Vijfendertig jaar lang, van 1884 tot 1919, was Duitsland een koloniale mogendheid. De conferentie van Berlijn in 1884-1885 zorgde voor een opdeling van Afrika. Leopold II kreeg de Congo toegewezen en Bismarck verrijkte het Duitse Rijk met Togo, Kameroen, Zuidwest Afrika (Namibië), Oost-Afrika (Tanzanië, Burundi en Rwanda) en in de Stille Oceaan met Nieuw-Guinea, enkele Samoa-eilanden en steunpunten in China. Omvangrijk maar kleiner dan het Britse Imperium. Als gevolg van de nederlaag in de Eerste Wereldoorlog raakte Duitsland zijn koloniale bezittingen evenwel kwijt aan de overwinnaars: Engeland, Frankrijk en België.
We zullen ons hier beperken tot Zuidwest Afrika, het huidige Namibië waar nog steeds hier en daar Duits wordt gesproken. Tussen 1885 en 1903 roofden kolonisten een vierde van de gronden van de Herero- en de Nama-bevolking. Dat ging gepaard met heel wat geweld.
De ideologie van de Herrenrasse, de Arische Germanen, schoot hier wortel. De koloniale meesters kwamen niet om “de” Europese weg naar de ontwikkeling en de vooruitgang ingang te doen vinden, maar om van de minderwaardige rassen slaven te maken. Deze opvatting kreeg weer vorm in de Tweede Wereldoorlog in verband met de Slavische volkeren: die moesten de plaats ruimen om de echte Duitsers Lebensraum te geven.
Om het hoge Duitse beschavingspeil nog meer glans te geven kwam er een eerste koloniale tentoonstelling in 1896 in het Berlijnse Treptower Park. Hier kon de gapende menigte op enige afstand kennis maken met inboorlingen. Die “inlandersdorpen” of juister mensenzoos waren ook te zien op de Gentse wereldtentoonstelling in 1903 en op die van Parijs in 1936. Op de Berlijnse tentoonstelling prijkte de spreuk “Kein Sonnenuntergang in unserem Reich”, afkomstig van uitspraak over het rijk van Keizer Karel “waar de zon nooit onderging”.
De Herero’s en Nama’s durfden in opstand te komen en die werden bloedig neergeslagen. Er kwamen concentratiekampen naar het model van de Britse kampen in de Zuid-Afrikaanse Boerenoorlog (1899-1902), er werden proefnemingen op mensen genomen, dwangarbeid en verdrijving gingen gepaard met een vernietigingsoorlog.
In 1904 werden zowat 100.000 Herero’s gedood. “Ik geloof dat deze natie als zodanig moet worden vernietigd” verklaarde generaal von Trotha. Net zo dachten de Kaiser en de chef van de generale staf von Schliefen, de generaal die vanaf 1905 de aanval tegen Frankrijk zou voorbereiden. “De losgebroken rassenstrijd kan slechts door de vernietiging van een van beide partijen beëindigd worden”. Eén derde van het Herero-volk werd vernietigd, de eerste moderne volkerenmoord van de geschiedenis.
Deze misdaad is niet ontsnapt aan het oog van Rosa Luxemburg, een van de weinige sociaaldemocraten die het kolonialisme in zijn totaliteit veroordeelde.
De nazi’s zouden zorgen voor de tweede moderne volkerenmoord, de vernietiging van de Joden, dat andere minderwaardige ras. Ze hebben dus niets uitgevonden.
Het koloniale wereldbeeld van Duitsland verschilde amper van het Britse, Franse, Italiaanse of Belgische. De onderwerping van de Afrikanen steunde op een rassenbegrip, met de zwarte Afrikanen op het laagste niveau.
Missionarissen moesten zorgen voor enige, uiteraard christelijke, beschaving. Etnologen analyseerden de Bantoeziel. Het koloniale bestuur zorgde voor de inbreng van stiptheid en arbeidsethos, de grondslagen voor een efficiënte uitbuiting van de arbeidskracht. Robert Koch, de arts die voor zijn bacteriologische studies de Nobelprijs kreeg, experimenteerde op Afrikanen, wat in Duitsland zelf verboden was.
Hoewel Bondspresident Norbert Lammer en het ministerie van buitenlandse zaken in 2015 het afslachten van de Herero als volkerenmoord bestempelden, heeft het Bondsparlement dat nog niet gedaan. Waarom oude koeien uit de gracht halen? Waarom de luisterrijke Europese beschavingsgeschiedenis besmeuren met een paar “details”, om Jean-Marie Le Pen te citeren.
(Met dank aan de Sozialistische Zeitung voor de informatie)