Aan het eind van de Frans-Duitse oorlog smoorde de Franse regering na twee maanden de Parijse Commune in een bloedbad. Met de dood van 30.000 Parijzenaars eindigde in mei 1871 in Parijs de droom van een rechtvaardige maatschappij.
Op 18 maart 1871 stuurde het Franse staatshoofd Adolph Thiers troepen Parijs in, om kanonnen buit te maken op de Nationale Garde, die bijna geheel uit arbeiders bestond. In slechts een paar uur gingen duizenden gewone Parijzenaren, in het bijzonder vrouwen, de straat op. De troepen hadden geweigerd te schieten, generaals werden geëxecuteerd voor moord en de arbeidersklasse merkte dat ze de stad in handen had.
Deze ‘onverwachte revolutie’, bekend als de Parijse Commune, bestond maar een paar weken, voordat ze op 28 mei werd overrompeld door hergroepeerde troepen uit Versailles. Maar het was de eerste keer dat de arbeidersklasse het heft in eigen hand nam, en een gigantische stad bestierde, inclusief de publieke diensten.
Merrimans verslag bejubelt de Commune, maar richt zich voornamelijk op de repressie, waarbij hij het walgelijke leedvermaak van de hogere klassen laat zien, toen zij de slachting van tienduizenden arbeiders van een afstand gade sloegen.
Zijn bronnen zijn voornamelijk brieven en dagboeken van mensen die voor Versailles vochten, of die de Commune maar al te graag wilden verslaan, maar hij staat zelf duidelijk aan de kant van de Communards.
Ondanks de deprimerende titel geeft hij een sterk beeld van het verheugde gevoel van bevrijding van de Commune en de weerslag ervan op muziek, kranten, poppenspelen en onderwijs. Er valt ook veel te lezen over de uitzonderlijke moed van mensen en over vrouwen die les geven, bedrijven openen, vechten op de barricades en de gewonden verzorgen.
Toen de Commune werd verslagen zijn er waarschijnlijk 30.000 mensen afgeslacht. Er zijn beroemde verhalen van vrouwen die werden veroordeeld voor brandstichting, de ‘pétroleuses’, neergeschoten voor het bij zich hebben van een fles, maar Merriman benadrukt dat veel mensen gedood werden omdat ze er simpelweg arm uitzagen, inclusief ouderen. Honderden kinderen werden tegelijkertijd met hun ouders gedood of omdat ze op straat waren. De hogere klassen probeerden wanhopig hun angst te verbloemen door het moorden aan te moedigen en toe te juichen.
Merriman vertelt hoe de Franse staat de omvang van de slachting in de doofpot probeerde te stoppen toen het schokkende bericht over het neermaaien van gevangenen zich verspreidde over Europa. Zelfs vandaag proberen rechtse liberalen deze gruwel nog te relativeren – kijk maar naar de recensie in de New Yorker over dit boek.
De Franse heersende klasse probeerde wanhopig de Commune om zeep te helpen en de Pruisische heersende klasse wilde hen daarbij De prijs van een halve revolutie maar al te graag helpen, zodat de bourgeoisie weer ‘aan de slag kon’.
Maar waar ze gehoopt hadden mensen angst aan te jagen en de herinnering aan de Commune uit te wissen, faalden ze. Merriman geeft aan dat terwijl in Parijs een staat van beleg heerste, duizenden mensen naar het station kwamen om de leidende Communard Louise Michel te verwelkomen toen zij in 1880 mocht terugkomen uit ballingschap. En op 1 mei 1890 leidde Michel een arbeidersdemonstratie.
De Commune liet zien dat gewone mensen, arbeiders, hun eigen leven en hun stad konden besturen met menselijkheid en principes in heel moeilijke omstandigheden. Maar de Commune liet ook zien dat de heersende klasse nergens voor terugdeinst om de controle terug te krijgen zoals we nu in Egypte zien. Het is niet genoeg om met meer mensen te zijn, we moeten ons ook beter organiseren.
John Merriman, Bloedbad, Nieuw Amsterdam, 432 pagina’s, verwacht in mei 2015
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op socialisme.nu .