeleid.
Moeten wij hier aannemen dat een goed doordacht en professioneel veiligheidsbeleid inhoudt dat getrainde politiemensen de oren open houden voor Arabische muziek vanuit een strategie voor de preventie van terreur? En voor welke muziek dan? De Rai van Cheb Khaled? Egyptische ballades? Instrumentale muziek uit Zanzibar? Heeft iemand ooit al gehoord dat terreurdaden vooraf worden gegaan door luid gespeelde Arabische muziek? Zijn dit effecten van de “cursussen” tegen racisme die de Antwerpse politiemensen krijgen? Zijn dit nu de signalen van dreiging en gevaar die veiligheidsprofessionals moeten opvangen om “kort op de bal te spelen”?
Tussen neus en lippen geeft De Wever ons hier een voorbeeld van wat we al weten: de totalitaire surveillantiecultuur. Die zit als volgt ineen: (1) op basis van platte machtsargumenten identificeer je een vijand; (2) en stel je ELK aspect en eigenschap ervan voor als bewijs dat het een vijand is. Alles wordt ‘quod erat demonstrandum’: een baard, een hoofddoek, een religieus gebruik, een soort eten, een taal, een muziekstuk. Vervolgens (3) maak je de meest absurde bokkensprongen zolang ze de QED volgen (“ge kunt toch niet ontkennen…”) en (4) stel je dit alles voor als evident, vanzelfsprekend, “gewoon een feit” en (5) stel je zij die deze nonsens bekritiseren voor als mensen die “de feiten ontkennen”.
Hoe dit soort totalitaire logica zich verhoudt tot de zogeheten “genuanceerde” standpunten die hij op andere ogenblikken geeft weet enkel De Wever. In dit geval zien we de meest verabsoluteerde stereotypering optreden als een element van exclusieve bestuurlijke kennis – het is De Wever die deze connectie maakt, want hij is de grote deskundige van het Antwerpse veiligheidsbeleid. En dat beleid is goed, het is prima en moet zelfs nog uitgediept worden door middel van meer camera’s. Ook al is het gebaseerd op de meest banale en weerzinwekkende associatieve – dus irrationele – verbanden, die zelfs de meest onschuldige aspecten van het gedrag van mensen als een potentieel signaal van dreiging en gevaar voorstelt.
De Wever hamert telkens weer op het “warme nest” en de “team spirit” die hij in Antwerpen wil realiseren. De Stad moet een hechte gemeenschap worden. Hij formuleerde het als volgt:
”Culturele verschillen zullen er altijd zijn”, besloot De Wever. “Daarom moeten we afspraken maken om tot één team te komen. Elk lid van het elftal kan een totaal verschillende achtergrond of overtuiging hebben. Maar als we op het veld staan, moeten we elkaar kunnen herkennen. Een voetbalploeg kan nooit winnen als er twee rugbyspelers meespelen.”
Blijkbaar zijn nu al de liedjes die mensen beluisteren mogelijke indicatoren van het onderscheid tussen “voetbalspelers” en “rugbyspelers”. Blijkbaar zijn dus de “culturele verschillen die er altijd zullen zijn” niet zo onschuldig als ze lijken. Want zowat elk cultuurverschil kan professioneel en exclusief gelezen worden als een reden tot “ongerustheid” in de context van een veiligheidsbeleid. Wanneer het veld van veiligheid zich uitstrekt tot in de nanotechnologie van cultureel en sociaal gedrag, tot in die volstrekt banale regio van menselijk handelen die we tot onze eigen voorkeur en smaak rekenen – dan is veiligheid een zeer gevaarlijk totalitair gegeven dat de gehele samenleving vergiftigt.
De Wever heeft de plicht om als hoofd van de politie het racisme in zijn korps te bestrijden. Dat is niet iets waarover hij keuze heeft: het is zijn plicht, want hij is ultiem aansprakelijk voor het racisme in zijn korps. Wanneer “per ongeluk opgezette” Arabische muziek al “ongerustheid” geeft “in het licht van de terreurdreiging”, dan heeft hij nog wat werk voor de boeg. Ik roep hem op daarmee te beginnen en daarin te investeren, eerder dan in camera’s. Want de veiligheid van burgers kan maar verzekerd worden door een beleid dat zich op redelijke gronden houdt aan feiten, en zich niet laat leiden door totalitaire veralgemeningen.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op de blog van Jan Blommaert.