“Tax shift” was zonder meer hét woord van het voorbije politieke jaar. Het was ACV-voorzitter Marc Leemans die op 24 november 2014 – tijdens de provinciale stakingsdag in Antwerpen – de kat de bel aan bond. Hij stelde toen dat “wil het sociaal overleg echt een kans maken, dan moet er een tax shift komen”. De terugkeer van sociale vrede werd daarmee impliciet gekoppeld aan een belastingverschuiving die de laagste inkomens ontziet en de breedste schouders de zwaarste lasten laat dragen. Net voor het zomerreces – op 23 juli 2015 – maakte de regering-Michel de contouren van die “tax shift” bekend. Opmerkelijke maatregelen zijn de verhoging van de btw op elektriciteit, de hogere accijnzen voor diesel en de “frisdranktaks”. De werkende bevolking krijgt daarnaast via belastingkortingen extra koopkracht. In deze bijdrage proberen we kort de verdelingseffecten te schetsen. Wie zijn de winnaars en de verliezers? Onze (voorlopige) conclusie is dat de laagste inkomensgroepen – leefloners, werklozen, zieken, gepensioneerden etc. – er bekaaid van afkomen. Ze hebben nauwelijks iets te winnen bij de fiscale maatregelen, terwijl ze de hogere btw en accijnzen sterker voelen dan andere groepen. Een andere vaststelling is dat de (grote) vermogens de dans lijken te ontspringen.
De “tax shift” in een notendop
De regering-Michel gaat prat op een belastingverschuiving ter waarde van €7,2 miljard. €3 miljard bestaat uit bijdragekortingen voor de bedrijven, terwijl er voor €4,2 miljard aan “koopkrachtmaatregelen” worden genomen. Let wel op: deze bedragen zijn cumulatief en slaan op de hele periode 2015-2018. In die zin zijn er enkele dubbeltellingen. We overlopen kort de contouren van de tax shift.
Het akkoord van deze zomer voorziet allereerst extra uitgaven door bijkomende bijdragekortingen voor de bedrijven. Het streefdoel is om de werkgeversbijdrage voor de sociale zekerheid te verlagen van 33% naar 25%. Let wel: het reëel tarief lag eigenlijk al een stuk lager dan die 33%. Daarnaast komen er specifieke maatregelen voor de kmo’s, de social profit, weekend- en nachtwerk en high-tech bedrijven. Deze initiatieven moeten arbeid goedkoper maken en op die manier de werkgelegenheid stimuleren. Poliargus plaatste eerder al kritische kanttekeningen bij die stelling – zie onder meer deze opinie op Mo* online. Daarnaast zijn er fiscale ‘koopkrachtmaatregelen’ die de werkende bevolking netto meer moet laten overhouden. Het gaat – volgens onze info – over: het afschaffen van het 30%-belastingtarief, de verhoging van de werkbonus en het versterken van de aftrek voor beroepskosten.
De bovenstaande maatregelen worden gecompenseerd door extra lasten op consumptie. De btw-verhoging op elektriciteit (van 6% naar 21%) springt het meest in het oog. Verder is er een verhoging van een aantal accijnzen (op diesel, tabak en alcohol) en komt er een “frisdranktaks”. Zoals eerder verwoord door minister van Financiën Johan Van Overveldt wordt er slechts in laatste instantie gekeken naar de vermogens. De roerende verheffing gaat van 25% naar 27% en er komt een ‘speculatieve beurstaks’ die €28 miljoen oplevert. Ten slotte wordt er ook bespaard – vooral in de sociale zekerheid. Denk onder meer aan de halvering van de uitkering voor deeltijdse werklozen en de beperking van heel wat gelijkgestelde periodes voor de pensioenberekening.
Ik heb eerder beargumenteerd dat sociale rechtvaardigheid de ultieme lakmoesproef is voor een belastingverschuiving. De tax shift moet dus bijdragen aan een meer rechtvaardige fiscaliteit. De simulaties van de denktank Poliargus wijzen uit dat dat niet het geval is. Op minst zijn extra compensaties nodig voor de laagste inkomens – vooral dan de uitkeringstrekkers – en moet een grotere inspanning worden gevraagd aan de vermogens.
Een vleugje methodologie
Om de winnaars en verliezers van de tax shift in kaart te brengen, maken we gebruik van microsimulatie. Bij een microsimulatie probeert men de gevolgen voor de verschillende inkomensgroepen in te schatten. Vaak werkt men met zogenaamde decielen – waarbij het eerste deciel de mensen zijn met het 10% laagste inkomen en het tiende deciel de mensen met het 10% hoogste inkomen. Concreet maken we gebruik van het MEFISTO-model. Dit simulatiemodel kwam tot stand door samenwerking van de universiteiten van Antwerpen, Leuven, Brussel, Luik en Essex. Meer info vind je op de site: www.flemosi.be.
Het gebruikte model is statisch. Dat wil zeggen dat er – voor de eenvoud – geen rekening wordt gehouden met gedragseffecten. Mensen blijven – ondanks de gewijzigde fiscaliteit – hetzelfde verdienen of consumeren. Ondanks de btw-verhoging op elektriciteit wordt er dus verondersteld dat mensen evenveel elektriciteit verbruiken.
In wat volgt wordt een schets gemaakt van de verdeling van de lusten en de lasten. De resultaten worden schematisch en kort weergegeven. Het betreft een beperkte en voorlopige oefening. Het is beperkt, aangezien we enkel focussen op de nieuwe fiscale maatregelen aangekondigd door de federale regering tijdens de zomer. Concreet gaat het over: de btw-verhoging op elektriciteit, de afschaffing van het 30%-belastingtarief, de verhoging van de werkbonus en de versterkte aftrek voor beroepskosten. In de marge zeggen we iets over de verdelingseffecten van hogere accijnzen. We kijken niet naar eerdere maatregelen van de federale of Vlaamse regering (bijvoorbeeld de indexsprong). Het is daarenboven een voorlopige oefening, aangezien niet alle details van de tax shift bekend zijn.
De lusten van de tax shift
Er zijn twee grote groepen van winnaars bij de tax shift. Allereerst, de werkgevers. De regering verlaagt immers de werkgeversbijdrage voor de sociale zekerheid van 33% naar 25%. Dat is echter minder spectaculair dan het lijkt, aangezien er al heel wat kortingen bestaan. In theorie zou deze maatregel – wegens het goedkoper maken van arbeid – de werkgelegenheid stimuleren. In de praktijk is dat effect hoogst onzeker, aangezien eerdere lineaire bijdragekortingen niet de verhoopte jobs hebben opgeleverd. De facto zal daardoor minstens ten dele een transfer plaatsvinden in de richting van de aandeelhouders, waarvan we sinds de studie van Kuypers en Marx (2014) weten dat ze zich vooral in het hoogste inkomens- en vermogensdeciel bevinden.
Ten tweede, zullen beter verdienende werknemers de vruchten plukken van de fiscale maatregelen. De onderstaande grafiek geeft een samenvatting de verdelingseffecten van de fiscale maatregelen die de regering heeft aangekondigd. Het zevende en het achtste deciel gaan er in verhouding tot hun inkomen het meest op vooruit. De armste groepen – vooral uitkeringstrekkers – winnen quasi niets bij de hervorming. Voor het eerste deciel gaat het concreet over iets minder dan €2 per maand. In de simulatie-oefening werd rekening gehouden met: de afschaffing van het 30%-belastingtarief, de verhoging van de werkbonus en de versterking van beroepskostenaftrek. De grootste impact komt van de afschaffing van de belastingschijf. Sommige werknemers winnen door die maatregel ongeveer €20 per maand.
Figuur 1. Effect belastingverminderingen en btw-verhoging als percentage van het beschikbaar equivalent inkomen
Bron: simulatiemodel MEFISTO (onderdeel van FLEMOSI) & Huishoudbudgetenquête 2009
De lasten van de tax shift
De tax shift wordt gecompenseerd door een verhoging van de indirecte belastingen en door extra besparingen – onder meer in de sociale zekerheid. De meest opvallend maatregel is de verhoging van de btw op elektriciteit. Een eigen simulatie – gebruik makend van de Huishoudbudgetenquête 2009 – wijst op een significant regressieve sociale impact. De reden is vrij eenvoudig: de laagste inkomensgroepen spenderen een groter deel van hun inkomen aan elektriciteit. Concreet zal de laagste inkomensgroep de btw-verhoging drie keer zo fors voelen als de hoogste inkomensgroep.
Om de gevolgen van de verhoging van de accijnzen in te schatten, hebben we enkel beschikking over de verdeling van de consumptie van diesel, tabak, alcohol en frisdrank naar kwartielen. Daarbij wordt de bevolking onderverdeeld in vier groepen, gerangschikt volgens inkomen. Op basis van consumptiedata van de FOD economie weten wij dat de laagste inkomensgroepen een groter deel van hun inkomen spenderen aan tabak, alcoholische dranken en frisdrank. Diesel is evenwel de uitzondering op de regel. Een hogere accijns op diesel werkt daardoor neutraal in op de inkomensverdeling. Desalniettemin zullen de accijnsverhogingen de regressieve impact van de btw-verhoging voor elektriciteit versterken. Het effect is het meest uitgesproken voor tabak.
Figuur 2. Consumptie van diesel, tabak, alcoholische dranken en frisdrank in verhouding tot het gezinsinkomen – verdeling volgens kwartielen
Bron: Huishoudbudgetenquête 2012
Wanneer we zowel de lasten als de lusten in beschouwing nemen, kunnen we niet anders dan concluderen dat de laagste inkomensgroep de verliezer is van deze tax shift. Zij hebben nauwelijks iets te winnen, aangezien ze sowieso al weinig belastingen betalen. Anderzijds dragen ze disproportioneel de gevolgen van de btw- en accijnsverhoging. Voor werklozen, zieken, leefloners en gepensioneerden is de tax shift daarom in het allerbeste geval een nuloperatie. Wanneer we enkel rekening houden met de duurdere elektriciteit verliest iemand met een leefloon naar schatting €8 per maand – of ongeveer €100 per jaar. Daar komt nog bovenop dat de tax shift deels gefinancierd wordt via besparingen op de sociale uitgaven. Die zullen op hun beurt de laagste inkomens raken in hun bestaanszekerheid – al kan er een zeker tijdseffect optreden. Om de gevolgen voor de uitkeringstrekkers te beperken, moet er een extra compensatie worden voorzien.
Een belangrijke kanttekening is evenwel dat deze regering heeft besloten om de welvaartsenveloppe terug volledig toe te passen – eigenlijk slechts voor 87% (zie een eerdere anlayse van Pieter-Paul Verhaeghe). Die enveloppe werd in 2005 – ten tijde van het Generatiepact – in het leven geroepen om de uitkeringen beter in staat te stellen om de algemene welvaart te laten volgen. Hierdoor zijn op 1 september een aantal uitkeringen – vooral de minima en de oudste pensioenen – de lucht ingegaan. Deze beslissing werd echter al eerder genomen om de indexsprong voor de uitkeringstrekkers te compenseren. Deze welvaartsaanpassing is onvoldoende om zowel de indexsprong als de btw- en accijnsverhogingen te compenseren.
Bijdrage vermogens is de grote afwezige
Een andere vaststelling is dat de bijdrage van de (grote) vermogens al bij al beperkt blijft. Op 23 juli 2015 werden twee maatregelen aangekondigd: de verhoging van de roerende voorheffing (van 25% naar 27%) en de invoering van een speculatieve beurstaks. Beide brengen slechts een fractie op van de inkomsten die worden begroot door de btw- en accijnsverhogingen. De speculatietaks zou slechts een symbolische opbrengst hebben van €28 miljoen. De regering lijkt hierdoor twee vliegen in één klap te vangen: er komt geen echte vermogensbelasting en men lijkt te bewijzen dat een dergelijke maatregelen weinig opbrengen.
Samengevat kunnen we stellen dat deze tax shift niet slaagt voor de sociale lakmoesproef. Integendeel, de zwaarste lasten worden gelegd op de smalste schouders. Op zijn minst zouden er extra compensaties moeten komen voor de uitkeringstrekkers – eventueel gedragen door de vermogenden. Op langere termijn dringt een volwaardige vermogensbelasting zich echter op en zal de sociale zekerheid moeten worden geherfinancierd.
Olivier Pintelon studeerde politieke wetenschappen aan de Universiteit Gent en pensioenrecht (postgraduaat) aan de KU Leuven. Sinds het voorjaar van 2010 is hij betrokken bij Poliargus. Zijn expertisedomein is sociaal beleid “in de ruime zin”, ook in zijn Europese dimensie.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op de website van Poliargus http://poliargus.be/