Sommige mensen beweren dat het verzamelen van postzegels niet leerrijk is en nog minder opvoedend. Zij vergissen zich en om mijn stelling waar te maken zal ik mij beperken, wegens plaatsgebrek, tot de politieke en sociale aspecten en tot een enkel land, België. De postzegel, als uitdrukking van het denken van hen die de Staat besturen, speelt een uiterts ideologische rol, en omdat hij de drager is van dit valse bewustzijn, moet hij worden ontmaskerd als expressie van de burgerlijke bovenbouw. De proletarische filatelie heeft nog heel wat werk voor de boeg. Maar genoeg gelachen…
De postzegel dient in de eerste plaats om de samenhang van de natie te versterken, een belangrijke functie in ons federaal land, dat stoelt op het overleg tussen kapitaal en arbeid, wat men de sociale partners pleegt te noemen. De verantwoordelijken voor de emissie van postzegels hebben zich in het begin naïef beperkt tot afbeelding van vorsten of de staatswapenen.
Maar om deze jonge staat om te vormen tot een leefbare natie-staat was meer nodig. Tegen het einde van de 19de eeuw werd deze gewenste evolutie gedwarsboomd, enerzijds door de sociale kwestie, dat wil zeggen door de arbeidersbeweging die de sociale harmonie verstoorde, en anderzijds door de nationaliteitenkwestie, veroorzaakt door de Vlaamse beweging. De postzegel ging echter in de tegenaanval.
In het eerste geval door een illustratie van 1) de klassensamenwerking van een in het burgerlijk parlementair systeem gecoöpteerde socialistische beweging, en 2) de christelijke arbeidersbeweging, van oorsprong antisocialistisch en afkerig van klassenstrijd. In het tweede geval door een het in de verf zetten van de voorgewende oorsprong van België (De Belgen van Caesar, het hertogdom Bourgondië, etc.), Een blik op een catalogus geeft daar een hele reeks voorbeelden van.
Laten we beginnen met de nationaal-romantische idee van de oorsprong van België. Vandaag de dag ziet geen enkele serieuze historicus in de geboorte van de Belgische staat het resultaat van een noodzakelijke, onvermijdelijke en natuurlijke evolutie, die ergens, in een zowat 2000 jaar oud en duister verleden een aanvang zou hebben genomen. Maar het ministerie van P.T.T. (post, telegraaf en telefoon) dacht daar anders over.
We kregen opeenvolgend uitgiften “Belgische Vorsten”, die de Middeleeuwen, het Bourgondische regime en de Oostenrijke heerschappij bestreken. Die series zagen niet alleen het licht tijdens de Duitse bezetting (1941-45) maar ook daarna. Zo mochten we de figuren bewonderen van Pepijn van Herstal, Karel de Grote, Godfried van Bouillon, Robert van Jeruzalem, Boudewijn van Constantinopel, Albrecht en Isabella, keizerin Maria-Theresia, etc., allemaal Belgen.
Laten we nu een blik werpen op het politieke en sociale luik. De socialist Émile Vandervelde, de “patron” van de Belgische Werklieden Partij, werd (tamelijk laat) in 1946 filatelistisch gehuldigd voor zijn intrede in 1914 als minister van staat in de oorlogsregering van nationale unie. Hij was een van de ondertekenaars van het verwerpelijke Verdrag van Versaille in 1918.
Merk evenwel dat deze postzegel geflankeerd werd door de beeltenissen van pater Damiaan, de heilige der leprozen, en van François Bovesse, een liberaal gezind Waals schrijver die in 1944 door rexisten vermoord werd. Rex was een de katholieke, koningsgezinde en fascistische beweging van Léon Degrelle. Het communistisch parlementslid Julien Lahaut die in 1950 vermoord werd door een leopoldistisch commando, kreeg evenwel geen postzegel. In 1956 kreeg de Gentse socialistische volkstribuun Eduard Anseele, de man van de coöperatieven en van de textielarbeiders, bevriend met koningin Elisabeth en andere rijkelui, zijn zegel van 20ct.
Mijn catalogus eindigt in 1987 en de dateringen van de postzegels die zullen volgen zijn misschien niet altijd juist. Het gaat om zegels die typische illustraties zijn van wat ik de overlegpolitiek tussen arbeid en kapitaal heb genoemd of, om een leninistische uitdrukking te bezigen, klassencollaboratie. In 1960, het jaar dat eindigde met de grote winterstaking, vierde het postzegelambt de 75e verjaardag van de Belgische Socialistische Partij / Parti Socialiste Belge, een partij die eigenlijk in 1945 gevormd werd uit de resten van de BWP en het verzet.
Twee zegels tonen ons respectievelijk werkers die zaaien, oogsten en lasten dragen (3F) en gespierde mannen in een staalgieterij (40ct). Een andere zegel gewijd aan de jarige toont ons een bres in een muur waarachter een rode vlag wappert. Heel symbolisch. Dan is het de beurt aan de Socialistische Internationale geboren in 1864 (50ct), maar die nu, 100 jaar later een aantal partijen bundelt waar een paar autoritaire staatshoofden in zitten (die van Singapore bv.).
De 1e mei krijgt zijn zegel in 1990, 100 jaar na de eerste optocht. Maar het toppunt wordt bereikt in 1994 met de huldiging van het Charter (of Handvest) van Quaregnon van 1894, waarin de socialisten beloofden de grote productiemiddelen te onteigenen. Daarvan is nooit iets in huis gekomen. De Arbeiderssport Internationale die dateert uit 1913 kreeg in 1973 haar postzegel. Ook het August Vermeylenfonds, een socialistische culturele stichting, werd filatelistisch gehuldigd (16F). Zover voor links.
De honderdjarige christelijke vakbeweging, de 100e verjaardag van de pauselijke Encycliek Rerum Novarum die in 1891 de basis legde voor de katholieke (antisocialistische) arbeidersbeweging, priester Adolphe Daens die als eerste christendemocraat de Kerk uitdaagde, kregen allemaal hun postzegel, net zoals de Boerenbond, de hoofdzakelijk Vlaamse boerenorganisatie onder voogdij van het grootkapitaal.
Het liberalisme, de derde traditionele politiek stroming in voorfederaal België, werd in 1996 niet vergeten, net zoals haar vakbondsfederatie die vandaag, gelukkig maar, iets minder hoog oploopt met de neoliberale ideologie. Ook 50 jaar Sociale Zekerheid werd niet vergeten, een recht verworven door het (vakbondsverzet) aan het einde van de oorlog en vandaag bedreigd.
Opmerkelijk is het feit dat de beweging van mei 1968 zijn postzegel heeft. Die beweging wordt er gesymboliseerd met een aantal straatstenen die min of meer een barricade vormen en één steen maakt een vliegende beweging. In 1998 werd het vrouwenstemrecht gevierd, dat hen zo grootmoedig werd verleend.
Minder leuk is de serie van beroemde personen waar Lenin, Guevara en Mandela zich in het gezelschap bevinden van Golda Meir, John F. Kennedy en andere oorlogszuchtigen. Tot onze verwondering is het beschavende werk van de Belgen in Afrika zeer karig bedeeld: Antislavernijkamp (1915) en Onderwijs aan Afrikaanse kinderen (1951).
We richten nu onze blik op de wereld van de cultuur. De nationale kwestie speelt natuurlijk een belangrijke rol in een een land met twee culturen. Ik geef als voorbeeld de reekst Belgische Schrijvers van 1952: Vlamingen August Vermeylen, Karel van de Woestijne en Hendrik Conscience zijn in evenwicht met de Franstalige Charles De Coster, Maurice Maeterlinck en Émile Verhaeren. De grote dichter Guido Gezelle kreeg zijn beeldtenis in 1949, maar Émile Verhaeren moest wachten op zijn 100everjaardag in 1955.
We vinden dit Vlaams-Franstalige evenwicht ook terug in de serie dubbelpotretten van 1957 waar bijvoorbeeld de links-radikale schrijver Charles Plisnier (je moet zijn Valse paspoortenlezen, ooit een Prisma-pocket) naast de Vlaamse nationalist Albrecht Rodenbach (niet te lezen) prijkt. Een andere postzegel in die reeks plaats de Belgicistische industrieel Éduard Empain naast de Vlaams-nationalistische ondernemer Lieven Gevaert.
De serie van 1961 volgt hetzelfde procedé. Hier prijkt de Vlaamse vroegsocialist Jacob Kats naast de Wallingante pastoor Nicolas Pietkin, de Franstalige componist Henri Vieuxtemps naast zijn Vlaams collega Willem de Mol, etc. In 1970 verschijnt de serie Filantropen met o.a. de Vlaamse socialist Kamiel Huysmans en zijn pendant kardinaal Jozef Cardijn, de oprichjter van de Katholieke Arbeiders Jeugd die, het weze gezegd, in de oorlog elke collaboratie met de nazis heeft afgewezen.
In 1975 viert een zegel de 550 jaar van de Katholieke Universiteit Brussel (waar ik licenciaat in de geschiedenis werd), en in 1984 was de beurt aan de Vrije Universiteit Brussel, een creatie van de vrijmetselarij (waar ik als klerk een tijd heb gewerkt). In 1979 was het de beurt aan de Action Laïque(de vrijdenkers) met als embleem Tijl Uilenspiegel, en in 1982 kregen de vrijmetselaars van het Grote Oosten van België de eer.
Maar hiermee is de ideologische analyse van de Belgische filatelie niet afgelopen. Ik laat het echter over aan anderen hier meer over te zeggen…