Laten we het beestje bij de naam noemen. Wat is er net gebeurd is in Brazilië, met het ontslag van de verkozen president Dilma Rousseff, is een staatsgreep. Een staatsgreep die pseudo-legaal, ‘grondwettelijk’, ‘institutioneel’, parlementair, alles wat je wilt is, maar het blijft een staatsgreep.
Parlementariërs – afgevaardigden en senatoren – die massaal bij corruptie betrokken zijn (het cijfer van 60% wordt genoemd) hebben een ontslagprocedure tegen de Braziliaanse president Dilma Rousseff in gang gezet onder het mom van boekhoudkundige onregelmatigheden, aanpassingen om de tekorten op te vullen in de rekeningen van de overheid – een dagelijkse praktijk van alle voorgaande Braziliaanse regeringen!
Zeker, leidinggevenden van de Arbeiderspartij (PT) zijn betrokken bij het corruptieschandaal in verband met Petrobras, de nationale oliemaatschappij, maar niet Dilma. In feite zijn het de rechtse afgevaardigden die de campagne hebben geleid tegen de president die het meest verstrikt zijn in deze affaire, te beginnen met de voorzitter van het Parlement, Eduardo Cunha (onlangs geschorst), beschuldigd van corruptie, het witwassen van geld, belastingontduiking in Panama enzovoort.
De praktijk van de juridische coup lijkt de nieuwe strategie van de oligarchieën in Latijns-Amerika. Uitgeprobeerd in Honduras en in Paraguay – landen die de pers vaak bestempelt als ‘bananenrepubliek’ – is het effectief gebleken in het elimineren van (zeer matige) linkse presidenten. Nu gaat het toegepast worden op een land dat een half continent beslaat.
Je kan een hoop kritiek leveren op Dilma: ze heeft haar electorale beloftes niet gehouden en heeft enorme concessies gedaan aan de bankiers, industriëlen, en grootgrondbezitters. Politiek en sociaal links heeft het afgelopen jaar een verandering in het economische en sociale beleid geëist. Maar de ‘oligarchie van goddelijk recht’ in Brazilië – de financiële, industriële en agrarische kapitalistische elite – is niet tevreden met meer concessies: ze willen de volledige macht.. Ze willen niet langer onderhandelen, maar rechtstreeks regeren via hun vertrouwde vertrouwelingen en de weinige sociale verworvenheden van de afgelopen jaren afschaffen.
Onder verwijzing naar Hegel, schreef Marx in De Achttiende Brumaire van Louis Bonaparte dat historische gebeurtenissen zich herhalen: de eerste keer als tragedie en de tweede keer als farce. Dit is uitstekend van toepassing op Brazilië. De militaire staatsgreep van april 1964 was een tragedie, die Brazilië ondergedompeld heeft in twintig jaar militaire dictatuur, tegen de prijs van honderden doden en duizenden gemartelden. De parlementaire staatsgreep van mei 2016 is een farce, een tragi-komische affaire, waar we een kliek van reactionaire en notoir corrupte parlementariërs een door 54 miljoen Brazilianen democratisch gekozen president omver zien werpen vanwege ‘boekhoudkundige onregelmatigheden’.
Het hoofdbestanddeel van deze alliantie van partijen aan de rechterkant is het parlementaire blok bekend als ‘de drie B’s’: ‘Bullets’ (kogels, leden met connecties bij de militaire politie, de doodseskaders en andere particuliere milities) – ‘Beef’ (rundvlees, grootgrondbezitters met runderen) – en ‘Bible’ (bijbel, de neo-fundamentalistische Pinksterbeweging, homofoob en vrouwonvriendelijk). Een van de meest enthousiaste supporters van het ontslag van Dilma was de afgevaardigde Jairo Bolsonaro, die zijn steun betuigde aan de officieren van de militaire dictatuur en in het bijzonder aan kolonel Unstra, een bekende folteraar.
Onder de slachtoffers van Ustra was Dilma Rousseff, op dat moment (in de vroege jaren 1970) een activiste in een gewapende verzetsgroep, evenals mijn vriend Luis Eduardo Merlino, journalist en revolutionair, die in 1971 op 21 jarige leeftijd door marteling om het leven kwam.
De nieuwe president Michel Temer, ingewijd door zijn misdienaren, is zelf betrokken bij verschillende zaken, maar is nog niet het onderwerp van een nieuw onderzoek geweest. Tijdens een recent onderzoek, werd Brazilianen gevraagd of ze voor Temer zouden stemmen als president: 2% antwoordde positief.
In 1964 hadden grote demonstraties ‘met God en familie voor de vrijheid’ het pad geëffend voor de staatsgreep tegen president Joâo Goulart; dit keer werden nieuwe ‘patriottische’ menigten, die opgehitst zijn door de pers, gemobiliseerd om de verwijdering van Dilma te eisen en in sommige gevallen een terugkeer van het leger. Ze bestaan voornamelijk uit blanke mensen (de meerderheid van de Brazilianen is zwart of gemengd) uit de middenklasse en zijn door de media overtuigd dat dit over ‘de strijd tegen corruptie’ gaat.
Wat de tragedie van 1964 en de farce van 2016 gemeen hebben is haat tegen de democratie. De twee afleveringen tonen de diepe minachting van de heersende klassen in Brazilië voor de democratie en de volkswil. Zal de ‘legale’ coup doorgaan met een minimum aan gedoe, net als in Honduras en Paraguay? Dat is niet zo zeker – de volksklassen, sociale bewegingen en de opstandige jongeren hebben hun laatste woord nog niet gesproken.
Michael Löwy (foto) is filosoof en socioloog van Braziliaanse afkomst en is een lid van de nieuwe anti-kapitalistische partij in Frankrijk en van de Vierde Internationale, fellow van het IIRE in Amsterdam en voormalig directeur onderzoek van de Franse Nationale Raad voor Wetenschappelijk Onderzoek (CNRS). Hij heeft hij veel boeken geschreven, waaronder The Marxism of Che Guevara, Marxisme en Bevrijdingstheologie, Fatherland or Mother Earth? en The War of Gods: Religion and Politics in Latin America. Hij is medeauteur (met Joel Kovel) van An Ecosocialist Manifesto. Hij was ook een van de organisatoren van de eerste Internationale Ecosocialistische Bijeenkomst in Parijs in 2007.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op International Viewpoint. Nederlands vertaling: redactie Grenzeloos.