In november werd er tussen Vietnam en Vlaanderen een contract afgesloten. Vanaf volgend jaar zou de Europese distributie van de Vietnamese pangasius in Zeebrugge gecentraliseerd worden.
Pangasius, een vissoort die in de Mekong gekweekt wordt, komt op de diepvriesmarkt nogal eens tegenover de schol te staan, een soort waarin de Vlaamse vissers zich gespecialiseerd hebben. Meer zelfs, op die markt wordt de schol (pladijs) weggeconcurreerd door het Vietnamese importproduct. Dat heeft vele oorzaken en veel ervan hebben te maken met de globalisering.
Uiteraard bekijken de Vlaamse vissers die pangasiusinvoer maar met een scheef oog. Vandaar dat de vissersgemeenschap scherp reageerde op de persmededeling die het succes van de Vlaamse Vietnammissie in de verf zette. Dat verminderde niet toen Het Vrije Visserijblad uitviste wie er zakelijk belang had bij de deal die de Vlamingen daar wisten af te sluiten.
De vis die in België door de Vlaamse vissers aangevoerd wordt, wordt verkocht door een private onderneming, de NV Vlaamse Visveiling. Centraal daarin staat Marie-Jeanne Becaus, meisjesnaam Pieters, een kapitaliste die in 1988 in de visserij begon te investeren. Sindsdien heet het dat de belangen van de visserij en deze van dat kapitaal gelijklopen. Wat goed is voor het kapitaal zou goed zijn voor de kleine visserman.
Intussen gaat het met die visserman almaar slechter. Marie-Jeanne heeft die evolutie al van verre zien aankomen en erop geanticipeerd. Op zaterdag 5 mei 2007 zegt ze in Het Nieuwsblad: “Maar we beseffen heel goed dat de vismijn als bedrijf niet meer kan groeien.”
Kapitaal dat niet groeit is ten dode opgeschreven, kapitaal móet groeien, dat is de aard van het beestje. Dus wordt er uitgekeken naar een andere opportuniteit:”De viscontainers die uit bijvoorbeeld China, Vietnam of Afrika komen zijn momenteel nog beperkt in aantal. Maar met de groei van de handelshaven, zal dat segment steeds belangrijker worden. Het MBZ verwacht een jaarlijkse groei van 1 miljoen containers, waarvan één derde voeding. Van die opportuniteit moeten we gebruik maken.”
Dat heeft deze ondernemende zakenvrouw inmiddels ook gedaan. Op 6 maart 2010 staat er in Het Nieuwsblad een interview met Sylvie Becaus, CEO van Zeebrugge Food Logistics en dochter van hoger vermelde Marie-Jeanne. De familie die de aanvoer van de Vlaamse vissers controleert, beheert blijkbaar ook de nabijgelegen “grootste diepvriezer van Zeebrugge.” Daarin kan er 12.000 kilo voeding gestockeerd worden. Daarin zal, zo blijkt na onderzoek, ook de Vietnamese pangasius opgeslagen worden.
Schort er dan iets aan volgende redenering? Enerzijds: hoe meer pangasius er in “de grootste diepvriezer van Zeebrugge” gestockeerd wordt, hoe meer het kapitaal van de vismijneigenaars groeit. Anderzijds: hoe meer pangasius er naar Europa komt, hoe hachelijker de positie wordt van de visser die zijn waar in de vismijn moet verkopen. De belangen van de vissers en de kapitaalbezitters zijn bijgevolg niet gelijklopend, maar aan elkaar tegengesteld.
De komst van deze kapitalisten werd destijds al met wantrouwen bekeken. Guido Muelenaer en Philippe Bruel schreven er een boek over (Een Zeebrugse afrekening. Achter de schermen van de Belgische visserij). Ook de sector zelf reageerde uiterst terughoudend.
Dat wantrouwen van de vissers steunde op ervaring. De sector had vroeger al eens zo’n toevloed van kapitaal meegemaakt. Na WO I investeerden kapitaalhouders massaal in de uitbating van stoomschepen die ter visserij voeren. Toen die schepen (mede door de overbevissing) niet meer rendabel waren (en het kapitaal dus niet meer lieten groeien) verdwenen die kapitaalbezitters even vlug uit de sector als ze erin gekomen waren. Ze lieten de vissers in de jaren vijftig van vorige eeuw gewoon met lege handen achter.
Je weet wat Karl Marx schreef: “De geschiedenis herhaalt zich, eerst als tragedie en daarna als klucht.” Of de vissers de handelswijze van deze kapitaalbezitters deze keer als een klucht zullen ervaren is echter zeer de vraag.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk in Het Voorlaatste Visserijblad.