In de strijd tegen IS steunen westerse mogendheden verschillende Koerdische organisaties. Maar de grootste Koerdische organisatie, de PKK, is nog steeds verboden. Dit artikel, oorspronkelijk verschenen in het Duitse tijdschrift Marx21, bespreekt de actuele ontwikkelingen in Koerdistan, de Koerdische bevrijdingsbeweging en het verbod op de PKK.
Augustus 2014: terroristische milities onder leiding van de ‘Islamitische Staat’ (IS) overvallen een regio in Noord-Irak nabij de grens met Syrië. Het gebied wordt bevolkt door Ezidi’s, een duizenden jaren oude, monotheïstische, etno-religeuze Koerdische minderheid. Hele divisies van de Peshmerga, de strijdkrachten van de autonome Koerdische regering van Noord-Irak, vluchten weg zonder een schot te lossen. De Ezidi’s smeken de Peshmerga om hun wapens achter te laten zodat zijzelf tenminste een kans hebben zich te verdedigen, maar de Peshmerga weigeren. Tienduizenden Ezidi’s zijn gedwongen de bergen in te vluchten. Achterblijvers worden het slachtoffer van verbijsterend genocidaal geweld; duizenden worden vermoord, honderden levend begraven, en talloze Ezidi vrouwen worden verkracht, ontvoerd en tot slaaf gemaakt. Om zout in de wonde te wrijven, plunderen en vernielen IS-strijders heiligdommen van de Ezidi’s.
Maar zelfs voor de mensen die wisten te ontsnappen dreigde een humanitaire catastrofe. De vluchtende Ezidi’s waren omsingeld door IS en zaten vast in de bergen, met kleine hoeveelheden voedsel en water en in enorme hitte. In de steek gelaten door de rest van de wereld, leek hun een zekere dood te wachten – totdat onverwachte versterkingen arriveerden: eenheden van de Volksbeschermingseenheden (PYG in de Koerdische initialen) braken door IS linies in Noord-Syrië, terwijl guerrilla’s van de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) oprukten vanuit het noorden en strijders van hun Iraanse zusterorganisaties PJAK (Partij van Vrij Leven van Koerdistan) uit het oosten. De Koerdische strijders slaagden erin een ontsnappingsroute te openen waardoor tienduizenden konden ontsnappen naar bevrijde Koerdische gebieden in Noord-Syrië. Pas dagen na die ontsnapping begonnen de Amerikaanse bombardementen en de daarmee gepaard gaande operaties van de Peshmerga. Ontsnapte Ezidi’s verklaarden herhaaldelijk aan westerse journalisten dat niet de VS maar “God en de PKK” hen gered hadden.
De Koerden uit Noord-Syrië schoten de Ezidi’s te hulp terwijl zij zich ook in hun eigen gebied moeten verdedigen tegen IS. De betreffende Noord-Syrische Koerden staan onder het bevel van de Democratische Unie Partij (PYD), een zusterorganisatie van de PKK. PYD troepen sloten zich aan het begin van de Syrische revolutie aan bij de opstand en verwijderden de troepen van Assad uit de noordelijke delen van het land. Aansluitend verklaarden zij zich neutraal in de uitgebroken burgeroorlog en beperkten zij zich tot verdediging van hun eigen gebied. In dit gebied begonnen de Koerden een zelf-georganiseerde, democratische vorm van zelfbestuur te creëren die uniek is in de wereld.
In dit gebied, Rojava genoemd, heeft het parlement vaste quota die de deelname en participatie van vrouwen in het parlement en op alle niveaus van de overheid regelen. Voor etnische en religieuze minderheden gelden vergelijkbare regels. Ter verdediging van de regio werd de niet-sektarische, partij overstijgende militie YPG gevormd die ook grote, onafhankelijke vrouweneenheden kent. Te midden van de nachtmerrie van de Syrische burgeroorlog kreeg zo de hoop op zelforganisatie en emancipatie vorm. Deze bron van hoop werd van het begin echter bedreigd: in een poging om het Koerdische zelfbestuur de das om te doen, sloot de Turkse regering de grens in het noorden. Ankara gaf ook steun aan de voorloper van IS toen zij nog ISIS heette en toen al de Koerdische regio’s aanviel vanuit het zuiden.
IS verwierf grote hoeveelheden wapens toen het Mosul innam. Het Iraakse leger liet onder andere zware wapens achter die geleverd waren door de Verenigde Staten. Deze wapens werden door IS meteen naar Syrië gebracht om ze in juli 2014 in te zetten in een grootschalig offensief tegen Kobane, een centrum van het Koerdische zelfbestuur. De YPG, in de minderheid en met veel minder zware wapens, bereidde zich voor op een wanhopige verdedigingsstrijd. Maar opnieuw kwam er steun van buitenaf: mensen verspreid over de Turkse delen van Koerdistan doneerden geld, voedsel en medicijnen om het belegerde Kobane te steunen. Duizenden mensen zetten een tentenkamp op nabij de grens en vernielden het grenshek in een opvallende daad van burgerlijke ongehoorzaamheid ze verbraken daarmee de Turkse blokkade.
Honderden PKK strijders daalden af vanuit de bergen en sloten zich aan bij de verdedigers van Kobane, net zoals vrijwilligers uit heel Koerdistan en leden van linkse Turkse partijen. Deze indrukwekkende blijk van solidariteit had succes: het offensief van IS werd tegengehouden. Kobane houdt nog steeds stand en het democratische experiment van Rojava overleeft. Maar op het moment van schrijven is Kobane nog steeds bedreigd: eind september hernam IS hun offensief. IS terroristen zijn de stad binnengedrongen en verwikkeld in huis-tot-huis gevechten met de YPG. Na lang weifelen besloot de VS de Koerdische strijdkrachten te steunen door IS posities te bombarderen.
De Koerdische bevrijdingsbeweging
Het offensief van IS in Syrië en Irak heeft voor het eerst in jaren de aandacht van de wereld gevestigd op de Koerden en op de tegenstrijdige westerse houding tegenover hen. Bondgenoten van het westen hebben op het minst de opkomst van IS getolereerd (en misschien zelfs gesteund) terwijl de Verenigde Staten en de Europese Unie de PKK – op het moment de organisatie die het meest effectief het verzet tegen IS organiseert – behandelt als een terroristische organisatie.
De Koerden zijn ’s werelds grootste etnische groep zonder een eigen staat. Hun nationale belangen werden genegeerd door de grote imperialistische machten toen deze na de Eerste Wereldoorlog het Midden-Oosten opnieuw verdeelden. Zo’n 18 miljoen Koerden leven in Turkije, tussen de vijf en zeven miljoen in Iran, vijf miljoen in Irak en twee miljoen in Syrië.
De twintigste-eeuwse geschiedenis van de Koerden is er een van onderdrukking en verzet. Verschillende malen braken er opstanden uit voor nationale onafhankelijkheid, democratische vrijheden en culturele zelfbeschikking. In Iran kreeg na de Tweede Wereldoorlog een Koerdische staat vorm die loyaal was aan de Sovjet-Unie. Nadat deze verslagen was door Perzische troepen, zetten linkse Koerdische groepen hun strijd voort: eerst tegen de dictatuur van de Shah, daarna tegen het religieuze bewind van de moellahs. Lange tijd was Irak echter het centrum van het Koerdische verzet. Deze beweging bestond grotendeels uit twee bewegingen die tegen Saddam Hussein en voor een onafhankelijk Koerdistan streden: de conservatieve, aan tradities gebonden Democratische partij van Koerdistan (KDP) en de in ideologie wat meer progressieve Patriottische Unie van Koerdistan (PUK). De Koerdische vrijheidsstrijders, die bekend kwamen te staan als Peshmerga, werden echter de speelbal van verschillende buitenlandse mogendheden. Tijdens de Iraans-Iraakse oorlog van 1980-1988 steunde Irak de Iraanse Koerden terwijl Iran wapens leverde aan de Iraakse koerden. Tegelijkertijd steunde de VS hun toenmalige bondgenoot Saddam Hussein in het bloedige onderdrukken van de Koerdische opstand. In het kleine Koerdische stadje Halabja werden massaal mensen gedood door gifgas – Duitse bedrijven hadden de bestanddelen daarvoor geleverd aan Saddam Hussein.
Met de inval van Saddam Hussein in Koeweit in 1990 veranderde het speelveld weer. Toen de eerste Golfoorlog uitbrak, werden de Iraakse Koerden potentiële bondgenoten van de VS. In ruil voor hun deelname aan de oorlog stelde de VS een no-fly-zone in boven de Koerdische gebieden in Noord-Irak. Onder dekking hiervan slaagden Koerdische strijders erin het Iraakse leger te verjagen uit deze gebieden. Ook tijdens de tweede Golfoorlog in 2003 vochten Iraakse Koerden aan zijde van de VS – hun beloning was een autonome regio na de val van Saddam Hussein. De regio, die enkel bestaat uit de door Koerden bevolkte delen van Irak, staat onder de controle van de PDK en de PUK. De PKK slaagde erin in Noord-Irak guerilla bases te openen voor hun strijd tegen de Turkse staat.
Ook in Turkije bleven de Koerden in opstand komen. De onderdrukking van Koerden is bijzonder zwaar in Turkije, voornamelijk omdat het bestaan van de Koerden als een afzonderlijke etnische en culturele groep het idee van een verenigde, etnisch Turkse staat zoals bedacht door de oprichter van het moderne Turkije, Mustafa Kemal Atatürk, tegenspreekt. Koerden was het verboden hun eigen taal te spreken, Koerdische namen te gebruiken en zelfs om de letters X en W te schrijven – letters die bestaan in het Koerdisch, maar niet in het Turks. In de jaren zeventig kwamen er grote studenten- en arbeidsbewegingen op in Turkije en er vormde zich een heel scala aan sterke linkse partijen – waaronder de PKK. Deze werd opgericht in 1978 door een groep linkse studenten rond Abdullah Öcalan. De partij legde zich toe op een marxistisch-leninistisch programma en koos voor gewapende strijd met als doel een onafhankelijk, socialistisch Koerdistan. In 1980 grepen rechtse militairen de macht in Turkije en werd links in Turkije gewelddadig onderdrukt. De PKK, en andere linkse groepen, moest uitwijken.
De PKK vond een toevlucht in een trainingskamp in Libanon van het Palestijnse Volksfront voor de Bevrijding van Palestina (Popular Front for the Liberation of Palestine) en vocht samen met de Palestijnen tegen de Israëlische invasie van 1982. In 1984 begon de PKK zelf een hevige guerillla-oorlog in de Turkse delen van Koerdistan en verwierf zij daar massale steun. In de vroege jaren ’90 stelde deze aanhang de PKK in staat een “Koerdische intifada” te ontketenen die uitmondde in een reeks massale opstanden. Internationaal kreeg de PKK echter veel kritiek binnen links vanwege de autoritaire leiding van de beweging, inclusief het doden van interne opponenten, en het nationalistische karakter van hun ideologie. Op 15 februari 1999 werd Öcalan gekidnapt door de Turkse geheime dienst (waarschijnlijk in samenwerking met de Israëlische Mossad) en sindsdien zit hij gevangen op het eiland Imrali. Als reactie op zijn arrestatie namen wereldwijd tienduizenden Koerden deel aan protesten. In Zwitserland werd het leger opgeroepen om gebouwen van de Verenigde Naties te beschermen tegen Koerdische demonstranten en in Duitsland vond een hele reeks betogingen en bezettingen plaats. Vier Koerden werden doodgeschoten toen zij poogden de Israëlische ambassade te bezetten, voor hun dood is niemand vervolgd.
Het verbod op de PKK
Tegen de tijd dat Öcalan gearresteerd werd, was de PKK al zes jaar lang verboden in Duitsland. (Duitsland heeft met meer dan 650.000 Koerden de grootse Koerdische gemeenschap van Europa). In de vroege jaren negentig had de PKK in Duitsland 15.000 leden en was daarmee een van de sterkste linkse organisaties in het land. In Duitsland organiseerde de PKK verschillende demonstraties en politieke acties tegen de brute onderdrukking van Koerden in Turkije en de Duitse steun aan NAVO-partner Turkije. PKK-leden namen deel aan radicale acties als het blokkeren van snelwegen, en aanvallen op Turkse reisbureaus en kantoren van Turkse fascistische organisaties. Verschillende PKK-supporters zetten zichzelf in brand als protest. In 1993 verbood Duitsland de PKK om zodoende Turkije te helpen in de strijd tegen een van haar sterkste tegenstanders. Net zo belangrijk als dit streven was echter de golf van racistische, anti-immigranten hysterie die Duitsland toentertijd overspoelde. De campagne tegen de PKK, de zogenaamde “Terror-Kurden”, was veel heviger dan de juridische maatregelen tegen andere linkse groepen en het PKK-verbod kwam in feite neer op het politiek monddood maken van een van de grootste minderheden in het land. De VS en de EU volgden het Duitse voorbeeld snel en plaatsten de PKK op hun respectievelijke lijsten van “terroristische organisaties”.
Alleen al het tonen van PKK vlag is nog steeds aanleiding voor de Duitse politie om demonstraties aan te vallen en te ontbinden. Sinds 2004 zijn er 4500 juridische procedures aangespannen in verband met PKK activiteiten. Sinds 1996 zijn meer dan 100 PKK functionarissen veroordeeld, in enkele gevallen tot gevangenisstraf. Nog in oktober 2014 omschreef het Duitse ministerie van Buitenlands Zaken de PKK als net zo gevaarlijk als IS. In hetzelfde rapport werd het aanhoudende vermogen van de PKK om mensen te mobiliseren benadrukt: de PKK zou zo’n 1400 leden hebben in Duitsland en in staat zijn zo’n 50.000 Koerden en sympathisanten te mobiliseren. In het begin van oktober maakten grote betogingen dit potentieel zichtbaar toen duizenden Koerden solidariteit met Kobane, het opheffen van het verbod op de PKK en vrijheid voor Öcalan’s eisten.
Veranderingen in de PKK
Na de arrestatie van Öcalan volgde een fase van zelfkritiek en het ontwikkelen van nieuwe perspectieven in de Koerdische beweging. De PKK realiseerde zich dat enkel een staat geen garantie is voor democratie en vrijheid en gaf de eis voor een eigen staat op: in plaats daarvan kwam het streven naar “democratisch confederalisme”. In de praktijk zou dit confederalisme neerkomen op een associatie van lokale democratische structuren van zelforganisatie en zelfbestuur binnen de bestaande staten. Binnen de partij kregen ecologische en feministische eisen meer aandacht. Öcalan’s recente politieke geschriften tonen de invloed van de Zapatista’s en de Noord-Amerikaanse anarchist Murray Bookchin. Binnen Turkije nam de PKK deel aan een brede alliantie met Turkse linkse organisaties, vrouwenorganisaties en organisaties van HLBT’s. De kandidaat van deze alliantie voor de Turkse presidentsverkiezingen, Selahattin Demirtas, haalde in de afgelopen verkiezingen van augustus 2014 bijna 10 procent van de stemmen in een campagne die Koerdisch links samenbracht met het “oude” Turkse links en de generatie van activisten die opkwam na de protesten rond het Gezi park.
Onder leiding van de PKK en haar zusterorganisaties zijn er in Koerdistan verschillende sociale bewegingen opgekomen voor democratie, onderwijs, gender gelijkheid en sociale gerechtigheid. Binnen de Koerdische bewegingen vormen deze bewegingen het linkse alternatief voor de corrupte en pro-imperialistische KDP en PUK. Deze twee partijen streven naar een onafhankelijke staat in Noord-Irak en hebben de steun van het westen – in ruil verwacht het westen ongehinderde toegang tot de lokale olievelden en het politiek buiten spel zetten van de PKK en haar bondgenoten. Er zijn sterke aanwijzingen dat de leiders van de Noord-Iraakse koerden opzettelijk hun troepen terugtrokken en de Ezidi’s uitleverden aan IS om het westen te dwingen in te grijpen en wapens te leveren. Of het in de steek laten van de Ezidi’s gepland was of niet, het resultaat was hetzelfde: de Peshmerga krijgen nu westerse wapens. Wat de conservatieve Koerdische groeperingen echter niet verwacht hadden, was de vastberaden inzet van de PKK ter bescherming van de Ezidi’s en hoeveel sympathie dit de linkse Koerden bracht. Duizenden Ezidi’s hebben zich aangesloten bij de PKK en de YPG en vormen hun eigen zelfverdedigingseenheden. Deze eenheden hebben hoge nood aan moderne wapens maar zullen deze niet krijgen van het westen voor wie de PKK en de YPG weinig meer dan terroristen blijven.
In antwoord hierop begon een aantal Duitse linkse groepen (Neue Antikapitalistische Organisation [NAO], Antifaschistische Revolutionäre Aktion Berlin [ARAB] en Perspektive Kurdistan) de campagne ‘Wapens voor de YPG’. In enkele weken haalden zij 50.000 euro binnen. Een vergelijkbaar initiatief van de Deense linkse partij Enhedslisten droeg 7.000 euro over aan de PYD.
Tegen het PKK-verbod
Ondanks de nood aan wapens moet westers links niet oproepen tot wapenleveringen aan de PDK en PUK. Westerse hulp aan deze organisaties is enkel bedoeld om de invloed van de imperialistische mogendheden in de regio te stabiliseren en te versterken – de invloed van dezelfde mogendheden die eerst IS op hebben laten komen. Het is zeer waarschijnlijk dat dezelfde wapens tegen de PKK gebruikt zullen worden in de toekomst. In plaats van verstrikt te raken in een debat over het nut van westerse steun moet westers links eisen dat het verbod op de PKK opgeheven wordt. Het opheffen van dat verbod is het opheffen van het verbod op een van de belangrijkste linkse organisaties in het Midden-Oosten en een klap tegen imperialistische belangen.
Opheffen van dit verbod is politiek haalbaar. Zelfs conservatieve media beginnen te onderkennen dat het tegenstrijdig is dat het westen een de ene kant IS bestrijdt maar aan de andere kant de PKK verbiedt. Radicaal links moet in beweging komen om het PKK-verbod weg te krijgen – dat zou een concrete daad van anti-imperialistische, internationale solidariteit met progressieve en democratische krachten in het Midden-Oosten zijn.
Dit artikel is een uitgebreid versie van een stuk dat eerder verscheen in het Duitse linkse tijdschrijft Marx21 .