Marxisten verwachten van schrijvers dat ze hun werk ten dienste van het proletariaat stellen. Deze hardnekkige perceptie hebben we aan het stalinisme te danken. Het congres van Sovjetschrijvers koos in 1934 immers ten volle voor het door Stalin gepropageerde socialistisch realisme en formeel tegen veel andere richtingen (futurisme, imagisme, formalisme, constructivisme…) die in de jonge Sovjetstaat eveneens bestaansrecht gekregen hadden. Daar werd in dat jaar een punt achter gezet.
Het proces was al langer aan de gang. Dat had ook de grote futuristische dichter Majakovski ondervonden. Op 4 december 1929 meldde de Pravda dat de RAPP (Russische Proletarische Arbeiders Associatie) voortaan het werktuig van de partij zou zijn op literair gebied. Majakovski had tot dan toe het vormelijk realisme van de RAPP steeds bestreden.
Op 31 januari 1930 maakte de Pravda evenwel duidelijk dat er voor de schrijvers niet veel keuze rest: “(…) ofwel je aansluiten bij het kamp van oprechte bondgenoten, ofwel verstoten worden naar de rijen van burgerlijke schrijvers…”. Majakovski plooit. Maar wanneer zijn toneelstuk Het badhuis in première gaat wordt hij desalniettemin hard aangevallen door een RAPP-criticus. Het wordt hem duidelijk dat de RAPP niet van plan is ook maar een spaander van zijn werk heel te laten. Moegestreden en depressief schiet hij zich op 14 april 1030 een kogel door het hoofd.
“De zelfmoord was natuurlijk het resultaat van een heleboel verschillende factoren, persoonlijke, beroepsmatige, literatuurpolitieke― en zuiver politieke. Majakovski was de laatste jaren gaandeweg tot het inzicht gekomen dat zijn diensten niet meer gewenst waren, dat hij geen vanzelfsprekende plaats had in de maatschappij die vorm begon te krijgen en waarin de literatuur en de literatuurpolitiek in steeds sterkere mate gedomineerd werden door mensen wier kwalificaties niet in de eerste plaats literair waren.”(1)
In 1956 formuleerde de Russische dissidente schrijver Andrej Sinjàvski zeven kenmerken van dat socialistisch realisme: literatuur is een beïnvloedingsinstrument van de partij; de waarheid is een partijwaarheid; een kritische houding t.a.v. de bestaande Communistische Partij is onmogelijk; de positieve held staat in het centrum; het werk moet geloof in de vooruitgang uitstralen; een schrijver moet volksverbonden zijn en dus producten afleveren die verstaanbaar zijn voor de gewone man; patriottisme.
Vanaf 1934 werd het levensgevaarlijk om buiten de lijntjes van het socialistisch realisme te kleuren. Letterlijk. In 1939 verklaarde de experimentele theaterregisseur Vsevolod Meyerhold: “Dit beklagenswaardige en steriele ding dat socialistisch realisme heet, heeft niets met kunst te maken.’” De daaropvolgende dag werd hij gearresteerd, hij werd gemarteld en gedood. Ook zijn echtgenote werd vermoord.
Ook het geval van de marxistische literatuurcriticus Alexandr Voronsky (1884-1937) is typerend. Voor hem staat literatuur nooit ten dienste van een systeem; literatuur bezorgt ons, zo stelt hij, een soort intuïtieve kennis die ons helpt om de realiteit te begrijpen. Dat intuïtieve karakter maakt dat literatuur waarheden aan het licht brengt die niet meteen door de auteurs zelf bedoeld zijn.
Ja, dit is wellicht wel de manier waarop literatuur op ons inwerkt, intuïtief en met resultaten die de maker ervan evenzeer verwonderen als de lezer. Het belet niet dat Voronsky in 1937 gearresteerd wordt en gefusilleerd.
Hoe de andere schrijvers zich in die tijd naar het stalinisme plooien wordt mooi verteld door de Nederlandse auteur Frank Westerman in het meesterlijk geschreven Ingenieurs van de ziel.
In het boek wordt veel aandacht besteed aan de auteur Paustovski die ten tijde van Stalin de mening toegedaan is dat het allemaal wel meevalt met het socialistisch realisme. Later begint hij daar evenwel anders over te denken: “Hoe is het mogelijk dat we boeken met met een artistieke waarde gelijk aan nul tot meesterwerken hebben gebombardeerd, terwijl de briljantste geschriften verborgen lagen en pas na een kwarteeuw het licht zagen?”(2)
De meest bekende tegenstander van Stalin is wellicht Trotski die in 1940 eveneens vermoord wordt. Door mijn activistisch verleden weet ik wel wel hoe deze Russische marxist tegen literatuur aankijkt. In zijn boek Literatuur en revolutie formuleert hij het zo:
“Kunst moet op zijn eigen manier een eigen weg maken.’” De Communistische Partij moet zich bijgevolg geenszins geroepen voelen om kunstrichtingen te commanderen.
Trotski houdt wel van realistisch schrijvende auteurs, net zoals Marx, Engels en Lenin trouwens. Maar nadat hij uit de Sovjet-Unie verbannen is, komt hij ook in contact met linkse modernisten, zoals de Franse surrealisten en de groep die zich in de USA rond het magazine Partisan Review aan ’t vormen is. Zijn naam is door het manifest Naar een vrije revolutionaire kunst overigens verbonden met die van oppersurrealist André Breton.
Er is op het internet een (weliswaar houterige) Nederlandse vertaling van dat manifest te vinden: “Op het gebied der artistieke schepping is het absoluut noodzakelijk, dat de verbeelding aan iedere dwang ontsnapt en dat zij zich laat buigen noch wringen. Aan hen, die ons voor heden of voor morgen een discipline op zouden willen dringen, die wij met het wezen der kunst onverenigbaar achten, antwoorden wij, met een weigering zonder beroep en met de vaste wil ons aan de formule te houden: volkomen ongebondenheid voor de kunst.’”(3)
Het manifest is bedoeld om linkse schrijvers en kunstenaars te groeperen in een Internationale Federatie van Onafhankelijke Revolutionaire Kunst. De federatie moet een dam opwerpen tegen het socialistisch realisme. De oorlog die in september van 1939 uitbreekt, aborteert helaas de poging.
Zou die federatie in staat geweest zijn de nefaste perceptie over marxisme & literatuur te veranderen? Het is een vraag die ten eeuwigen dage onbeantwoord zal blijven. Maar dat er een gelijkheidsteken zou staan tussen marxisme en socialistisch realisme, wordt door dat manifest toch wel afdoende weerlegd.
Noten:
1) Bengt Jangveldt, Een leven op scherp, De legendarische dichter Vladimir Majakovski 1893-1930. Uitgeverij Balans. ISBN 978 94 600 3204 2. Ik schreef er een stukje over in http://florsnieuweblog.blogspot.be/2012/02/majakovski.html
2) Frank Westerman, Ingenieurs van de ziel, Elfde druk in 2010. Uitgeverij Olympus, Amsterdam.
3) http://www.marxists.org/nederlands/trotski/1938/1938kunst.htm
Het aandeel van Trotski in die tekst kan teruggevonden worden in:
http://www.marxists.org/francais/trotsky/oeuvres/1938/07/lt19380725c.htm
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op De Laatste Vuurtorenwachter .