De vroede vaderen van Amsterdam en de staking tegen het uitzenden van troepen naar Indonesië, op 24 september 1946
Er mocht geen melding gemaakt worden van een bijeenkomst van vijftigduizend stakende arbeiders, daarover vergaderden burgemeester en wethouders, zei Gortzak! Alsof die hadden te beslissen over het feit of arbeiders wel of niet een vergadering mochten houden, terwijl er een massa-meeting aan de gang was op het Waterlooplein. De vergadering van Burgemeester en Wethoudersop 24 september werd bijgewoond door wethouder B.C. Francke (PvdA) die de afwezige burgemeester d’Ailly (voormalig bankier en ook lid van de PvdA) als voorzitter verving en verder wethouder A. de Roos (PvdA) wethouder W.F. Schokking (CHU), wethouder F.van Wijck (Katholiek), wethouder L.Seegers (CPN) en wethouder B.Polak (CPN).
Op de vraag van de voorzitter aan de beide communistische wethouders of zij kennis hadden van het voornemen tot de staking, hebben beiden ontkennend geantwoord. Wethouder Seegers vroeg zich zelfs af wat het doel van de staking was. De twee wethouders spraken de waarheid. Ze wisten niets van de staking. De hele CPN-leiding wist niets van de staking. Immers, als de CPN tot staking had opgeroepen, dat was er zeker voor gezorgd dat er een spreker van de partij op het Waterlooplein aanwezig was toen de stakers er met duizenden naartoe gingen.
De schrijver was vanaf het begin van de toestroom van stakers aanwezig op het plein en zag hoe Henk Gortzak door de politie van huis was gehaald, in een politiewagen. Voor het politiebureau aangekomen stapte Gortzak uit de politiewagen, klom op een kar die voor het bureau stond en begon de boven geciteerde speech. De opzet was duidelijk, de stakers moesten naar huis worden gestuurd en daarin slaagde Gortzak. Zonder tegenspraak van de communistische wethouders werd besloten het loon van de gemeentearbeiders en ambtenaren over de uren dat ze gestaakt hadden in te houden. Er werd besloten een circulaire, waarin de staking werd veroordeeld, naar de gemeentebedrijven te zenden. Tegen de inhoud daarvan maakten Polak en Seegers wel bezwaar. Om 14 uur werd de circulaire dan toch naar de gemeentebedrijven gezonden.
Op de vergadering van het college op 26 september werd gesproken over het opleggen van boetes aan het gemeentepersoneel dat had gestaakt. Seegers en Polak verklaarden daar tegen te zijn waarop ook de beide PvdA wethouders terugkrabbelden en verklaarden tegen boetes te zijn. Ten slotte werd op die dag nog besloten een vermaning aan het personeel te sturen.
De delegatie die naar Den Haag zou moeten gaan, is niet aangewezen en dat de staking slechts vierentwintig uur zou duren, besloot Gortzak in z’n eentje. Het woord van de partij had gezegevierd, de stakers voelden zich verraden en gingen teleurgesteld naar huis. Op die manier werd het verzet tegen de oorlog in Indonesië in het zand gereden. Het hoofdbestuur van Eenheids Vakcentrale EVC stuurde een telegram aan de regering. De Waarheid van 24 september 1946 berichtte:
Het Hoofdbestuur van de EVC constateert, dat de onrust in vele bedrijven, welke thans tot uitdrukking komt in het uitbreken van stakingen, zijn oorzaak vindt in het feit, dat de troepenuitzendingen naar Indonesië doorgang vinden, zonder dat hierover overeenstemming is bereikt tussen de regeringen van Nederland en de Republiek Indonesia. Het Hoofdbestuur van de EVC dringt er bij de regering met de meeste klem op aan onmiddellijk stappen te ondernemen welke tot een dusdanige overeenstemming kunnen leiden. Voorts acht zij het noodzakelijk dat de regering in deze een duidelijke verklaring aflegt. Onderneemt de regering deze stappen dan zal ongetwijfeld de voornaamste haard van onrust worden weggenomen, hetwelk bevorderlijk is voor het ongestoord functioneren van het bedrijfsleven.
Wat onzinnig om te schrijven dat er geen overleg heeft plaatsgevonden tussen de Nederlandse regering en die van de republiek Indonesia over het sturen van Nederlandse troepen naar Indonesië, troepen die nota bene kwamen om de Indonesische Republiek te liquideren en de oude koloniale verhoudingen te herstellen. En wat een verraad aan de bedoelingen van de stakende arbeiders om het voor te stellen alsof het niet voeren van overleg door de regering Beel de oorzaak was van de stakingen. Wat een verraad van het Indonesische volk dat voor zijn vrijheid streed tegen de Nederlandse troepen.
De Partij van de Arbeid reageerde op de stakingen met een verklaring waarin stond dat een regering waarin PvdA-leden zaten nooit een koloniale oorlog zou voeren. Nooit heeft de PvdA die woorden herhaald. In de Tweede Kamer zei de PvdA afgevaardigde Van der Goes van Naters op 25 september 1946 over de stakingen: ‘Wat er de laatste vier dagen is gebeurd, lijkt veel op wat Duitsland vóór 1933 naar de ondergang heeft gevoerd.’
De sociaal-democratische ministers verzetten zich niet tegen de koloniale oorlog die Nederland tegen Indonesië voerde, ze namen er zelfs het initiatief toe en de communistische voormannen, ‘die zich gedragen voelden door de verantwoordelijkheid voor rust en orde’, organiseerden evenmin doeltreffende actie tegen de troepenzendingen.
Op 27 september 1946 (drie dagen na de staking!) meldde de sociaaldemocratische krant Het Vrije Volk:
Derde Troepenschip Verzonden
Zestienhonderd dienstplichtigen, die slechts twaalf weken in dienst zijn, vertrokken donderdagmiddag met de Kota Agung uit Rotterdam naar Indonesië. Hun vertrek is niet met incidenten gepaard gegaan en een talrijke groep familieleden kon op de kade nog afscheid nemen. Zij zullen te Surabaja Engelse troepen, die alleen voor bewakingsdoeleinden dienst doen, aflossen. Hun opleiding wordt in Indonesië voltooid, terwijl in de plaats waar zich nog ongeregeldheden zouden kunnen voordoen, geoefende vrijwilligers staan. Zij zullen dus, zo verklaarde generaal Kruls, naar te hopen is, nooit en in elk geval niet voorlopig een gevechtstaak krijgen.
Volgens de overeenkomst van Linggadjati zouden delen van Indonesië en Nederland een unie vormen met aan het hoofd het Nederlandse koningshuis.
Het verschepen van dienstplichtigen naar Indonesië in september verliep bepaald niet zonder problemen. Op de eerste avond na afloop van het inschepingsverlof ontbrak 40 procent van de manschappen en op de tweede dag was het percentage nog altijd dertig procent.
Besloten werd tijdens een spoedvergadering van de ‘Raad voor Militaire Aangelegenheden’ (onder voorzitterschap van premier Beel, de opvolger van de ‘Raad voor de oorlogvoering’, die geleid was door ex-premier W.Schemerhorn) dat er een speciale Kamer van de Krijgsraad zou worden opgericht om deserteurs onmiddellijk te straffen. Het gevolg van dit alles is bekend.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Grenzeloos