— Anthony Jesuthasan, schrijven, acteren en borden wassen. —
Enkele dagen geleden heb ik Dheepan gezien, de film die dit jaar in Cannes met de Gouden Palm ging lopen. Dheepan is ook de naam die op het valse paspoort staat waarmee een oud-Tamiltijger uit Sri Lanka wegvlucht. Hij doet dat niet alleen. Het paspoort vermeldt immers dat de dode Dheepan een jonge echtgenote heeft en een dochtertje van negen. Geen probleem, jonge vrouwen staan daar in de rij om de miserie te ontvluchten en zo’n vrouw plukt ook wel vlug een weeskind van de straat; ook dat kind heeft daar niets meer te verliezen. De film volgt dit ‘nieuw samengesteld gezin’, eerst naar Frankrijk en helemaal op ‘t laatst ook naar Engeland.
De film is een meesterwerk. Het verhaal slaagt er moeiteloos in om ons het probleem vanuit het standpunt van de vluchters te tonen. Achteraf besef je ten volle dat het onderscheid dat in het Antwerpse stadhuis gemaakt wordt tussen ware noodlijdenden en valse gelukszoekers alleen maar uit de mond van arrogante blaaskaken kan komen.
De realiteit waarin ‘het gezin Dheepan’ in de Parijse voorstad Le Pré-Saint-Gervais terechtkomt wordt beklijvend verfilmd. De nieuwe Dheepan en zijn gezellin Yalini integreren zich in de informele economie van de banlieue, in een wijk waar de politie zich niet meer durft te vertonen en de dienst uitgemaakt wordt door een bende jonge criminelen. De beelden vertellen ons iets over de makers van het verhaal: zij weten waarover ze spreken.
Dat geldt zeker voor de hoofdacteur, Anthony Jesuthasan (°1967), de man die de rol van de nieuwe Dheepan speelt. Dat verneem ik in een interview dat De Morgen op 12 september publiceert. Die Anthony is zelf kindsoldaat en Tamiltijger geweest. Net zoals het filmpersonage is hij uit Sri Lanka gevlucht en hij leeft vandaag, jawel, in zo’n Franse banlieue, waar hij aan de kost komt als bordenwasser, rekkenvuller, piccolo… En ’s nachts schrijft hij boeken, essays, toneelstukken! Ze worden gelezen in India, Sri Lanka en in de internationale Tamilgemeenschap.
— Sans papier komt aan de kost in Frankrijk. —
De Gouden Palm maakt Anthony Jesuthasan uiteraard blij, ‘maar ook niet meer dan dat. Kijk, dankzij die film heb ik wat geld kunnen verdienen. Daardoor heb ik de vrijheid om enkele maanden voluit aan mijn nieuwe boek te schrijven. Maar weet je: binnenkort is dat geld op en zal ik weer borden moeten afwassen in een restaurant. Dat is gewoon zo.’ Het leven zoals het is! In dat interview staat nog iets wat mijn aandacht trekt: ‘Door mijn linkse sympathieën kwam ik in contact met de internationale trotskistische beweging. Het is mede dankzij hen dat ik opnieuw als schrijver en acteur begon te denken (…)’ Ha, denk ik dan, een geestesgenoot, kijk eens aan. Maar ‘de internationale trotskistische beweging’ is, zo weet ik ook wel, een huis met vele kamers, het ene nog kleiner dan het andere. Overigens, de grootste kamer die dat trotskisme ooit heeft mogen bewonen is in Sri Lanka te vinden. Is het daar dat Anthony Jesuthasan de trotsen gecontacteerd heeft? Ik begeef me op ’t internet en probeer het uit te vissen. Een Engelstalige website leert me dat het in Frankrijk is dat hij de trotskisten op zijn weg ontmoet: ‘In my 25th year, after I had reached France, I was attracted by a Trotskyite group called the Revolutionary Communist Organization. I spent four years with this group. It was then that my friends in the party introduced me to literature; I was able to discuss literature and politics with them. It must have been that environment that motivated me to write.’ De Revolutionary Communist Organisation dus. Wanneer ik dat letterlijk in ‘t Frans vertaal kom ik uit op Organisation Communiste Révolutionnaire, een naam die in de Franse trotskistische fauna & flora niet weer te vinden is. Zou het de Ligue Communiste Révolutionnaire kunnen zijn? Zouden mijn oude kameraden me in mijn zoektocht aangaande deze prangende kwestie te hulp snellen? De toekomst zal ’t uitwijzen.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op De Laatste Vuurtorenwachter