Je kan moeilijk deelnemen aan een vorming voor revolutionaire marxisten in spe zonder de term dialectisch materialisme te horen vallen. Dit in mysterieuze en gesofistikeerde gewaden gestoken begrip wordt beschouwd als de Graal van het marxistische denken. Weinig rode vormingswerkers zijn echter in staat om hun publiek te overtuigen van het nut van de dialectiek. Meestal wordt de dialectiek opgevat als een soort wisselwerking, een beweging van wederzijdse beïnvloeding: alles heeft te maken met alles.
Maar waarom er dan de naam dialectiek op plakken? Soms spreekt men van de triade these – antithese – synthese: een ding botst op zijn anti-ding en uit deze contradictie ontstaat iets nieuw. De these wordt niet vernietigd, maar op een hoger niveau gebracht: zij wordt opgeheven in de betekenis van het Duitse aufheben. Marx stak met die opvatting de draak in zijn kritiek van Proudhons Philosophie de la misère.
Het woord dialectiek dient ook als belediging en veroordeling: je bent niet dialectisch, je bent dus geen marxist, je bent niet revolutionair, je begrijpt er de ballen van, je bent een kleinburger, etc. Omdat over het algemeen zowel de beschuldigde als de rechter niet goed weten wat dialectiek is, is het een ideale stok om er de ongehoorzame hond mee te slaan. Het stalinisme hanteerde met meesterlijke hand deze dialectische knuppel.
Maar wat is die marxistische dialectiek dan wel? Eerst en vooral moet gezegd worden dat Marx nooit de term “dialectisch materialisme” in de mond heeft genomen. Hij stelde zijn eigen opvatting van de dialectische methode voor als een materialistische dialectiek, dus een dialectiek, een methode die uitgaat van een materialistisch standpunt, in tegenspraak met de idealistische dialectiek van Hegel. Marx’ analytische methode heeft de empirische realiteit als vertrekpunt en niet wat men op voorhand opvat als realiteit.
Het materialistische vertrekpunt van Marx verwerpt het mechanische materialisme, de idee dat de kosmos een groot horloge is zoals sommige denkers van de Verlichting dachten, een heelal dat gehoorzaamt aan de wetten van de fysica. Maar je kunt het leven en meer bepaald de samenleving niet begrijpen of verklaren aan de hand van de wetten van de fysica. De wetten, of juister de “wetten” die een tendentie vertonen, en die gelden in de maatschappij, verschillen van de wetten die de dode stof regeren. Met F=m.a verklaar je de uitbuiting niet.
Sommige marxisten, waaronder Engels, trokken uit het feit dat mechanische wereldbeeld ontoereikend was, de conclusie dat de materie zelf dialectisch is. We hebben hier niet meer zozeer te maken met een denkmethode als met een metafysica: het dialectisch materialisme. De materie zou zich ontwikkelen doorheen contradicties en negaties die actief zijn in elk object dat wordt opgevat als een eenheid van tegenstellingen. Engels illustreert dit gezichtspunt met enkele metaforen. Het water dat plots aan het koken slaat toont aan dat de kwantiteit (de warmte) de kwaliteit (het water) omvormt. Dit is de beruchte kwalitatieve sprong, een van de “wetten” van het dialectisch materialisme dat heel wat succes kende bij zijn vulgariserende epigonen.
Merk dat Stalin in zijn brochure Over dialectisch en historisch en materialisme (diamat genoemd) de door Engels geformuleerde “wet” van de negatie van de negatie niet heeft opgenomen. Die wet klonk misschien veel te hegeliaans in zijn oren.
Een naturalistische opvatting van de dialectiek kan afglijden naar mystiek. Zo bijvoorbeeld Engels’ argument dat de vierkantswortel van -1 wijst op dialectiek. Op het eerste gezicht is het inderdaad zo dat men geen vierkantswortel kan trekken uit een negatief getal, omdat (-1) x (-1) = 1. Maar het feit dat de wiskundigen die wortel wel trekken heeft niet te maken met dialectiek, maar gewoon met de productie van de complexe getallen (en hun imaginair deel) aan de hand van puur formele constructies, net zoals men uit de natuurlijke getallen negatieve getallen heeft gemaakt ! (B. E. Meserve, Fundamental Concepts of Algebra, New York 1981, pp. 40-45).
De mystieke afdwaling die de natuur opvat als dialectisch, a.h.w. gedreven door een “vitale kracht”, namelijk de interne contradicties die op haar ontwikkeling ageren die alle stof eigen zou zijn, veronderstelt een finaliteit, een doeloorzakelijkheid. De geboorte van de kosmos zou dus een doel hebben: zich zodanig ontwikkelen dat hij bewust van zichzelf wordt, mens wordt, de “hoogste schepping van de natuur”. Finaliteit houdt voorzienigheid in, en is dus in de grond religieus. Gramsci ironiseerde over deze teleologie toen hij stelde dat eikels tot doel hebben worsten en mortadella te maken langs varkens om. De dorst naar alomvattende en alles verklarende theorieën is blijkbaar een psychologische behoefte. We moeten haar wantrouwen.
We wenden ons daarom af van het dialectisch materialisme en laten onze ogen vallen op materialistische dialectiek zoals die zich voordoet in de ontwikkeling van het hoofdwerk van Marx, Het Kapitaal. “Mijn dialectische methode is in de grond niet slechts onderscheiden van de Hegeliaanse, maar lijnrecht aan haar tegenovergesteld. Voor Hegel is het denkproces, welk hij zelfs onder de naam van Idee in een zelfstandig wezen verandert, de schepper van de werkelijkheid, die slechts zijn uitwendige verschijning vormt. Bij mij is omgekeerd het ideëele niets anders dan het in het menselijk brein omgezette en overgeplaatste materiële.” (Vertaling F. Van der Goes, 1910)
De (materialistische) dialectische methode tracht de beweging van de sociale dingen in hun tegenstrijdigheden te denken. Lenin merkte op dat de dialectiek in de eigenlijke zin de analyse is van de contradicties van het wezen der dingen. Dat klopt als we het over sociale dingen hebben. Om Marx’ methode onder de knie te krijgen moet men zijn hoofdwerk bestuderen waarin deze methode het essentiële instrument is. De analyse van de waarde in het eerste hoofdstuk is een voorbeeld van die methode. Maar de analytische ontwikkeling van Het Kapitaal zelf is een voorbeeld van de materialistische dialectiek. “Ongetwijfeld moet wat de vorm betreft de voorstellingswijze verschillen van het onderzoek. Het onderzoek moet zich van de stof in onderdelen meester maken, haar verschillende ontwikkelingsvormen ontleden en hun inwendig verband opsporen. Eerst nadat deze arbeid volbracht is, kan de beweging overeenkomstig de waarheid worden voorgesteld. Gelukt dit en weerspiegelt zich nu het leven van de stof in ideëen, dan kan het er uitzien, alsof men met een constructie à priori te doen heeft.”
Galvano Della Volpe, rabiaat materialist, heeft de term dialectiek weerhouden om “een denkwijze aan te duiden die, zoals het historisch materialisme, de contradicties van de reële wereld ‘reproduceert’ of aangrijpt. Deze contradictorische wereld is niet, zoals in de hegeliaanse dialectiek, een oorspronkelijke eenheid die zich ontwikkeld heeft in een eenheid van tegenstellingen, maar een blijvende eenheid van veelvuldige en verscheiden contradicties of tegenstellingen. ” (Göran Therborn, Science, Class and Society. On the Formation of Sociology and Historical Materialism, 1976).
Voor wie geen tijd en geen zin heeft om zich te verdiepen in Het Kapitaal of in boeken die dit probleem belichten zoals die van Jindřich Zelený, Evald Iljenkov en Roman Rosdolsky, geeft ik hier mijn persoonlijke opvatting over de dialectiek. Ik hoop met de nodige bescheidenheid van enig nut te zijn voor de lezer(es) en niet te veel nonsens te produceren.
Een sociaal object is samengesteld uit een aantal elementen die elk hun eigen gewicht hebben in de bepaling van het zijn van dit object. De relatieve gewichten van deze elementen veranderen in de loop van de sociale evolutie en de plaats die zulk object inneemt in de maatschappij, met als gevolg dat het ding anders is geworden. We moeten de dingen dus beschouwen in hun beweging, in hun historische bepaaldheid. Niets is absoluut en voor eeuwig bepaald. De arbeidersklasse is een abstractie. Een berustende werkende klasse die plots in opstand is een andere klasse. De elementen die haar bepalen zijn veelvuldig: bewustzijn, levensduurte, uitbuitingsgraad, de politieke partijen die haar diverse lagen vertegenwoordigen, het politieke regime, de toestand van het kapitaal en de winstvoet, enz. Je moet dus met de beweging en veranderingen van al die elementen rekening houden. Het gaat er om een concrete analyse van een concrete situatie te maken. Niets is a priori gegeven.