Vóór de strijd om Kobani eind 2014 was de Koerdische Arbeiders Partij PKK bijna vergeten in het Westen. Maar de heldhaftige verdediging van Kobani door de Syrisch-Koerdische Democratische Unie Partij (PYD, een zusterorganisatie van de PKK) tegen Islamitische Staat maakte duidelijk dat de partij en haar gevangen leider Abdullah Öcalan niet genegeerd kunnen worden, niet in linkse kringen maar ook niet daarbuiten.
De vorige keer dat de PKK wijdverspreid aandacht trok was in de jaren negentig toen ze een hevige oorlog uitvocht met de Turkse staat over Koerdische zelfbeschikking. Toentertijd waren de ideologische referenties van de PKK in de eerste plaats ‘marxistisch-leninistisch’. Steun voor de PKK onder links was dan ook het sterkste onder groepen die deze ideologie deelden en nationale bevrijdingsbewegingen in de Derde Wereld als een prioriteit zagen.
Meer libertaire en anti-stalinistische socialisten waren sceptischer. Zij wezen op het nationalisme van de PKK en haar antidemocratische karakter dat onder meer zichtbaar werd in de gewelddadige zuiveringen die plaatsvonden onder leiding van Öcalan. PKK-geweld tegen burgers, zoals de familie van leden van pro-regeringsmilities en tegen ambtenaren als leraren, was ook een vaak genoemd punt van kritiek.
Maar de tijden zijn veranderd – en zo ook naar het schijnt de PKK.
Van Lenin naar Bookchin
Onder bewonderaars van de ‘nieuwe PKK’, vooral anarchisten en libertaire socialisten, is een bepaalde interpretatie van de geschiedenis van de organisatie wijdverspreid. In deze opvatting was de PKK in de jaren tachtig en negentig een stalinistische partij aan het hoofd van een guerrilla-beweging met brede steun onder de onderdrukte Koerdische minderheid in Turkije. Maar het doel van de PKK, nationale zelfstandigheid voor de Koerden, zou onvoldoende zijn voor daadwerkelijke bevrijding.
Bovendien zouden de tekortkomingen van de PKK het de partij onmogelijk maken een dergelijke bevrijding na te streven; de partij zag zichzelf als de voorhoede, was autoritair en stelde de verovering van de staatsmacht gelijk aan bevrijding. Deze gebreken bleken fataal in de late jaren negentig toen de PKK terrein verloor in haar strijd met de Turkse staat en in 1999 werd Öcalan opgepakt.
Eenmaal gevangen, zo gaat het verhaal verder, werd Öcalan gedwongen de tekortkomingen van zijn eerdere marxisme, leninisme en van het project van de PKK in te zien. Hij begon driftig studie te maken van ideeën buiten de marxistisch-leninistisch canon, herzag zijn concept van bevrijding grondig en formuleerde een fundamenteel ander wereldbeeld om zijn beweging in staat te stellen de obstakels te overwinnen.
De naam die het meeste genoemd wordt als een beslissende invloed op Öcalan in deze periode is Murray Bookchin, een Amerikaanse libertaire socialist. Bookchin was ooit marxist maar ontwikkelde later zijn eigen theorie over sociale verandering. Hij zag de tegenstelling tussen kapitaal – dat naar oneindige groei streeft – en het milieu als de centrale tegenstelling in het kapitalisme. De strijd voor het beschermen van het ecosysteem had, volgens Bookchin, een inherente antikapitalistische dynamiek en het potentieel om iedereen te verenigen die onderdrukt wordt en vervreemd is van de kapitalistische samenleving.
Bookchin had een visie van een post-kapitalistische samenleving, georganiseerd in autonome, duurzame gemeenschappen. Deze gemeenschappen, hij noemde ze communes, zouden de grote steden moeten vervangen. Volgens Bookchin waren grote steden niet alleen niet duurzaam, het zou ook niet mogelijk zijn er directe democratie te organiseren.
Om deze visie te verwezenlijken was Bookchin voorstander van een combinatie van politiek activisme en ‘prefiguratieve organisatie’; in het hier en nu zouden er structuren gevormd moeten worden als coöperatieven en democratische associaties die een voorafspiegeling zouden zijn van de toekomst. Politieke actie en deze experimenten zouden samen, zo dacht Bookchin, gewone mensen meer controle geven over hun leven en gemeenschap.
Deze ideeën overtuigden Öcalan die, nog steeds de genoemde interpretatie volgend, een balans opmaakte van het falen van de PKK en besloot een libertair socialisme te omarmen dat verwant was aan dat van Bookchin: ‘democratisch confederalisme’.
De advocaten van Öcalan brachten zijn ideeën over naar de PKK die deze in de armen sloot en zich omvormde in theorie en praktijk. Vandaag, zo eindigt deze lezing, is de PKK het ideologische zwaartepunt van een veel bredere beweging, een soort denktank die het ideeëngoed van Öcalan verder verspreidt door de Koerdische beweging. Het doel van gewapenderhand de staatsmacht veroveren is vervangen door het bouwen van prefiguratie structuren in het maatschappelijk middenveld.
Terug naar de toekomst
Deze geschiedenis, van een gevangen revolutionair die een nuchtere balans opmaakt van zijn ervaringen en niet bevreesd is om fundamenteel te veranderen maar trouw blijft aan het doel van menselijke emancipatie, heeft een zekere romantische aantrekkingskracht. Het idee dat de PKK van een dogmatisch marxisme-leninisme overgestapt zou zijn naar een libertair socialisme sluit aan bij het wijder verspreide idee dat de beweging voor socialisme van de twintigste eeuw faalde als gevolg van een misplaatst vertrouwen van deze beweging in de partij en de staat als organisatievormen.
Er is echter ook een andere interpretatie mogelijk, een die de nadruk legt op de continuïteit in de geschiedenis van de organisatie. In deze opvatting is het democratische confederalisme van de hedendaagse PKK wel degelijk een verandering maar niet de plotselinge breuk die het lijkt.
Neem bijvoorbeeld de visie van de PKK van vrouwenbevrijding, een centraal aspect van hun huidige visie van sociale verandering. De aandacht voor vrouwenbevrijding wordt vaak geassocieerd met de ‘libertair-socialistische’ draai van Öcalan maar is in feite al ouder.
De strijd van vrouwen kreeg meer aandacht in de jaren negentig naarmate de PKK uitgroeide van een guerrilla naar een massabeweging. De uitbreiding van de PKK betekende een groei van haar invloed in sociale en culturele organisaties en bracht meer vrouwen in contact met de organisatie. Al in de jaren negentig was een derde van de PKK- guerillastrijders vrouw.
In 1994 werd de Vrije Vrouwen Beweging van Koerdistan (later Vrije Vrouwen Unie van Koerdistan) gevormd en begon de PKK militaire eenheden te vormen die uit louter vrouwen bestaan. Deze beslissing was gedeeltelijk het gevolg van de weigering van veel mannelijke guerrilla’s om orders aan te nemen van vrouwelijke commandanten. Een andere motivatie was de hoop dat vrouwen in deze eenheden gedwongen zouden zijn te breken met geïnternaliseerde ideeën over vrouwelijke gehoorzaamheid. Vandaag bestaat in gemengde organen in de PKK een quotum: tenminste 40 procent van de leiding moet uit vrouwen bestaan en uitvoerende posten worden bekleed door een man en een vrouw.
Vrouwen in de PKK geven Öcalan het krediet voor deze veranderingen. In de woorden van een van hen: ‘We waren ver verwijderd van onze eigen geschiedenis en altijd onderworpen aan repressie. Daarom had de beweging een leider nodig. We waren begraven en ingemetseld en konden niet uitbreken. Voorzitter Apo [de bijnaam van Öcalan] was de enige die uit kon breken. Hij was de bloem die het asfalt brak. Hij gaf ons hoop… Voorzitter Apo toonde ons onze persoonlijke vrijheid als vrouwen’.
Öcalan’s opvatting van vrouwenbevrijding is gevormd door een mythe van een neolithisch, matriarchaal verleden dat ten einde zou zijn gekomen met de opkomst van sociale klassen en de formatie van de eerste staten. Volgens Öcalan is onderdrukking van vrouwen geworteld in patriarchale opvattingen die van generatie op generatie worden doorgegeven en door vrouwen worden geïnternaliseerd. Volgens hem worden deze opvattingen doorgegeven in de familie, in de eerste plaats door middel van ideeën over mannelijke eer en controle over vrouwenlichamen. Bevrijding is het afleren van deze opvattingen.
Öcalan’s ideeën over de nationale bevrijding van de Koerden overlappen met die over vrouwenbevrijding en draaien evenzeer om een geïdealiseerd ver verleden. In het neolithicum zouden niet alleen vrouwen vrij zijn geweest, maar waren de Koerden in het algemeen een egalitair, vrijheidslievend volk. Met de opkomst van staten en georganiseerde religie raakten de Koerden vervreemd van deze identiteit en werd wat Öcalan de ‘Koerdische mentaliteit’ noemt misvormd. Alle huidige problemen hebben hun wortels in deze oorspronkelijke val uit de gratie.
Al in de jaren negentig was geschiedenis een belangrijk thema voor de PKK. Öcalan claimde dat de hoogste plicht en eer voor alle Koerden het verdedigen van hun ‘duizenden jaren oude vaderland’ was. De PKK was zeer nationalistisch. Volgens Öcalan was een ‘opvatting van menselijkheid’ die niet gebaseerd was op patriottisme een ‘vuile misdaad’.
Meer recent heeft Öcalan kritiek geleverd op ahistorische opvattingen over naties en staten. Hij verklaarde deze te zien als sociale constructies. Maar wat bleef is het idee dat de strijd van de PKK er een is voor de vrije expressie van een ‘authentieke Koerdische identiteit’. Waar dit doel eerder werd uitgedrukt in de termen van een nationale bevrijdingsbeweging en de creatie van een nieuwe natie-staat, presenteert hij het nu als de renaissance van een utopisch verleden.
Ondanks alle veranderingen in het denken van Öcalan blijft hij vasthouden aan het idee van een a-historische Koerdische identiteit. In 2011 schreef hij dat ‘veel van de kwaliteiten en kenmerken die vandaag aan de Koerden en hun samenleving worden toegeschreven al gezien kunnen worden in neolithische gemeenschappen van de bergen in de Kaukasus – het gebied dat we nu Koerdistan noemen’.
Öcalan’s essentialistische opvattingen over identiteiten – of hij het nu heeft over Koerden of vrouwen – zijn weinig veranderd, ondanks de ‘draai’. Voor de PKK zijn ‘vrouwen’ het sociale subject dat in het centrum staat van de strijd voor bevrijding. Aan vrouwen wordt een rol toegeschreven die analoog is aan die van de arbeidersklasse in het klassieke marxisme: die van de universeel onderdrukte groep wiens bevrijding universele emancipatie betekent. Volgens Öcalan is ‘de rol die eens aan de arbeidersklasse werd toegeschreven, nu aan vrouwen toegevallen’.
Deze categorie van ‘vrouwen’ zelf wordt niet nader onderzocht. Volgens Öcalan zijn vrouwen van nature voorbestemd meer compassie en empathie te hebben dan mannen en zouden ze meer ‘emotionele intelligentie’ hebben. Vrouw-zijn wordt nauw geassocieerd met moederschap – vrouwen ‘dragen het leven zelf’ en zouden daarom dichter bij de natuur staan dan mannen.
Dit leidt ertoe dat vrouwen gezien worden als een enkele, homogene categorie met een enkele ideologie voor haar bevrijdingsstrijd. De vrouwenpartij van de PKK, de Partij van Vrije Vrouwen (PJA) verklaarde dat ‘de vrouwenbevrijdingsideologie een alternatief is voor alle voorafgaande wereldbeelden, of deze nu links of rechts zijn’.
De arrestatie van Öcalan in 1999 was het begin van een tumultueuze periode voor de PKK. Veel leden en supporters van de beweging waren geschokt door de verklaringen die Öcalan na zijn arrestatie aflegde. In de rechtszaal verklaarde hij: ‘Ik wil mijn verdere leven aan twee beloftes wijden. Ik wil de volle verwerkelijking van democratie, vrede en broederschap dienen. Ik geloof dat de bedoelingen van de [Turkse] staat vergelijkbaar zijn. Daarnaast wil ik dat de PKK de gewapende strijd staakt en wil ik mijzelf aan dit doel toewijden.’
Öcalan ontkende dat het doel van de PKK was om Turkije op te breken en verklaarde dat Koerden in vrijheid in een hervormde Turkse republiek zouden kunnen leven. Hij legde de schuld voor de oorlog aan de voeten van ‘het triumviraat van aga’s, sjeiks en asirets’ – premoderne krachten die verdeeldheid gezaaid zouden hebben tussen de Koerden en Turkse staat. De nationale onderdrukking van de Koerden in Turkije zou dus niet de oorzaak van het geweld zijn geweest.
Deze en soortgelijke verklaringen van Öcalan in de Turkse rechtszaal gingen lijnrecht in tegen de basisdocumenten van de PKK. In het verleden had de PKK het streven naar Koerdische autonomie in plaats van zelfstandigheid afgedaan als verraad.
Maar vanaf de vroege jaren negentig sprak Öcalan steeds vaker over een ‘vrij Koerdistan’ en begon hij te suggereren dat Koerdische autonomie binnen de grenzen van Turkije mogelijk zou zijn op basis van ‘volledige gelijkwaardigheid’.
‘Vrijheid’ begon de betekenis te krijgen van het cultiveren van de ‘authentieke Koerdische identiteit’ en de expressie hiervan. Het streven naar nationale onafhankelijkheid werd losgelaten. Na zijn arrestatie maakte Öcalan dit soort veranderingen expliciet. Hij verklaarde dat ‘de Koerdische kwestie in wezen opgevat kan worden als een kwestie van de vrijheid van spreken en cultuur’. Duizenden verlieten teleurgesteld de beweging, activisten die de nieuwe koers afwezen werden aangevallen als vijanden en infiltranten.
In de gevangenis verwerkte Öcalan het idee van ‘Koerdische vrijheid’ naar het doel van ‘democratisch confederalisme’. Aanleunend bij Bookchin, zegt Öcalan nu dat hij het overnemen van de staatsmacht afwijst, net zoals het omverwerpen ervan. In plaats daarvan schrijft hij dat emancipatiebewegingen geen staatsmacht zouden moeten proberen te verwerven maar in plaats daarvan in het maatschappelijk middenveld bevrijding na zouden moeten streven. In plaats van de staat te breken zou op deze manier de staat overbodig gemaakt kunnen worden. Als mensen eenmaal beseffen dat ze ‘de staat niet nodig hebben’, dan zal deze langzaam afsterven.
Öcalan wijzigde zijn opvattingen na zijn arrestatie, maar er was geen plotselinge breuk zoals het populaire vertoog suggereert. Lang voor zijn arrestatie was Öcalan begonnen concepten die geassocieerd waren met de marxistisch-leninistische PKK los te laten. In de jaren tachtig verklaarde de PKK als doel een ‘socialistisch, onafhankelijk Koerdistan’ te hebben en baseerde ze haar idee van wat socialisme was losjes op de voorbeelden van de Sovjet-Unie en China. Maar in het daaropvolgende decennium begon de partij haar opvatting van socialisme al te veranderen.
In 1993 verklaarde Öcalan al dat als de PKK het had over ‘wetenschappelijk socialisme’, ze het niet had over marxisme, maar daarmee verwees naar haar eigen socialisme dat ‘de belangen van staten, de natie en klassen’ zou overstijgen. Het nieuwe socialisme van de PKK was geen sociaaleconomisch systeem, het was de naam voor de creatie van een ‘Nieuwe Man’ (onzelfzuchtig, moedig en patriottisch) die in de loop van de strijd geboren zou worden.
Sociale en economische kwesties, eerder al overschaduwd door het doel van nationale bevrijding, verdwenen verder naar de achtergrond. In zijn huidige geschriften heeft Öcalan het zelden over sociale en economische kwesties en hij verklaarde dat ‘kwesties van een alternatieve economische-, klassen- en sociale structuur niet erg betekenisvol’ zijn. Zijn visie van socialisme is die van een degelijke verzorgingsstaat met toegang tot werk, gezondheidszorg en onderwijs voor iedereen. In 1996 noemde hij Duitsland al als een voorbeeld van zijn socialisme.
Moe naar de wil van anderen te leven…
De PKK nam geen afscheid van haar oude programma en doelen na een proces van collectieve discussie. De partijleiders volgden slechts de instructies van Öcalan op.
In de jaren tachtig was Öcalan de onbetwiste leider van de PKK geworden. De PKK hield partijcongressen waar bijvoorbeeld haar programma werd vastgesteld, maar Öcalan stond hierboven. Hij had een organisatie opgebouwd waarin activisten alleen naar leidende posities konden opklimmen als ze hun loyaliteit aan hem persoonlijk toonden.
In de PKK werd toewijding aan Öcalan synoniem aan toewijding aan de zaak van Koerdische bevrijding. Activisten die deze gelijkstelling afwezen werden weggezuiverd. Partijleiders ontleenden hun positie aan de zegen van Öcalan en indien hij deze introk, verloren ze hun positie. Ook als gevangene is de autoriteit van Öcalan absoluut.
Net als haar zusterorganisaties in Syrië, Iran en Irak is de PKK lid van de ‘Groep van Gemeenschappen in Koerdistan’ (KCK). In deze KCK heeft de PKK de verantwoordelijkheid voor het ‘ideologische front’; haar taak wordt gedefinieerd als ‘verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de ideologie en filosofie van de voorzitter [Öcalan]’. En: ‘elk KCK-lid moet de ideologische en ethische waarden van de PKK als hun basis nemen’.
De Koerdische strijd heeft om goede redenen de aandacht getrokken en de toewijding van Koerdische activisten in de zwaarste omstandigheden staat buiten kijf. Maar de veel geloofde transformatie van de PKK laat veel te wensen over. Het is zeker niet het heldere voorbeeld van een metamorfe van autoritair Leninisme naar libertaire socialisme waar ze vaak voor wordt aangezien.
Voor en na de arrestatie van Öcalan, voor en na wat de PKK de ‘paradigma wisseling’ noemt, is en blijft één essentieel kenmerk van de partij ongewijzigd: Öcalan is ‘de leiding’ (önderlik).
Maar bevrijding kan niet bereikt worden door het volgen van de draaien van een enkele leider, voor bevrijding is een gezamenlijke strijd nodig van massabewegingen die de radicale democratie die we willen, voorafspiegelen in het hier en nu.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Jacobin. Nederlandse vertaling door de auteur.