U kent wellicht het stripverhaal Asterix en de Olympische Spelen. De sober levende Griekse atleten komen er in opstand als ze merken met hoeveel smaak onze Galliërs genieten van hun copieuze maaltijden. De Olympische Senaat brandmerkt de Galliërs als decadent, maar de atleten willen ook decadent worden. Genieten van het leven is in sommige ogen een vorm van decadentie.
De term decadentie, d.w.z. de val, het verval, de aftakeling van de cultuur, is altijd populaire geweest bij conservatieven en reactionairen. Zij vinden dat de groeiende rol van het plebs in de maatschappij de beschaving naar beneden haalt. De reacties van sommige leraren die klagen over het “niveau dat daalt” reageren in dezelfde richting.
Men kan moeiteloos een lijst opstellen van de dingen die beschouwd worden als kenmerken van decadentie: verlies aan respect voor hen die bovenaan staan zoals o.m. de onbeschaamde eisen van de werkers tegenover hun bazen (socialisme is decadentie), het verlies aan respect van de jongeren tegenover hun ouders en opvoeders, het verlies van het correcte taalgebruik en andere goede (en soms hypocriete) manieren; de opkomst van een massacultuur en de achteruitgang van de elitaire cultuur, het wijken van het geestelijke voor het materiële, de groei van het feminisme en over het algemeen dat de mensen zich niet meer houden aan de rol die de traditionele samenleving hen heeft toegewezen; het teveel aan democratie die macht geeft aan wie onbekwaam is ; het algemeen onderwijs dat nefast is voor de talentvolle jongeren; de afgang van de traditionele, autoritaire en patriarchale familie, enz.
De geprivilegieerde van weleer vindt dat elke nieuwe sociale formatie met haar zeden en politieke instellingen die afwijken van de vorige, min of meer decadent is. De maatschappelijke klassen en lagen die het fundamentele gevecht tegen de nieuwe productiewijze hebben verloren, verplaatsen hun guerrilla naar de bovenbouw, ze gaan aspecten van de heersende cultuur bestrijden. Zij die met heimwee terugblikken naar de monarchie, naar de almachtige Kerk, naar het traditionele gezin met zijn dubbele seksuele moraal, beschouwen de huidige wereld als ziek, pervers. De recente acties in Frankrijk tegen het homohuwelijk en de zogeheten “theorie van de gender” zijn er een voorbeeld van.
De historicus George L. Mosse die de verheerlijking van de mannelijkheid in de Eerste Wereldoorlog heeft bestudeerd (Fallen Soldiers, 1990) merkt op dat rond 1914, wanneer de grote vaderlandse slachtpartij gaat beginnen, de idee die de regeerders koesteren over mannelijkheid belaagd worden door twee angstwekkende dingen: verwijfdheid en degeneratie (door erfelijkheid, alcoholisme en zwakke zenuwen). Decadentie was het tegengestelde van mannelijkheid. In deze militaristische gedachtewereld werden de decadenten ”verondersteld zich te vergenoegen met een zinnelijk leven, waren zij de slaven van hun zieke zenuwstelsel en waren zij voortdurend het slachtoffer van (volgens de antisemieten joodse) opgewondenheid, totaal in tegenspraak met wat ‘echte mannen’ horen te zijn.”
Velen associëren homoseksualiteit met decadentie. In zijn roman À rebours (Tegen de keer, 1884) heeft J.K. Huysmans de term decadentie gevulgariseerd en gedefinieerd als “het progressief verwijfd worden van de mannen”. De decadente man was dus het tegenbeeld van het viriele ideaal: in plaats van sterk, kalm, energiek was hij nerveus, bezorgd, afgepeigerd en bovendien losbandig. Hij werd opgevreten door verveling, wilde daar niet tegen reageren door in actie te schieten, maar sloot zich op in de stilte en de eenzaamheid van zijn zinnelijke lusten.
De decadente mentaliteit doet aan het einde van de 19de eeuw haar intrede in de literatuur, een periode die weliswaar bekend staat als de Belle Époque, maar waar de sociale conflicten scherper worden en de eertijds door de bourgeoisie vereerde vooruitgangsidee haar einde nadert. Een uiterst geraffineerd personage als Des Esseintes, het hoofdpersonage uit Huysmans roman, vindt in het fictieve, in het kunstmatige, een ersatz voor zijn afschuw voor een wereld waarin de esthetische elite geen heersende rol meer speelt, waarin de dagelijkse dosis pesterijen waarmee een rijke nietsdoener die zich verveelt te maken heeft (want je moet betrekkelijk rijk zijn om decadent te kunnen zijn).
Het begrip decadentie komt ook voor in bepaalde cyclische geschiedtheorieën, bijvoorbeeld bij Oswald Spengler (1880-1936) voor wie elke cultuur een organisch geheel is onderworpen aan een biologische ontwikkeling: groei, volwassenheid en verval, d.w.z. de degeneratie van de cultuur en de beschaving, meer bepaald wanneer een maatschappij gaat gehoorzamen aan techniek en materialisme. Wie klaagt over decadentie richt zijn blik naar het verleden, heeft heimwee naar de tijd “toen alles beter was”. Sommige dandy’s en andere verheerlijkers van de fin-de-siècle mentaliteit houden daarentegen op een nogal perverse manier van de decadentie. Jean Cocteau zei dat “de decadentie de grote minuut was waarin een beschaving verrukkelijk is”.
Voor een aanhanger van het “historisch materialisme”, en dus gekant tegen de cyclische opvattingen van de geschiedenis, kan de term decadentie van enig nut zijn. De hedendaagse kapitalistische samenleving heeft elke vorm van vooruitgang verloren die ze eens had t.o.v. het Oude regime. Ze is niet alleen een dreiging voor de materiële/ecologische grondslag van de wereld, maar ook van de cultuur, van de mensheid. Wij maken een beschavingscrisis mee en de barbarij komt nader. Aan het begin van de 20ste eeuw opperde de auteur Nagai Kafū, die leefde onder een zeer autoritair Japans regime, waaraan hij weigerde als “normale” kunstenaar deel te nemen (hij hield zich enkel bezig met verhalen uit de wereld van het vertier), volgende paradox:
“Decadentie is de logische ontwikkeling der dingen (…) als je ze wil vermijden dan moet je van bij het begin kiezen voor barbarij en onontwikkeldheid”. Kafū verkoos de oude cultuur boven de moderne cultuur van de industrie en de winst die leiden naar militarisme en imperialisme, maar hij maakte zich over die keuze geen enkele illusie. Maar dat was natuurlijk geen oplossing.