Dode arbeid hangt als een nachtmerrie om de nek van levende loonafhankelijken, de tanden tastend naar de halsslagader. Het werd tijd dat iemand het bloedzuigende, lichaamsverminkende, zombificerende karakter van kapitaal centraal stelde in een studie. Dat deed de Canadese politicoloog David McNally– met verbluffend resultaat.
McNally’s Monsters of the market is opgebouwd uit drie essays, die subtiel met elkaar verweven zijn tot een overkoepelend beeld van diverse monsterlijke verschijningsvormen van kapitalistische regimes. De samenhang tussen de drie delen is niet op voorhand vanzelfsprekend: deel een houdt zich bezig met literaire verbeelding in Europa tijdens de opkomst en worteling van het kapitalisme; deel twee onderzoekt monstermetaforen bij Marx en deel drie speelt zich af in globaliserend Afrika.
Het is een klein wonder dat het boek de thema’s tot een eenheid smelt die geleidelijk de vorm aanneemt van een reusachtige, verzelfstandigde, beschuldigende vinger naar een beschaving die als enige mantra heeft ‘accumuleer, accumuleer, al valt de hele wereld er bij neer!’
Commodificatie van het lichaam, dood of levend
“Progressively deprived of non-market means of survival – common lands, common rights and various perquisites – the poor had little option but to turn to the market, as sellers of their own labouring power, in order to secure their subsistence. To be sure, the poor fought this reduction of their labour power to just another marketable good among many; but, over the long haul, capital proved largely victorious.” (pag. 23)
Monsters of the market begint met een parallelle vertelling over enerzijds de privatisering van gemeenschapsgrond en land van kleine boeren (enclosures) en anderzijds de ontwikkeling van vormen van vernedering en commodificatie van de armen na hun dood. De rijken kannibaliseerden de armen; ze instrumentaliseerden lijken van wetsovertreders ter lering aan de rest van het grauw en ter vermaak van geleerden en hun publiek. Beide klassen deden zich aan elkaar voor in monsterlijke gedaante. De bezittende klasse verscheen aan de menigte als een duistere macht die met kracht van wet en wapens het levensonderhoud wegnam, hem in de fabrieken en werkhuizen dwong, opjoeg, deporteerde, ophing. Het gepeupel bestond voor de burgerlijke klasse uit irrationele, gewelddadige, immorele beestmensen.
Erger nog dan één gewoon mens te ontmoeten, was voor de bovenlaag de gedachte aan de ongewassen menigte – de ‘swinish multitude’ van Edmund Burke. Britse teksten van de bovenlaag presenteren de massa vanaf de zeventiende eeuw rond twee thema’s. De massa is hoofdloos en vormeloos, een anatomisch zeer incorrect ratjetoe van misplaatste lichaamsdelen zonder orde. (pag. 71) De geciviliseerde bovenlaag heeft tot taak het beest te temmen en voor zich te laten werken.
Politieke anatomie
Wat de parallelle verhalen van monsterlijke menigten, onteigening en absorptie in de kapitalistische machinerie bond, was een nieuwe anatomie van het politieke lichaam. De angst en haat voor de armen voor de deur lieten zich naadloos transplanteren naar de onontgonnen rest van de wereld, te beginnen met de koloniën. Bij Francis Bacon vinden we het hele project voor politieke anatomie, schrijft McNally:
“A plan for empire bases, first, on the extermination of the monsters of the colonial world and the expropriation, mapping and particularisation of their lands and resources; and, second, a proposal for war against the rebellious monsters infecting the English body-politic – commoners, squatters, riotous women, agrarian communists. Gender, class, race and colonialism all intersect in this early-modern anatomy of monstrosity.” (pag.72)
Monsters of the market bekijkt Mary Shelley’s Frankenstein in context van Luddieten en rebelse Ieren. (pag. 84-85) Grafschenners waren een veelvoorkomend element in deze periode, waar de lijken van armen werden gestolen om te verkopen aan de kennisdorstige medische wetenschap. (pag. 87)
Om de vraag van anatomen naar lijken te bevredigen, werden lichamen in een samenvatting van historicus Ruth Richardson
“bought and sold, they were priced, haggled over, negotiated for, discussed in terms of supply and demand, delivered, imported, exported, transported. Human bodies were compressed into boxes, packed in sawdust, packed in hay, trussed up in sacks, roped up like hams, sewn in canvas, packed in cases, casks, barrels, crates and hampers, salted, pickled, or injected with preservative… Human bodies were dismembered and sold in pieces, or measured and sold by the inch.” [Richardson, geciteerd op pag. 53)
Onzichtbare handen
De uiteenzetting over Frankenstein behoort tot het boeiendste dat deel een van Monsters of the market biedt. Frankenstein’s monster beschikt in de roman nog over een eigen stem, in tegenstelling tot de films.
“Shelley foregrounds the invisible labours that sustain economic life. She delineates the surplus-labour, work above and beyond that required for his own subsistence, through which the Creature aids his neighbours. In what can only have been a deliberate reply to bourgeois economics, she parodies Adam Smith’s metaphor in having the monster explain, “I afterwards found that these labours, performed by an invisible hand, greatly astonished”.” (pag. 102)
Shelley wist wat liberalen graag vergaten: welke handen het zijn die welvaart creёren. Bill Gates maakt software zoals koningin Isabella Amerika ontdekte: eigenlijk gewoon niet. Om te vergeten dat de ondernemer zijn vermogen vergaart door de ideeёn en arbeid van ondergeschikten te verkopen, moeten die ondergeschikten ontmenselijkt worden: dom zijn ze, lui en alleen door dreigende armoede tot werken te brengen – en natuurlijk hebben ze geen stem, en zo hoort het ook.
Het lezen van literaire teksten met politieke categorieën voor ogen kan geforceerd overkomen. Maar in het geval van Percy en Mary Shelley bestaat geen twijfel over hun radicale politieke denkbeelden, wat de interpretatie van McNally versterkt. Het is een herinnering dat universele verhalen ook een specifieke historische betekenis hebben die op een heel eigen manier informeert over onze geschiedenis; paradoxaal genoeg alleen als we de geschiedenis al kennen.
Gothic Marx
Volgens Adam Smith bracht een onzichtbare hand egoïstische individuen ertoe bij te dragen aan algemene welvaart. Mary Shelley maakte de werkelijke handen zichtbaar die de welvaart van hun “werkgevers” produceren. Marx richtte een schijnwerper op de sfeer van productie om de onzichtbare draden te reflecteren die de werkende bevolking vangen in een leven van exploitatie. (pag. 136)
“In Marx the exposition of the theory – the dance of the commodities, the cross-stitch of logic – is always followed by a documented picture of the capitalist laws at work, and these chapters, with their piling up of factory reports, their prosaic description of misery and filth, their remorseless enumeration of the abnormal conditions to which the men, women and children of the working class have had to try to adjust themselves… These at last become intolerable. We feel that we have been taken for the first time through the real structure of our civilization and that it is the ugliest that ever existed…” (E. Wilson, geciteerd op pag. 118-119)
Vampieren en zombies waren geen kleurrijke extra’s voor Marx, maar vormden een essentieel onderdeel van de tekst om de bovennatuurlijke verschijningsvorm van kapitaal te vatten. (pag.116) Een fundamentele eigenschap van de moderniteit is de zombificering van arbeiders om hun levensenergie op te zuigen in dienst van het kapitaal. (pag. 143) Elke menselijke eigenschap verdwijnt in abstracte tijd die tot op de milliseconde berekend wordt en waar de mens zich naar voegt of eruitvliegt.
Daar staat de Tayloristische econoom met zijn stopwatch en zijn notitieblok en bedrijft zijn Nobelprijswaardige wetenschap. Liefde, genot, kunst, contemplatie, passie, genegenheid, empathie, schoonheid, begrip en verwantschap zijn een luxe die de moderne zombie zich niet kan veroorloven. Daar bestaat geen app voor. “Utiliteitsmaximalisatie” is alles. Must eat brain!
Westers fetisjisme
De koloniale rooftochten van het beschaafde Westen brachten – naast buit – verhalen mee over Afrikanen met een religieuze verering van materiële voorwerpen: fetisjisme. Marx kaatste de bal terug: het waren de burgerlijke elites in Europa die in verering knielden voor de dode waren waarin ze investeerden. Hij gaf aan dit “warenfetisjisme” een extra draai. Wat kapitalisten vereren is niet de waar op zichzelf, maar de ziel van de waar, de ruilwaarde. Niet het product zelf is van waarde (dit noemde Marx de gebruikswaarde van een product) maar wat het oplevert op de markt.
In de woorden van Peter Stallybrass:
“To fetishize commodities is, in one of Marx’s least understood jokes, to reverse the whole history of fetishism. For it is to fetishize the invisible, the immaterial, the supra-sensible.” [Stallybrass, geciteerd op pag. 127)
Het aanbidden van abstracties en ideaaltypen is een wezenskenmerk van het liberalisme. “De mens” is zo’n ideaaltype, dat geen enkele overeenkomst heeft met werkelijk levende mensen in hun werkelijke leven. “De waarde” van waren is net zo’n abstractie. Zoals de abstracte mens onder het liberalisme vrij kan zijn terwijl echte mensen onder de dwang van omstandigheden geen enkele keuze hebben, zo kan alles wat op de markt verkocht wordt (van computers tot arbeidskracht) geabstraheerd worden tot een universele waarde. De computer en de arbeidskracht worden uitgedrukt in dezelfde geldwaarde; hun intrinsieke waarde (het genot van computeren, de vreugde van het creëren van iets nieuws) is irrelevant.
Omdat waarde alleen kan bestaan door werkelijke voorwerpen te bewonen, ziet de aanbidding van het kapitaal er in de praktijk uit als de schatkamer van Dagobert Duck. Oom Dagobert geniet van de waarde die zijn berg munten vertegenwoordigt op de goudbeurs, maar in een abstractie kun je niet zwemmen.
Bezeten door kapitaal
Alleen door de koop en verkoop van waren kan kapitaal bestaan. Het neemt de vorm aan van de arbeidskracht die de waar produceert, van de waar zelf, dan van geldwaarde die geїnvesteerd kan worden om meer arbeidskracht meer waren te laten maken die meer geld opleveren en zo door tot in het oneindige. Het kapitaal waart als een spook door de markt en bijt zich als een vampier vast in de menselijke huls van de arbeidskracht, die het uitzuigt tot het omhulsel weggegooid of gepensioneerd wordt.
De winst van gisteren, geproduceerd door de arbeid van gisteren (“dode arbeid”, in een lugubere term van Marx), staat vandaag de kapitalist ter beschikking om nieuwe, levende arbeid te kopen en voor zich te laten werken. Het resultaat:
“A nightmare-world in which the products of past labour come to dominate living labour. Vast agglomerations of factories and machines compose an automated system in perpetual motion, relentlessly sucking up surplus-labour, draining the life energies from laboring bodies. Capital, Marx intones, assumes the form of “an animated monster” which begins to “work” “as if its body were by love possessed”. (pag. 132)
Als bonus bevat dit deel van Monsters of the market een kraakheldere uitleg van het financiёle systeem na 1970. Wie het te druk, druk, druk heeft voor een heel boek, moet tenminste deze paar pagina’s lezen – ze maken alleen al de prijs van McNally’s product waar. Waren verdwijnen geheel uit het zicht in bedrijven die de efemere sfeer bedienen van derivaten en verzekeringen. Aangevallen door het monster uit het verleden (kapitaal als dode arbeid) en het monster van de toekomst (kapitaal als verwachte, ooit nog te realiseren winst) blijft vandaag maar een ding te doen: voetbal kijken.
Menselijke pinautomaat
Deel drie verhaalt moderne mythen uit Afrika over mensen die geld uitspugen als een pinautomaat en rituele moorden als methode van zelfverrijking. [p180] Anders dan hekserij is de vampier in Afrika een toevoeging uit de twintigste eeuw. Maar ook de mythen over heksen transformeren met de kapitalistische invasie:
“The new sorcery is anonymous and businesslike; it is a professional rather than a personal affair. But those who engage in it are increasingly inside-outsiders, Africans who have dangerous connections with the occult forces of global markets and enterprises. Moreover, their victims await a new and highly specific fate: transformation into zombie-labourers.” (pag. 198)
Onder het nieuwe regime worden mensen niet alleen tot mechanische handelingen gereduceerd die concurreren met andermans mechanische handelingen terwijl Charles Taylor op de achtergrond ongeduldig met zijn voet tikt; ze moeten ook concurreren met machines en automaten, een strijd die de mens bij voorbaat verloren heeft. De zinloze, zielloze repetitie die moderne productie kenmerkt, komt volken die hun menselijkheid recent nog bezaten als onbegrijpelijk voor.
Niet nieuw
Natuurlijk reikt de ervaring van Afrika met het kapitalisme terug tot de begindagen, toen Nederlandse schepen voor de kust verschenen en een periode begon waarin meer dan twintig miljoen inwoners uit het continent weggesleept werden. Twaalf miljoen slachtoffers van het kapitalisme stierven onderweg, de rest werkte als slaaf en baarde nieuwe slaven – de onzichtbare handen die Amerika zo exceptioneel maakten. De koloniale onderwerping aan de Europese regimes nam zijn volle omvang aan in de negentiende eeuw.
Het proces van accumulatie door onteigening, op de begeleidmuziek van genocides die tientallen miljoenen levens wegvaagden, versnelde in de loop van de vorige eeuw en is een doorgaand proces. Niet langer heeft de nachtmerrie een mensachtige gestalte van een overgedecoreerde gouverneur-generaal. Net als elders is het productieproces onzichtbaar geworden. Nachtelijke bloedzuigers en hekserij zijn geen slechtere verklaring dan de mythen over de godgelijke ondernemer met de onzichtbare handjes die de neoklassieke economische wetenschap opdist.
De beestachtige Ander
De rijkdom aan verhalen en verbanden in dit niet uitzonderlijk dikke boek is indrukwekkend en ik heb niet meer dan een klein deel ervan behandeld. Het essayistische karakter verzwakt enigszins de argumentatieve dwang en soms komt het gevoel op dat een andere selectie van voorbeelden, een andere interpretatie een heel andere richting op zou kunnen gaan. Is dat erg? Nee dat is niet erg.
Niet alles is te mechaniseren, gelukkig, en het organische karakter van Monsters of the market is een zichtbare middelvinger naar de bloedige efficiëntie en de monsterlijke kern van het kapitalisme. Het is een gruwelcollectie, maar dat kan de boodschapper niet verweten worden.
Adorno en Horkheimer schreven in 1944 in Dialectiek van de verlichting: “Het isolement dat men de gevangenen vroeger van buiten af aandeed, is intussen algemeen doorgedrongen tot in het vlees en bloed van de individuen. Hun goedgetrainde ziel en hun geluk zijn leeg en verlaten als de gevangeniscel, waar de machthebbers al buiten kunnen omdat de totale arbeidskracht der naties hun als buit is toegevallen. De vrijheidsstraf verbleekt bij de maatschappelijke werkelijkheid.”
Monsters of the market is een van de scheppingsverhalen die verteld moeten worden over ‘de maatschappelijke werkelijkheid’. Aanvullende vertellingen zijn nodig om het kapitalistische universum verder te demythologiseren. Die leveren geen positiever beeld op. We blijven gedwongen elkaar als monsters tegemoet te treden, de Ander als ding of dier te behandelen en slechts onze eigen engelachtige innerlijke egoïst te bevredigen. Het begrippenapparaat, het schrikbeeld, de collectieve fantasie van de beestachtige Ander is intact en wordt steeds opnieuw gemobiliseerd. Het monster is Rood, Geel, Hutu, “Serviër”, Moslim, of een “pro-Russische militant” in Odessa.
David McNally, Monsters of the market. Zombies, vampires and global capitalism
uitgegeven bij Haymarket, 2011
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op GlobalinfoGlobalinfo.