Ik heb net met veel aandacht het boek van Christophe Bonneuil et Jean-Baptiste Frezzo gelezen, L’événement Anthropocène, verschenen bij de uitgeverij Seuil. (1)
In dit boek wordt een scherpe kritiek geleverd op de algemene trend bij wetenschappers, chemici, geologen, biologen, ecologen en filosofen enz., die zich zorgen maken over de huidige ecologische crisis maar de oorzaken van deze crisis herleiden tot de “menselijke natuur”, of de “onwetendheid van de massa’s” en die daarna drastische maatregelen voorstellen (onder meer de plannen van planetaire ingenieurs, van de “specialisten” in ecologie) om de crisis op te lossen.
Waar komt dit begrip “Anthropoceen” vandaan? Paul Crutzen, chemicus en Nobelprijs voor zijn studie van de ozonlaag, heeft de term voor het eerste gebruikt tijdens een colloquium in Mexico in 2000. Hij wou hiermee de kenmerken van de huidige periode van de geschiedenis van onze planeet beschrijven als zijnde een nieuwe geologische periode waarin de invloed van de mens voor het eerst een belangrijke geologische kracht is geworden.
Crutzen legt het begin van het Anthropoceen symbolisch in het jaar 1784, jaar waarin James Watt het brevet voor de stoommachine heeft gedeponeerd. Het Anthropoceen is dus het tijdperk van de Mens. Het wordt gekenmerkt door het feit dat “de menselijke invloed op het planetair milieu zo uitgestrekt en intens is dat het kan rivaliseren met bepaalde grote natuurkrachten voor wat betreft hun impact op het systeem Aarde” (2).
Het Anthropoceen volgt op de geologische periode die men het Holoceen noemt. Dat Holoceen begon op het einde van de laatste ijstijd 10.000 jaar geleden, en dat valt ook samen met het begin van de landbouw door de mensen.
En inderdaad, alles verandert vanaf de industriële revolutie in Engeland: de samenstelling van de atmosfeer van de aarde, de belangrijke neergang van de biodiversiteit – men heeft het over het ‘zesde grote uitsterven’ – de klimaatcrisis waarbij voorspeld wordt dat op 12 tot 39% van het oppervlak van de aarde, de levende wezens zullen geconfronteerd worden met voor hen nooit gekende klimaatomstandigheden.
In de meeste geschriften van “Anthropocenologen” heeft men het over de “menselijke soort” als een homogeen geheel ( van de 900 miljoen mensen in 1800 tot de 7 miljard mensen in 2012) dat momenteel anderhalve keer wat de planeet duurzaam kan leveren verbruikt per jaar.
Maar over wie gaat het precies? Dat is een van de kernvragen in dit boek. De meest welstellende vijfhonderd miljoen mensen zijn de belangrijkste consumenten op aarde. De verschillen tussen een gemiddelde Amerikaan of een inwoner van Kenia of Ethiopië ontkennen, betekent de realiteit niet zien. En dus ook niet: de concrete ongelijkheden, de verschillende historische verantwoordelijkheden voor de huidige crisis.
De ecoloog Robert Costanza was de eerste die in een ophefmakend artikel in het tijdschrift Nature (3) de waarde berekend heeft van de jaarlijkse diensten die geleverd worden door de biosfeer en hij kwam tot de som van 33.000 miljard dollar of twee maal het Bruto Wereld Product. In de logica van dat artikel werd de natuur “het grootste bedrijf op aarde”.
Daarbij mogen we niet vergeten dat de eerste beschrijvingen van de aarde als een “cybernetisch systeem”, een systeem dat steunt op verschillende soorten terugkoppelingskringlopen, steunden op de nieuwe militaire waarnemingen in het kader van de koude oorlog (de eerste satelliet was de Russische Spoetnik in 1958 en 1958 was het eerste “Internationaal Geologisch Jaar”). En ook in 1958 geeft Hannah Arendt een kritiek op deze dominerende technocratische visie op onze planeet. Zij klaagt “het instrumentaliseren van de wereld en van de aarde” aan, “een onbegrensde devaluatie van alles wat gegeven is”. (4)
Het begrip Anthropoceen is wel nuttig om de duidelijke impact van de menselijke maatschappij op de planeet te beschrijven. Maar onze kennis van de recente ontwikkeling op aarde ( vanaf 1784) riskeert erg verarmd te worden wanneer we ons beperken tot de waarnemingen en metingen van de natuurwetenschappen. De opkomst van het Anthropoceen is immers in de eerste plaats een politiek probleem. En de auteurs waarschuwen: “ het officiële verhaal van het Anthropoceen zou wel eens kunnen deel uitmaken van de huidige ideologie van ecologische modernisering, van een groene economie die de diensten geleverd door de natuur internaliseert en opneemt in de markten en in het beleid (p.70)”.
De toekomst van de Aarde en van het geheel van de levende wezens en ecosystemen staat op het spel, de kloof tussen natuur en cultuur bestaat niet meer. Maar hebben we te maken met een tijdelijke crisis van ons “systeem Aarde” dat kan worden opgelost door “duurzame ontwikkeling”, dankzij de ICT, nanotechnologieën of een gedecarboniseerde groene economie? Zullen de eco-systemische diensten die geleverd worden door de biosfeer, de atmosfeer en de hydrosfeer simpele onderdelen worden van de financiële markten?
Kan men de Planeet titriseren (5)?
Ik kom in een volgende bijdrage terug op de beperkingen en gevaren van een dergelijke apolitieke visie van de globale ecologische crisis.
Noten:
1) C. Bonneuil, J.-B. Fressoz, L’Événement Anthropocène – La Terre, l’histoire et nous, Éditions du Seuil , Paris, 2013, ISBN 978.2.02.113500.8
2) Paul J. Crutzen, Geology of Mankind, Nature, vol. 415, 3 janv.2002, p.23.
3) Robert Costanza et. al., “The value of the world’s ecosystem services and natural capital”, Nature, 387,1997, 253-260, p.254.
4) Hannah Arendt, Condition de l’homme moderne, Agora 2005
5) Titriseren is een term uit het financieel jargon en betekent dat men van alles een “titre” of financieel papier kan maken.