Er zijn mensen die van de stad houden en niet van het platteland en omgekeerd. Er zijn mensen die afwisselend van beide houden. Zij leven in de stad en picknicken zondags in het bos met radiomuziek en blijven doof voor het gezang van de vogels. Ze kunnen zich niet echt losmaken van de stad. De stad heeft tentakels en vreet alles op.
Stad en platteland houden niet van elkaar en hebben nooit van elkaar gehouden. Marx eiste van het communisme de opheffing van deze tegenstelling. In de pre-kapitalistische regimes hadden de boeren niets dan wantrouwen voor de stedelingen en die vonden de boeren dan weer domme, onbehouwen, onbeschaafde kinkels. Maar de stad was ook een toevluchtsoord voor de lijfeigene die wilde ontsnappen aan zijn conditie. Stadslucht maakt vrij, zei men.
Het platteland is ontstaan in het neolithicum, het nieuwe steentijdperk, zowat 10.000 jaar geleden. Sindsdien is de rurale natuur niet meer “natuurlijk”. Die natuur werd vermenselijkt. De huidige bossen in West-Europa zijn het werk van de mensen. Met zijn akkers en weiden heeft de mens de oorspronkelijke natuur veranderd in cultuur, in de twee betekenissen van het woord. Ons verlangen naar de natuur, om de titel aan te halen van Keith Thomas’ boek over de veranderende houding van de mens tegenover de natuur tussen 1500 en 1800, is geboren met de industriële revolutie. Die revolutie stonk, letterlijk. Voor 1800 was de natuur waar men tegen moest vechten, en zeker het woud, niet geliefd.
De Belgische Franstalige dichter Émile Verhaeren heeft de steden en het platteland van Vlaanderen bezongen in Les Campagnes hallucinées (1893) et Les villes tentaculaires (1895). Verhaeren was een sympathisant van de sociaaldemocratie en voorstander van de “vooruitgang”. De eerste bundel gaat over de “ontluistering” van het Vlaamse platteland en de angst van de boeren die op zoek naar werk naar de stad trekken. De tweede bundel verheerlijkt de stad, ook al is de dichter zich bewust van de kwaadaardige aspecten van dit kapitalistisch oord bij uitstek.
In mijn gebrekkige vertaling:
“Terwijl ze zich met hun zwarte symmetrische ogen aanstaren, / In de buitenwijken, oneindig ver, / Ronken bij dag en bij nacht, / De werkhuizen en fabrieken. / O de verroeste wijken van regen en straten! / En de vrouwen zichtbaar in hun lompen / En de pleintjes, die hun bederf tonen / Van witte plaaster en afval, / Een bleke en verrotte flora.”
De landbouw kent een begin van industrialisatie die in Vlaanderen pas in de tweede helft van de 20e eeuw zal worden voltooid:
“De vlakte is triest en moe en zonder kracht, / De vlakte is triest en dood – en de stad vreet haar op » (…) «Machtige misdadige armen/ Van duivelse machines,/ Maaiende het evangelisch koren, / Hebben de oude zaaier bang gemaakt / Wiens gebaren met de hemel leken één te zijn.”
We moeten wel opmerken dat Verhaeren zijn bundel afsluit met een gedicht over de toekomst, “Een wereld eindelijk bevrijd van het overwicht van de steden”.
Waarmee we terug bij Marx belanden. In zijn Duitse Ideologie (1864) had Marx opgemerkt dat de scheiding tussen stad en platteland in contradictie was met hun beider belangen. Hij beschouwde die scheiding als de grootste vorm van arbeidsdeling tussen materiële en geestelijke arbeid. Deze contradictie was begonnen met de overgang van het barbaarse tijdperk naar de beschaving, dat wil zeggen met de ontwikkeling van de staat. De stad concentreert de administratie, politie, het innen van de belastingen, etc. De boeren van hun kant produceerden het surplus dat de heersende elite en haar personeel een relatief luxueuze leven bezorgde. Dit heeft gemaakt dat de Griekse Oudheid een merkwaardige intellectuele productie heeft voortgebracht, maar wel zonder technologische vernieuwingen.
Maar Marx wees op de veranderende rol van de stad doorheen de geschiedenis. Als bijvoorbeeld het platteland domineert, dan is de stad in de Oudheid, de plaats waar de slavenhoudende grondgrondbezitter resideren, onderworpen aan het platteland, terwijl in de stad van de latere middeleeuwen de burgers zich moeten verdedigen tegen de aan het platteland gebonden adel. In keizerlijk China waren de steden centra waar de mandarijnenklasse toezicht hield op de productie van de boeren en de organisatie van de landbouw (irrigatie, etc.).
Ik signaleer een artikel dat de Emmanuel Le Roy Ladurie in 1972 geschreven heeft voor de Encyclopedia Universalis en dat in 2012 als boekje is verschenen onder de titel La civilisation rurale (De landbouwbeschaving). De historicus behandelt er het West-Europese gebied en stelt dat deze landbouwbeschaving een trage dood tegemoet gaat vanaf 1915-20. Inderdaad: wie Vlaanderen doorkruist, merkt de totale verstedelijking van het platteland. Hij maakt een interessante opmerking over de doelstellingen van opstanden en over de diversiteit van de “klassen” in de middeleeuwse boerenstand.
“De boerenopstanden waren niet gericht op een integrale overname van de macht: een dergelijke, utopische, droom werd enkel gekoesterd door een handvol chiliasten, die minder invloed hadden op het platteland dan in de steden.” De opstandelingen wilden een vermindering of zelfs de afschaffing van bepaalde heffingen opgelegd door de heersende klassen. De revoluties zullen hun oorsprong hebben in de steden, ook al zullen de boeren er gebruik van maken om de gronden van de heren te bemachtigen, zoals in 1917 in Rusland. In de landbouwmaatschappijen die reeds een begin van kapitalistische penetratie kennen heeft de klassenstrijd het karakter van een strijd tussen rijke laboureurs (landbouwers) en arme manoeuvriers (kleine boeren, dagloners), om de Franse historische terminologie te gebruiken. Volgens Henri Pirenne waren, in de opstanden in Vlaanderen in de 14e eeuw, de meeste rebellen die met de wapens in de hand werden gevangen genomen, kleine, aanzienlijke en soms zeer aanzienlijke grondbezittende laboureurs. (…) Eric Wolf die de “boerenoorlogen” van de 20e eeuw heeft bestudeerd in China, Rusland, Vietnam, Cuba en Algerije, kwam tot gelijkaardige conclusies”.
Het zijn niet altijd de allerarmsten die als eersten tegen het onrecht in opstand komen.
Foto door Jakub Rozalski (Détail).