Op 6 november 2014, trok één van de grootste betogingen uit de recente geschiedenis van dit land door Brussel. Ruim 120.000 burgers van allerlei slag en pluimage gaven gehoor aan de oproep van de drie grote vakbonden om luidkeels te protesteren tegen het beleid van de regeringen-De Wever. Ze deden dat als individu of als lid van één van de honderden verenigingen die zich lieten zien tijdens de betoging. Dit feest van de democratie werd ontsierd door een kleine groep herrieschoppers die rond het Zuidstation tot geweld en vandalisme overgingen, en de doelgerichte geweld-escalatie van de politie die erop volgde zorgde ervoor dat de berichtgeving gedomineerd werd door dramatisch geweld – “Brussel brandt”. Vele demonstranten hielden daaraan een kater over. In wat volgt formuleer ik enkele post-betoging bedenkingen die het nuttige van het nutteloze moeten scheiden.
De poging tot kaping
De focus op het geweld is een poging tot kaping van een enorme democratische manifestatie. Ze ging uit van de overheid – Jan Jambon is minister van Binnenlandse Zaken en dus verantwoordelijk voor de “orde” in dit land – en de media. Kaping staat hier immers voor het in beslag nemen van datgene wat een reuze-evenement zoals deze betoging betekent in de publieke en politieke opinie. Die poging is deels gelukt: de nieuwsuitzendingen van gisteravond toonden hoofdzakelijk geweld, en de krantenkoppen vandaag concentreren zich ook daarop. Het Laatste Nieuws toont bijvoorbeeld negen foto’s van de rellen en geen enkele van de betoging zelf. De heer Van Thillo staat natuurlijk niet bekend voor zijn progressieve reflexen. Bovendien verschafte het geweld een prima alibi om Jan Jambon centraal te stellen in de commentaren achteraf, en dat dwong de vakbondsleiders tot defensieve communicatie over iets wat enkel als een overweldigend succes kan worden beschouwd.
Het lijdt geen twijfel dat de aangerichte schade zal aangegrepen worden om degenen die eisen dat vakbonden rechtspersoonlijkheid hebben een nieuwe adem te geven.
De structuur van de rellen begint stilaan vorm te krijgen. Antwerpse havenarbeiders gingen over tot vandalisme; hierop kwam een overreactie vanwege de oproerpolitie, wat dan tot de verwachte escalatie leidde met havenarbeiders, vergezeld van een aantal infiltranten van politie en extreemrechts, in een veldslag met de oproerpolitie. De toevallig samengetroepte pers smulde ervan.
Wat die infiltranten betreft: volgens La Dernière Heure was één van de “gearresteerde” havenarbeiders een bekend politie-infiltrant; extreemrechtse infiltranten werden herkend door linkse activisten. Dit zal allemaal wel ontkend worden. Maar het is zeer merkwaardig dat een update die ik hierover op Facebook plaatste, met een getuigenis van mijn zus die woont daar waar de veldslag plaats vond en foto’s nam, plots verdween van mijn tijdlijn en van die van andere mensen die de update hadden gedeeld. Ook de doelgerichte escalatie van de politie verdient meer aandacht, en zelfs een paar parlementaire vragen. Want een kleine groep zogenaamd dronken demonstranten kan men op allerlei manieren tot bedaren brengen zonder daarvoor het waterkanon, de wapenstok en traangas te moeten aanspreken.
Er zijn echter twee punten die van groter belang zijn. Eén: we leren dat geweld een deel zal zijn van deze hete herfst. In zoverre de Antwerpse havenarbeiders effectief aansprakelijk zijn voor de rellen, hebben ze hun visitekaartje afgegeven. Deze regering wil de Wet-Major, die het arbeidsstatuut van de havenarbeiders beschermt, “evalueren” – een eufemisme voor “afschaffen” – en lijkt te vergeten dat het statuut van havenarbeiders op straat is afgedwongen, in talloze demonstraties waarbij het vaak tot knokken kwam. De havenarbeiders hebben duidelijk gemaakt dat ze bereid zijn om dit statuut met de grootste heftigheid te verdedigen; wie hierop de aanval wil inzetten begeeft zich dan ook in een gevarenzone. Het is niet ondenkbaar dat de Wet-Major enkel kan worden afgeschaft wanneer men daar de prijs van talloze zware rellen, sabotage en verlammende stakingen wenst te betalen. Het afschaffen van die wet zal dan ook enorme economische en politieke schade toebrengen.
Het grote succes
Twee: de poging tot kaping kan slechts lukken in zoverre wij zelf dat toelaten en mogelijk maken. We staren ons toch zo blind op wat de media over ons vertellen, en we voelen ons door hun beeldvorming gekleineerd. We gaan daarbij voorbij aan het feit dat deze zelfde media al weken voor de demonstratie, met een climax in de aanloop ernaar, volkomen negatieve beeldvorming hebben geproduceerd over wat zou gebeuren en wat het zou betekenen. Er werden idiote polls gehouden op zowat alle grote media, met een uiterst doorzichtige communautaire en “democratische” agenda (“meerderheid Vlamingen tegen betoging”, “1,5 miljoen Vlamingen gewoon aan het werk”), de manifestatie werd overwegend vanuit het standpunt van hinder voor niet-betogers beschouwd, en lieden die betogingen per definitie als “ondemocratisch” zien (want, tja, bij de verkiezingen is er een meerderheid gevormd, nietwaar, en democratie houdt daar en dan op) kregen veel meer mediaruimte dan mensen die een tegenstem lieten horen. Karel Van Eetvelt leek de afgelopen dagen wel in de VRT-gebouwen te wonen.
Dat de media de fijn georkestreerde rellen dan ook dankbaar zouden aangrijpen om ook de uitkomst van de demonstratie negatief te kleuren was dus nogal voorspelbaar. Meer nog: het is net het overweldigende succes van deze manifestatie dat moest worden verkleurd tot een antidemocratische ramp door media – wiens media, nietwaar? – die dit scenario al wekenlang in schetsen hadden gezet. De focus op de rellen is dan ook – paradoxaal – een signaal dat de betoging een gigantisch succes was. Zo’n succes dat zij die dit vervelend vinden erg bang geworden lijken te zijn en nu al, bij het begin van de hete herfst, tot extreem verdraaide beeldvorming moeten over gaan.
Die extreem verdraaide beeldvorming heeft enkele doelen. Voor de hand liggend is de bedoeling om de politieke boodschappen van de demonstratie uit het zicht te houden; daarop kom ik straks terug.
Even voor de hand liggend is de bedoeling om de vele duizenden brave en ongebonden mensen die gisteren mee marcheerden door Brussel angst in te boezemen, zodat ze bij een volgende gelegenheid voorzichtigheidshalve thuis blijven. De “vakbondsbetoging” was immers veel ruimer dan dat – ja, de vakbonden vormden de ruggengraat van de betoging, maar het is het grote aantal gewone burgers dat de cijfers tot onvoorspelde hoogten joeg. En dat is vervelend voor de autoriteiten, want het maakt de zaken minder duidelijk. Als het enkel leden van de vakbond zouden zijn geweest die opstapten in de mars, dan hoeft men enkel met de vakbonden te praten en kan men hen ook isoleren, en als geïsoleerde partij discrediteren. Nu ligt dat veel moeilijker: de Brusselse politie meldt bijvoorbeeld dat twee gearresteerde relschoppers niets met de vakbond te maken hebben. Dat verstoort een proper en duidelijk scenario: de rechtse en revolutionaire regering tegen de linkse en conservatieve vakbonden, die zich daarenboven niet aan de democratische regels houden. De 120.000 waren veel diffuser en complexer als geheel en als stem, en dat gooit roet in het eten.
Dat is het grote succes van de betoging : het feit dat ze niet tot simpele schema’s van macht en verzet herleid kan worden. Bij de vakbonden rekende men op 60.000 deelnemers, en hier en daar werd hoopvol het cijfer 80.000 gefluisterd. Wel, er kwamen nog eens 50% meer mensen opdagen dan wat in de meest optimistische vakbonds-prognoses gold. En die grotere groep is een wezenlijk politiek probleem voor de regering. Wat de media daarover zeggen doet het niet toe, het feit dat wij er waren met 120.000 is wat van tel is.
De boodschap is dan ook: blijf vooral komen, demonstreer vooral mee volgende keren. Voer actie waar je ook kan, en maak duidelijk dat het verzet tegen deze regering veel breder wordt gedragen dan door de vakbonden. Het is dat wat deze regering in de problemen brengt, en dat hun analisten de komende weken zal bezighouden: wie zijn die andere kiezers die meestapten? En hoeveel schade kunnen ze ons berokkenen? En ja, dit hebben we volkomen zelf in handen. Men probeert ons angstig te maken, want we haten geweld en komen niet naar Brussel om traangas uit de ogen te wrijven. En we moeten de volgende dag gaan werken, en schrammen of een hersenschudding opgelopen tijdens een betoging worden niet gewaardeerd door onze baas. Men probeert er zo voor te zorgen dat volgende keer enkel nog de vakbond de straten vult, en geen bredere, onvoorspelbare en dus gevaarlijke burgerbeweging. Dit zal maar lukken wanneer we toegeven aan die angstreflex. Wanneer we de strategie erachter begrijpen wordt dat misschien minder makkelijk.
De onvoorspelbare burgerbeweging
Ik heb ruim vier uur stationair staan observeren gisteren, vanop de stand van Hart boven Hard aan de ingang tot het Brouckèreplein. De bottleneck in het parcours op dat punt zorgde ervoor dat ik de verschillende geledingen en lagen van de betoging rustig kon bekijken. En wat zag ik? Een zeer breed geheel aan politieke boodschappen tegen het huidige beleid. Ik geef een overzicht.
Ik zag vanzelfsprekend (1) heel wat borden en spandoeken waarop de indexsprong en de verhoogde pensioenleeftijd op de korrel werden genomen. Maar dat deze slogans domineerden durf ik niet zeggen. Want ik zag ook (2) protest tegen de verhoging van de inschrijfgelden in het hoger onderwijs – er was een zeer grote aanwezigheid van jongeren en scholieren in de betoging; (3) protest tegen de kaalslag in de kunsten- en cultuursector; (4) protest tegen het tewerkstellingsbeleid van de overheden; (5) en de flexibilisering van de arbeidsvoorwaarden en (6) de dreigende werkloosheid voor vele mensen, vooral jongeren; (7) de verlaging van allerhande uitkeringen en (8) de verhoging van de persoonlijke uitgaven in de zorg, de geneeskunde, onderwijs en nutsvoorzieningen. Er waren bijvoorbeeld delegaties van Ocra – de senioren – en van zorginstellingen en mutualiteiten. (9) Verzet tegen aanvallen op het stakingsrecht en andere sociale rechten. Verder (10) uitgebreid protest tegen de fiscale ongelijkheid en de inkomenskloof, samen met (11) oproepen voor meer herverdelende maatregelen; (12) aanvallen op de grote fortuinen die veilig buiten het bereik van de overheid gehouden worden, en waarvoor Minister Van Overtveldt merkwaardig genoeg heel weinig belangstelling lijkt te hebben; (13) aanklachten inzake het extreemrechtse, racistische, antidemocratische en arrogante karakter van regeringsleden zoals Theo Francken en – prominent als niet-regeringslid – Bart De Wever, soms gekoppeld aan (14) eisen inzake respect voor migranten, rechten voor sans-papiers en meer gender-gelijkheid; (15) scherpe klachten over de afwezigheid van milieu-, klimaat- en duurzaamheidsbeleid; (16) oproepen voor een meer duurzame en peer-to-peer economie en (17) de afbouw van ons militair potentieel, de nucleaire industrie, voor solidariteit met Gaza, en voor ontwikkelingshulp en wereldvrede. (18) Tenslotte viel ook de frequentie op waarmee de woorden “toekomst” en “alternatief” werden gebruikt; men is het niet eens met het toekomstperspectief dat onze regeringen ons voorleggen, en men wil een alternatief. (19) Ikzelf en enkele anderen – in de marge – demonstreerden voor respect voor artikel 23 van de Belgische Grondwet – het artikel over het “menswaardig leven” dat onze bestuurders ons moeten verzekeren, en dat ze zelf niet blijken te kennen.
Dat is een hele boterham. En we zien dat de betoging niet enkel tegen het beleid van de Federale Regering gericht was, maar evengoed tegen het beleid van de deelregeringen en de EU, tegen het grootkapitaal en haar privileges, en tegen het democratische deficit dat deze regeringen tentoon spreiden en lijken te koesteren. Als men dit geheel overschouwt merkt men dat deze manifestatie zich richtte tegen het samenlevingsmodel waarin deze nieuwe rechtse regeringen ons wensen te storten, en dat herverdeling en solidariteit vervangt door kosten-baten analyses, zelfzucht en concurrentie. Dit is de rode lijn die doorheen heel uiteenlopende slogans, eisen en aanklachten liep.
Het is van belang dat we dit onthouden: dit was niet alleen een “vakbondsbetoging” die een bepaalde onderhandelingsagenda gestalte moest geven; het was een veel breder burgerverzet dat een ruimere en meer fundamentele agenda uitdroeg: we verwerpen niet alleen details van de regeerakkoorden, maar ook en meer nog de diepere en ruimere uitgangspunten die eraan ten grondslag liggen. We willen geen “performante economie”, wel een “perfomante samenleving”. We hebben daar elk zo onze redenen voor, en ze zijn allemaal goed, rationeel en onderbouwd. Maar het is de onderliggende idee die van het grootste belang is.
Goed zo, we zijn een probleem
Wie vandaag De Wever en zijn clan beluistert, stelt vast dat de machthebbers in dit land te allen prijze de demonstratie en haar boodschappen wensen te reduceren tot een spel tussen overheid en vakbonden. Zo zegt De Wever dat “de vakbonden nooit een alternatief aanreiken”. We hebben gezien dat de betogers dat wel deden, en op heel wat fronten en rond heel wat thema’s. De regeringen zullen verder trachten de agenda van het verzet te vernauwen tot kleine concrete zaken: de datum van invoering van bepaalde maatregelen inzake koopkracht en pensioen, overbruggingsmaatregelen allerhande, een kleine verhoging of verlaging van bepaalde heffingen, besparingen en uitkeringen.
Ook dat hebben wij volkomen zelf in handen: het is aan ons om de ruimere en diepere kwesties te blijven beklemtonen en ze met de regelmaat van de klok te blijven herhalen. Want overgangsmaatregelen en minuscule toegevingen kunnen snel als gigantische victorie verkocht worden (“we zijn de meest sociale regering ooit!!”), terwijl de diepere structuur van de samenleving toch verder fundamentele schade lijdt. Verzet tegen die diepere ingrepen is niet gewenst, en de regeringen hebben er geen antwoord op. Daarom zijn we een probleem, en dat is prima: we zullen maar tevreden zijn wanneer fundamentele koerswijzigingen worden ingezet. Als wij sneller tevreden zijn, en juichen om puntjes na de komma, dan wint het regime dat zich in de Wetstraat heeft geïnstalleerd.
Het fenomenale succes van de betoging van 6 november 2014 heeft ons dus met een verantwoordelijkheid opgezadeld. Wij zijn in staat om er een historische betoging van te maken, net zo goed als we in staat zijn om ze een voetnoot te laten blijven. Als de betoging de start is voor een brede en meervormige beweging, die blijft bewegen, dan winnen we deze strijd. De tegenpartij zal dat op alle mogelijke manieren pogen te verhinderen. De focus op geweld en de jacht op het angsteffect, het herleiden van de deelnemers tot de vakbonden, de reductie van de eisen en klachten tot kleine technische kwesties: dat zijn de geijkte technieken die daarvoor worden gebruikt, en onze media zullen hun vulgaire rol blijven spelen door telkens weer die technieken alle ruimte te geven. Maar nogmaals, dat werkt slechts in zoverre wij ons daardoor laten beïnvloeden en door het kleine het grote niet meer willen zien. De bal ligt in ons kamp. Of beter gezegd: de macht ligt nu bij ons.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op de blog van Jan Blommaert.