Dit is de transcriptie van de uiteenzetting gegeven op 28 juli in het kader van het 32ste Internationaal Jongerenkamp van de Vierde Internationale, dit jaar georganiseerd in België. Ik dank ook de mensen die zijn tussen gekomen, en die me ertoe gebracht hebben de tekst op bepaalde punten te wijzigen en de preciseren.
In april 2014 zijn twee verschillende teams Amerikaanse glaciologen, gespecialiseerd in Antarctica – met verschillende methodes en steunend op waarnemingen – tot hetzelfde besluit gekomen: door de globale opwarming is een deel van de ijskap beginnen los komen en dat verschijnsel is onomkeerbaar. Hoewel wetenschappers niet vaak zeggen dat hun projecties voor 100% zeker zijn, zijn de feiten hier wel onbetwistbaar: ”We zijn nu voorbij het omslagpunt” zo verklaarden ze op een gemeenschappelijke persconferentie. Volgens hen kan niets nog een stijging van het peil van de oceanen met 1,2 m binnen de 3-400 komende jaren tegenhouden. De kans is bovendien groot dat het verschijnsel ook een versnelde destabilisering van het nabije gebied zal veroorzaken, wat uiteindelijk een bijkomende stijging van het niveau van de oceanen van meer dan drie meter zou kunnen meebrengen. (1)
Een stille catastrofe in opmars
Een dergelijke omvang van de stijging van het zeewaterpeil zal sociale gevolgen hebben die iedereen kan begrijpen. Er leven 10 miljoen Egyptenaren op minder dan 1 meter boven het zeewaterpeil en dat is ook het geval voor 15 miljoen Bengali, ongeveer 30 miljoen Chinezen en Indiërs, zowat 20 miljoen Vietnamezen … En dan hebben we het nog niet over de grote steden die aan de kusten zijn gebouwd: Londen, New York, San Francisco…
Men kan natuurlijk dijken van één meter hoog bouwen – als men over de financiële en technische middelen beschikt. Maar men kan geen dijken van tien meter hoog bouwen, en zelfs als dat kon, zullen er weinig mensen zijn die achter dergelijke dijken zouden willen wonen.
Om de omvang van de dreiging goed te begrijpen, moet men ook weten dat het loskomen van de ijskap van Antarctica slechts een van de vier oorzaken is van het stijgen van het zeeniveau. De drie andere oorzaken zijn: het thermisch uitzetten van de watermassa’s, het smelten van de gletsjers in de hooggebergten en het loskomen van de ijskap op Groenland. Indien al het nu bestaande landijs zou smelten, zou het zeewaterpeil meer dan 90 meter stijgen.
Een van de auteurs van het hoofdstuk “sea level rise” van het Vierde Rapport van het IPCC, Anders Levermann, heeft getracht en globaal beeld te geven van de projecties voor de stijging verbonden aan deze vier oorzaken. Zijn besluit is verontrustend: elke stijging van de oppervlakte temperatuur met één graad Celsius in vergelijking met het einde van de 18de eeuw, zou overeenkomen met een stijging van het peil van de oceanen van 1,3 meter bij het bereiken van het evenwicht. (2)
Op dit ogenblik bedraagt het temperatuurverschil met het referentiepunt van de 18de eeuw, +0,8°C. Indien Levermann gelijk heeft is een stijging van het zeewaterpeil met 1,84m bij evenwicht, onvermijdelijk.
De “chief economist” van het Internationaal Energie Agentschap, Fatih Birol, is zeker geen bolsjewiek en ook geen ecosocialist. Onlangs gaf hij toe dat de huidige tendens in zake emissies van broeikasgassen volledig overeen komt met een opwarming van 6 °C tegen het einde van de eeuw en later zelfs tot een opwarming van 11°C. (3)
Als de besluiten van Levermann kloppen, zijn we dus de voorwaarden aan het scheppen voor een stijging van het peil van de oceanen met 13,8 m of meer bij evenwicht. Dat is een van de redenen waarom er geen enkele aanpassing mogelijk is aan een dergelijke opwarming in een wereld met 9 miljard bewoners. (4)
In al deze projecties betekent “bij evenwicht” het volgende: het moment dat er een nieuw evenwichtspunt zal zijn bereikt tussen de gemiddelde oppervlaktetemperatuur en de hoeveelheid ijs die op de planeet aanwezig is. Deze terugkeer naar het evenwicht van het energiesysteem van de Aarde zou ongeveer duizend tot tweeduizend jaar vergen. Twee tot drieduizend jaar, is lang. Maar het belangrijkste is dat dit proces, eenmaal gestart, niet meer gestopt kan worden: met een concentratie aan broeikasgassen in de atmosfeer van X komt onvermijdelijk een temperatuursverhoging overeen van Y die op haar beurt het uitzetten van de massa water met een volume Z en het smelten van een hoeveelheid Z’ ijs die het zeewatervolume doet toenemen.
De enige manier om deze aaneenschakeling van oorzaken en gevolgen te stoppen, is de planeet in een de koelkast te plaatsen. Er bestaat een soort natuurlijke koelkast: de ijstijden. Maar die kan men niet zomaar bestellen. Astrofysici denken dat de volgende ijstijd er ten vroegste binnen 30.000 jaar komt.
Ik heb het tot nu toe alleen maar gehad over de impact van de opwarming op het zeewaterpeil. Dit geeft een sterk beeld van het verschrikkelijke gevaar – onomkeerbaar op de menselijke tijdsschaal – dat zich in stilte boven onze hoofden opstapelt. Maar zoals jullie weten, is dit slechts een van de gevolgen van de klimaatsveranderingen. Ik citeer hier kort enkele van de andere gevolgen die op korte tijd nog gevaarlijker zijn dan het zeewaterpeil en waarvan sommige al duidelijk zijn waar te nemen:
• Daling van de landbouwproductiviteit. Men schat dat de globale productiviteit zal stijgen tot aan een opwarming van 3°C ten opzichte van de 18de eeuw. Maar nu al daalt de productiviteit in bepaalde gebieden van de tropen, voornamelijk in het Afrika ten zuiden van de Sahara.
• Extreme meteorologische verschijnselen. Had het Jongerenkamp twee weken eerder plaats gehad, dan waren jullie hier gekomen in het midden van een hittegolf met temperaturen boven de 35 °C gedurende meer dan een week; dit was vroeger echt uitzonderlijk, maar het komt nu steeds vaker voor.
• Gevolgen voor de gezondheid. Wanneer het weer mooi wordt en je gaat in het struikgewas zitten, let dan goed op de teken. Deze bloed zuigende mijten dragen de ziekte van Lyme over, ze zijn nu veel talrijker omdat de winters zachter zijn geworden. In de subtropische gebieden is de uitbreiding van de zones waar malaria kan ontwikkelen, al een ernstig gezondheidsprobleem.
Versnelde achteruitgang van de ecologische parameters
De klimaatsverandering kan ook gezien worden als een van de vele aanwijzingen van de versnelde achteruitgang van het milieu. Men heeft het hier over de “ecologische crisis”. Ik zal verder uitleggen waarom ik deze term onjuist vind. Voorlopig kunnen we stellen dat de “ecologische crisis” meerdere facetten vertoont. De belangrijkste hiervan zijn:
• De verzuring van de oceanen – dit vormt een ernstige bedreiging voor vele mariene soorten met een kalkskelet (calciumcarbonaat) dat niet bestand is tegen een te sterk zuur milieu.
• De afname van de biodiversiteit – vele biologen spreken over de “zesde golf van uitsterven” van het leven die sneller verloopt dan de vorige, die onder andere het verdwijnen van de dinosauriërs heeft gezien zo’n 65 miljoen jaar geleden.
• De verstoring van de stikstof en fosfor kringlopen – dit zou een nog niet begrepen plots massaal uitsterven in de oceanen kunnen veroorzaken zoals eerder in de geschiedenis van de aarde zou gebeurd zijn.
• De vernieling van de stratosferische ozonlaag die ons tegen de ultraviolette straling beschermt – dit is trouwens het enige belangrijke milieudossier waarop positief is gereageerd, ik kom hier nog op terug.
• De degradatie en het uitputten van de waterreserves – momenteel bereikt 25% van de waterlopen de zee niet meer omdat er te veel water wordt verbruikt o.a. voor irrigatie in de landbouw.
• De chemische vergiftiging van de biosfeer – de chemische nijverheid heeft in een periode van honderd jaar honderdduizend molecules gecreëerd die eerder niet in de natuur voorkwamen en waarvan er een aantal –onder andere giftige stoffen – niet met natuurlijke middelen kunnen worden afgebroken.
• De vernietiging van bodems en het verlies aan landbouwgronden.
Al deze verschijnselen zijn onderling verbonden en de klimaatsverandering neemt hier een centrale plaats in. De verzuring van de oceanen bijvoorbeeld, is het gevolg van de toename van de concentratie aan koolstofdioxide, het belangrijkste broeikasgas, in de atmosfeer. De achteruitgang van de biodiversiteit is ook gedeeltelijk een gevolg van de opwarming: die gaat nu zo snel dat bepaalde soorten er niet meer in slagen hieraan te ontsnappen door migratie naar koudere gebieden.
Al deze verschijnselen verlopen, en dat is hun algemeen kenmerk, volgens gelijkaardige grafieken, exponentiële curven, met een duidelijke versnelling vanaf de periode na de Tweede Wereldoorlog.
• De curve van de atmosferische concentraties van de broeikasgassen is exponentieel in functie van de tijd.
• De curve van het aantal soorten dat verdwijnt, is exponentieel in functie van de tijd.
• De verhoging van de zuurheidsgraad van de oceanen is exponentieel.
• De hoeveelheid gronden die verloren gaan is exponentieel.
• De hoeveelheid nitraten en fosfaten die in zee worden geloosd is ook exponentieel.
Al deze profielen hebben een gemeenschappelijke oorsprong. Maar wat is die dan?
Akkoord met de demografische transitie, nee aan elk afleidingsmanoeuvre.
Voor een reactionaire misanthrope stroming die sterk aanwezig is in de massamedia ligt de oorzaak bij de aard van de mens, bij de snelle bevolkingsgroei of bij beide verschijnselen. De aarde is “ziek door de menselijke aanwezigheid” zoals James Lovelock schrijft in zijn boek over Gaïa (5). En met een typisch patriarchale reflex, wijzen deze heren meer specifiek op de rol van de vrouwen.
We moeten in deze zaak voet bij stuk houden. Natuurlijk is het aantal mensen op aarde een onderdeel van het ecologisch evenwicht. Het zou stom zijn dit te ontkennen. We zijn trouwens voor een stabilisering van de wereldbevolking – de demografische transitie. Maar we waarschuwen voor de autoritaire, neoliberale en barbaarse oplossingen die uit het brein van bepaalde individuen zijn ontsproten, denk maar aan het “recht om zich voort te planten” naar het voorbeeld van “het recht om te vervuilen”.
De demografische transitie hangt fundamenteel af van twee elementen: het recht van de vrouwen op controle over hun eigen vruchtbaarheid (met inbegrip van het recht op gratis abortus in goede omstandigheden) en het bestaan van een degelijke sociale zekerheid, met onder andere een pensioensysteem waardoor oudere mensen correct kunnen leven zonder afhankelijk te moeten zijn van de hulp van talrijke kinderen.
We willen natuurlijk elke barbaarse oplossing uitsluiten! Daardoor is de demografische transitie een langzaam proces dat niet het antwoord kan bieden voor de ecologische urgentie. Daarom moeten we waakzaam blijven: diegenen die een oplossing zoeken voor de milieucrisis in de demografie, willen een afleidingsmanoeuvre creëren voor de echte oorzaken.
Het is niet omdat we veel te talrijk zijn dat 50% van het geproduceerde voedsel op wereldvlak nooit op ons bord of in onze koelkast terecht komt. Het is niet omdat we te talrijk zijn dat het deel dat wel op ons bord en in onze koelkast terecht komt eerst duizenden kilometers heeft afgelegd die in de meeste gevallen nutteloos waren.
Het is niet omdat we te talrijk zijn dat de bedrijven onderling wedijveren om ons koopwaren met korte levensduur te leveren of zaken die niet te herstellen zijn bij een eerste defect.
Het is niet omdat we te talrijk zijn dat Staten fortuinen besteden en massaal grondstoffen verspillen voor wapens, voor observatie en veiligheidsmateriaal.
En ten slotte, het is niet omdat we te talrijk zijn dat de economische en politieke beleidsmakers, hoewel ze perfect op de hoogte zijn van de gevaren, al een halve eeuw weigeren werk te maken van een echte energietransitie uitsluitend gebaseerd op hernieuwbare energie. Deze energie is ruimschoots voldoende om aan alle energienoden van de mensheid te voldoen.
Dubbele impasse van het kapitalisme
Jullie hebben het al begrepen, de oorzaak van al deze verschijnselen ligt niet bij de bevolkingsgroei en ook niet bij de aard van de mens, maar wel bij het kapitalisme en de “aard” van deze tegennatuurlijke productiewijze. De exponentiële curven van de degradatie van het milieu zijn niets anders dan het resultaat van de fundamentele wet van het kapitalisme die zegt: “altijd meer”.
Een kapitalisme zonder groei is een contradictio in terminis. De verklaring hiervoor is eenvoudig: in dit systeem dat steunt op de concurrentie voor de winst is elke eigenaar van productiemiddelen gedwongen voortdurend te zoeken naar kostenvermindering door arbeiders te vervangen door machines die de arbeidsproductiviteit verhogen. Dit is absoluut dwingend: wie zich hieraan wil onttrekken, wordt onmiddellijk economisch ter dood veroordeeld.
De kapitalist is in essentie een productivist. Hij produceert alsmaar meer koopwaren en dat houdt in dat hij zich steeds meer natuurlijke grondstoffen toe-eigent en verspilt, dat de arbeidskracht steeds meer wordt uitgebuit (rechtsreeks in de productie of onrechtreeks in de diensten en de reproductie van die kracht) en dat steeds meer kennis en alternatieve logica’s worden vernietigd ten gunste van de verslindende eigen “logica” van het systeem.
In die absurde kapitalistische logica, wordt de “ecologische crisis” alleen maar gezien als “een formidabele nieuwe kans voor nieuwe markten”. Zo spreekt de economische pers meer en meer over de mogelijkheden van de markt voor hernieuwbare energie, de markt voor het recht om te vervuilen, de markt van de (pseudo) organische landbouw, enz. Het probleem verdwijnt als globaal gegeven en dat geldt ook voor de globale oplossing, alles verdwijnt door de winsthonger van individuele kapitalisten.
Het is duidelijk dat de pseudo-oplossingen van dit “groen kapitalisme” niets zullen oplossen. Ik zal hier mijn tijd niet verspillen om dat uit te leggen. Zoals Albert Einstein het al zegde, men lost een probleem niet op door dezelfde middelen te gebruiken die de oorzaak waren van het probleem. Men zal de ecologische crisis niet oplossen door marktmechanismen en door het productivisme die ecologische crisis hebben veroorzaakt.
En noteer goed het volgende: zoals ik al zegde, het enige aspect van de ecologische crisis waar de exponentiële groei werd gebroken was het verdwijnen van de ozonlaag. De gassen die hiervoor verantwoordelijk waren, zijn sedert het protocol van Montreal (1987)sterk in concentratie gedaald. Dat is precies het enige domein waarin regeringen ( om een aantal specifieke redenen waarop ik hier niet verder in ga) reglementen hebben gebruikt en niet de marktmechanismen. (6)
De conclusie is overduidelijk: het is niet de natuur die in crisis verkeert maar de kapitalistische maatschappij. We zijn in een stadium geraakt waarin de absurditeit van deze productiewijze de relaties tussen de mensheid, die zelf deel uitmaakt van de natuur, en de natuur zeer sterk verstoort en ze zelfs een dodelijke bedreiging vormt voor een groot deel van de mensheid. Daarom gebruik ik niet graag de term “ecologische crisis”. “Crisis” zelf is trouwens onjuist. Een crisis is een overgangsmoment tussen twee toestanden van een systeem.
Men kan volgens mij dus niet over “crisis” spreken om het geheel van de exponentiële verschijnselen van degradatie van het milieu waarover ik het eerder had te beschrijven, verschijnselen die trouwens steeds maar erger worden sinds twee eeuwen.
We hebben dus niet te maken met een “crisis” maar met een dubbele impasse van het kapitalisme, zowel op het vlak van het milieu als op het sociale vlak (kort gezegd: de tendentiëele daling van de winstvoet en de wijze waarop het kapitaal tracht dit tegen te gaan).
Op deze twee vlakken – het sociale en het ecologische – botst het systeem op grenzen die het zelfs niet kan identificeren. Dat onderschrijft volledig de analyse van Marx die zegde dat “de enige limiet van het Kapitaal, is het Kapitaal zelf” en hij besloot hieruit dat deze Moloch, wanneer hij niet tijdig wordt uitgeschakeld, de “twee enige bronnen van rijkdom: de aarde en de werkers” zullen uitgeput geraken.
Ecologische strijd, klassenstrijd
Het is met deze benadering dat we het raamwerk voor onze strijd kunnen vinden. Het gaat niet om een “ecologische” strijd” – als een soort luxe voor diegenen die niet al te veel sociale problemen hebben. Het is een sociale strijd om de bestaansvoorwaarden op deze planeet, in het bijzonder voor de wereld van de arbeid, de vrouwen, de jongeren, de boeren, de inheemse volkeren – kortom de uitgebuite en de onderdrukte mensen die massaal het slachtoffer dreigen te worden van het kapitalisme.
De strijd die we voor het milieu voeren, is een klassenstrijd, een antikapitalistische strijd die alle andere gevechten omvat en de mogelijkheid biedt ze allemaal te verenigen. De uitkomst van die strijd zal beslissend zijn voor de keuze tussen een mensheid die naam waardig – die met liefde zorg draagt voor zichzelf en voor de natuur waar ze deel van uitmaakt – of een barbaarse chaos van sociale en milieu vernietiging.
Deze strijd is zowel poëtisch – ze is beladen met emotie en passie want het gaat om het redden van de betovering van de wereld die ons tot volwaardige mensen maakt – als zeer rationeel. Maar we moeten geen illusies hebben: die strijd zal niet gewonnen worden door poëzie of door de rede, wat ook de schoonheid van de eerste en de strengheid van de tweede moge zijn.
In het licht van de recente gebeurtenissen zal ik deze bewering illustreren met een Griekse parabel: wat hebben Yanis Varoufakis en de grote milieuorganisaties met elkaar gemeen? De illusie te geloven dat de menselijke drama’s en de redelijke argumenten, gesteund door Nobel prijzen, de vijand zouden kunnen overtuigen dat zijn politiek absurd is, zelfs vanuit de eigen belangen van de kapitalisten.
Een dergelijk geloof is een illusie. Het gaat niet in de eerste plaats om domheid of om een gebrek aan informatie bij de “beleidsmakers”, maar om materiële belangen. Om het klimaat te redden moeten de olie, gas en steenkool sectoren ten eerste afzien van het ontginnen van vier vijfden van de reserves aan fossiele brandstof waarvan ze eigenaar zijn en die hun waarde op de beurs bepalen. Ten tweede moet het grootste deel van het wereldenergiesysteem, wat ongeveer één vijfde van het wereld BBP vertegenwoordigt, worden afgebroken, voordat het is afgeschreven. In de twee gevallen zou deze vernietiging van kapitaal een enorme financiële crisis veroorzaken.
En hier volgt dan een nieuwe vergelijking met de Griekse situatie: wat hebben Schaüble, Lagarde en de klimaatsceptici gemeen? Een ijzeren wil om hun systeem te verdedigen, het systeem van de kapitalistische klasse waarvan ze deel uitmaken en die gedurende de laatste twee eeuwen het grootste deel van haar macht heeft opgebouwd op basis van het uitbaten van fossiele brandstoffen.
Om dat systeem in stand te houden, zijn de Schaüble’s en de Lagarde’s van alle landen zijn bereid tot immense vernielingen en tot het opofferen van miljoenen mensen. Ze zijn zelfs bereid de wereld in een chaos te storten die alleen maar kan bestuurd worden met middelen die niets meer te maken hebben met een zogenaamde “beschaving”.
Wanneer het kwaad zal zijn geschied, zullen de Schaüble’s en Lagarde’s krokodillentranen storten over de slachtoffers van de zogenaamde “natuurramp”. Die mensen denken immers dat de marktwetten een natuurlijk gegeven zijn even onveranderlijk als de wetten van de fysica.
De burgerlijke econoom Schumpeter zegde dat het kapitalisme zijn regelmatig weerkerende crises overstijgt door “creatieve vernietiging”. Wat Ernest Mandel het “Laatkapitalisme” noemde kan alleen maar ontsnappen uit die dubbele sociale en ecologische impasse door “destructieve vernietiging”.
Het gaat wel degelijk om een gevecht en niet om een academische discussie en het voorbeeld van Griekenland toont ons in welke mate dat gevecht keihard zal zijn.
Uitleggen, blokkeren en gemeenschappelijk maken
“Wat te doen?” zoals Lenin zei. Wat te doen om de klimaatcatastrofe maximaal te beperken?
Het eerste wat we moeten doen, is zonder ophouden uitleg geven en overal de ernst van de toerstand en de oorzaken ervan uitleggen vooral in sociale bewegingen, vakbonden, vrouwenorganisaties en jongerenbewegingen. Er is een grote inspanning van permanente vorming nodig waar wij moeten aan deelnemen. Spreken is al een vorm van actie, het betekent de kiemen van de noodzakelijke grote woede zaaien.
Een tweede zaak die we moeten doen is het gevecht leveren tegen de grote investeringsprojecten ten dienst van de industrie van de fossiele brandstoffen: nieuwe luchthavens, nieuwe pijplijnen, nieuwe autosnelwegen, nieuwe boringen, nieuwe mijnen, de waanzin van het schaliegas, de nieuwe rage bij de geo-ingenieurs dier ervan dromen de Aarde met een thermostaat uit te rusten … waarvan de controle in hun handen zou zijn.
Naomi Klein heeft volledig gelijk op te roepen om overal deze strijd te versterken die ze “Blokadia” noemt. Ze heeft gelijk omdat die blokkering van strategisch belang is: het huidig niveau van de ontwikkeling van infrastructuur geeft het kapitaal niet de mogelijkheid om de hoeveelheden fossiele brandstoffen te blijven verbranden die leiden naar een opwarming van 6°C in 2100 (7). Mobilisaties zoals deze tegen de luchthaven van Notre Dame des Landes, tegen de Keystone XL-pijplijn, tegen de exploitatie van het Yasuni-park, zijn hindernissen op die weg. We moeten ze verdedigen en onze strijd coördineren.
Een derde zaak die ons te doen staat, is het steunen van gemeenschappelijke alternatieve, democratische en sociale initiatieven die het begrip van de “commons”, het gemeenschappelijk erfgoed en het in gemeenschap beheren van de Aarde “als goede huisvaders en huismoeders” versterken. We moeten groepen die samen producten van de plaatselijke organische landbouw aankopen en andere initiatieven die streven naar voedselsoevereiniteit bijvoorbeeld, niet met minachting bekijken.
Natuurlijk geloven we niet dat het kapitalisme op die manier geleidelijk kan worden omvergeworpen. Toch kunnen dergelijke initiatieven helpen bij de bewustwording, zeker wanneer ze de dialoog aangaan en dus de scheiding doorbreken – veralgemeend door het kapitaal – tussen producenten en consumenten of wanneer ze de vakbeweging hierbij betrekken. Deze drie zaken, permanente vorming, blokkeren en initiatieven om het gemeenschappelijke goed te veroveren volstaan echter niet. De strijd vraagt om een alternatief maatschappijproject, een programma en een strategie.
Ik bespreek hier in het kort deze drie aspecten.
Maatschappijproject: het aggiornamento van het ecosocialisme
Laat ons een kat een kat noemen: een alternatief maatschappijproject kan niets anders dan socialistisch zijn. De productie van ruilwaarden voor de winst van een minderheid van kapitalisten moet afgeschaft worden en vervangen door de productie van gebruikswaarden die voldoen aan democratisch besliste echte menselijke behoeften. Een andere keuze is er niet, ten opzichte van de huidige productiewijze is er geen ander alternatief. En dit alternatief komt fundamenteel overeen met de definitie van het socialisme.
De autonome vrouwenbeweging eist van onze organisaties dat ze alle gevolgen inzien van het feit dat het socialisme niet alleen een einde maakt aan de uitbuiting door loonarbeid maar ook dat de strijd tegen de onderdrukking van de vrouwen wordt ernstig genomen. De onbetaalde huishoudelijke arbeid voor het onderhoud en de reproductie van de arbeidskracht vormt een van de steunpunten voor het systeem. Dit wordt door het patriarchaat, dat ook homo’s en lesbiennes onderdrukt, zorgvuldig verborgen gehouden. Onze beweging tracht hieruit alle besluiten te trekken met betrekking tot het socialisme dat wij naar voor schuiven.
Zo moeten we ook nagaan wat de ernst van de ecologische crisis betekent voor ons socialistisch project. We moeten hier is dus ook een aggiornamento (modernisering) doorvoeren. Ik vermeld hier kort drie punten:
• Technologie. Lenin zegde “socialisme betekent sovjets en elektriciteit” Deze definitie volstaat vandaag niet meer. Hoe zal die elektriciteit worden geproduceerd? Met steenkool, olie, aardgas of kernenergie? Een socialisme die naam waardig vereist dat elektriciteit uitsluitend wordt geproduceerd door hernieuwbare energiebronnen en met een maximale efficiëntie. Met andere woorden, de “crisis van het milieu” brengt ons tot het besluit dat de technologieën niet neutraal zijn.
• Grenzen. Engels verheerlijkte de “ongeremde ontwikkeling van de productiekrachten” die mogelijk zou worden wanneer de mensheid verlost zou zijn uit de “kapitalistische ketens”. Men kan discussiëren over de juiste betekenis van deze zin, over het belang voor Engels van niet materiële productiekrachten zoals kennis enz. Maar een zaak staat vast: het socialistische project is belast met wat Daniel Bensaïd de “productivistische afvalproducten” noemde. Die moeten we elimineren. Wij vechten voor een socialisme dat de limieten van de hoeveelheid grondstoffen, het ritme en de functionering van de ecosystemen en de grote cycli in de natuur respecteert. Een socialisme dat het principe van de voorzorg toepast en afziet van de “overheersing over de natuur”.
• Decentralisatie. Over de Commune van Parijs verklaarde Marx dat ze “de politieke vorm was die uiteindelijk werd gevonden van de bevrijding van de arbeid”. Op basis van deze revolutionaire ervaring liet hij meer centraliserende opvattingen varen en begon hij de vormen van gemeenschappen in prekapitalistische maatschappijen te bestuderen. Een echte democratie van de geassocieerde producenten is niet mogelijk zonder de vernietiging van de Staat en zijn vervanging door een federatie van gedecentraliseerde, zelfbeheerde en gecoördineerde structuren. De noodzakelijke energietransitie moedigt ons aan om met meer durf deze optie te kiezen omdat hernieuwbare energievormen een ver doorgedreven decentralisatie vragen die gemakkelijker kan beheerd worden onder de controle van lokale gemeenschappen. We kunnen de formule van Marx dus aanvullen: “de gemeenschap is de uiteindelijk gevonden politieke vorm voor de bevrijding van de arbeid en voor een duurzame ecologie” (in de echte betekenis van het woord).
Deze drie punten volstaan, denk ik, om aan te tonen dat hat ecosocialisme iets anders is dan een nieuw etiket op een oude fles. Het is een project van emancipatie dat de nieuwe uitdagingen voor de mensheid aanpakt. Uitdagingen die het gevolg zijn van de kapitalistische vernietiging van de milieu en de rampzalige ervaring van het “reële socialisme”.
Programma: een onvermijdelijke radicale keuze
Voor wat het programma betreft, zou ik stellen dat diegenen die denken dat de milieukwestie onze aandacht afleidt van de antikapitalistische antwoorden tegen de soberheidpolitiek, zich zwaar vergissen. Het tegendeel is waar: de urgentie en de ernst van de ecologische crisis geven een sterke legitimiteit aan een zeer radicaal revolutionair programma, waarvan de hoeksteen de onteigening en socialisatie is van de sectoren van de energie en de financies, zonder schadeloosstelling en terugkoop en onder arbeiderscontrole.
Deze twee sectoren zijn sterk onderling verbonden omdat de gigantische investeringen van de fossiele sector ( prospectie, boringen, mijnen, raffinage, elektriciteitscentrales, hoogspanningslijnen enz.) investeringen zijn op lange termijn gefinancierd met kredieten. En gezien wat ik al gezegd heb over de afbraak van het energiesysteem voor afschrijving, en over de reserves aan fossielen die in de bodem moeten blijven, is de nationalisatie de noodzakelijke voorwaarde opdat de gemeenschap over de nodige hefbomen en middelen zou kunnen beschikken om een energietransitie te organiseren los van de imperatief van de winsten in een gedecentraliseerd kader.
Vertrekkende van deze hoeksteen kan men talrijke meer onmiddellijke eisen naar voor schuiven, waarop ik hier niet verder in ga. Twee kwesties zijn volgens mij erg belangrijk in het dubbele perspectief van een antwoord op de soberheidpolitiek en het idee van het gemeenschappelijk erfgoed.
Het eerste is het principe van de gratis diensten: bijvoorbeeld gratis basisvoorzieningen die overeenkomen met sociale noden zoals toegang tot water, verlichting, mobiliteit en verwarming ( dit gecombineerd met tarieven die boven wat iedereen nodig heeft, sterk progressief zijn).
Het tweede is een teruggang van de markt ten voordele van een democratische publieke sector met controlemechanismen en participatie van de bevolking: openbare bedrijven voor isolatie en renovatie van woningen, maatschappijen van openbaar vervoer enz.
Strategie: het convergeren van de strijd van de boeren, de inheemse volkeren, de arbeiders en de vrouwen.
Ten slotte is er de strategie. De mensheid kan alleen maar met revolutionaire middelen ontsnappen uit de impasse waarin ze door het kapitalisme is terecht gekomen. Een antikapitalistische strijd voeren betekent onvermijdelijk een centrale rol van de arbeidersklasse (dat zijn alle mensen waarvan het bestaan afhangt van de directe of indirecte uitbuiting van hun arbeidskracht door het kapitalisme in de productie, de diensten en de reproductie van de arbeidskracht).
Maar de revolutie dat zijn niet twee duidelijk afgebakende legers –enerzijds de arbeidersklasse en anderzijds de bourgeoisie – die de confrontatie aangaan op het slachtveld. Elke revolutionaire situatie is het product van een crisis van heel de maatschappij, het is een opborrelen waarin de arbeidersklasse de hegemonie moet kunnen veroveren door in de praktijk te bewijzen dat haar programma antwoorden biedt voor de problemen en de aspiraties van alle uitgebuite en onderdrukte mensen.
Dit is zeer zeker van groot belang omdat de “ecologische crisis” werkt zoals de dreiging van de atoomoorlog: ze spreekt miljoenen mannen en vrouwen aan uit alle lagen van de maatschappij en brengt hen in beweging, omdat ze ongerust zijn voor de toekomst van de planeet en van hun kinderen.
Daarom zijn in de grote ecologische mobilisaties, net zoals in de grote mobilisaties van de vredesbeweging, meerdere klassen van de maatschappij aanwezig. De arbeiders en arbeidsters zijn hier wel in de meerderheid ( in elk geval is dat zo in de “ontwikkelde” laden waar de arbeidersklasse de meerderheid vormt van de bevolking), maar ze nemen niet als arbeider en arbeidster deel, met een bewustzijn van hun specifieke rol.
Het is volgens mij niet zo dat de revolutionairen aan de kant van de weg moeten blijven staan en er pamfletten uitdelen die oproepen voor een socialistisch antwoord. Pamfletten zijn zeker nuttig, maar we hebben ook als taak de massabeweging op te bouwen en haar te richten naar antikapitalistische oplossingen.
Deze discussie over strategie is des te belangrijk omdat de arbeidersklasse zich vandaag in de achterhoede van de strijd voor het klimaat bevindt terwijl de boeren en de inheemse volkeren vooraan staan met antikapitalistische eisen – vrouwen spelen in beide gevallen een sleutelrol.
Wanneer we de massabeweging opbouwen, moeten we dit doen met de strategische bekommernis van het inschakelen van de arbeidersbeweging waarvan de rol van doorslaggevend belang zal zijn. Daarom moeten we begrijpen wat de specifieke redenen zijn voor de relatief geringe deelname van de arbeidersbeweging in de ecologische strijd en in het bijzonder in de beweging voor het klimaat.
Dat is niet moeilijk te begrijpen. Vandaag vechten de kleine boeren voor hun bestaan tegen de agro-business en de onmiddellijke eisen die zij naar voor schuiven vallen voor een groot deel samen met het agrarisch programma dat nodig is om het klimaat te redden. Zij beseffen bovendien dat ze de steun van de bevolking in het algemeen nodig hebben tegen een machtige vijand die hen wil vernietigen. Zij zijn dus eerder voorstanders van een alliantie tussen “boeren en arbeiders” dan van een kleinburgerlijk programma. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de inheemse volkeren waarvan de levenswijze steunt op een symbiose met het woud.
In deze twee gevallen hoeft het ons ook niet te verbazen dat de vrouwen een sleutelrol spelen. Niet omwille van een “vrouwelijke essentie” maar omdat de vrouwen op wereldvlak 80% van de lokale voedselproductie op zich nemen en omdat hun rol in het “zorgen voor” die hen wordt toegewezen door de patriarchale arbeidsdeling, hen doet botsen met bepaalde van de ergste gevolgen van de klimaatverandering, denk maar aan het toenemende watertekort.
Voor de werkende klasse, mannen en vrouwen, liggen de zaken anders. Op het eerste gezicht is hier geen sprake van het samenvallen maar eerder van een spanning en zelfs van een schijnbare tegenstelling tussen de onmiddellijke eisen die spontaan naar voor komen om hun broodwinning te verdedigen en aan de andere kant het programma dat in verband met de ecologische kwesties zou moeten verdedigd worden.
Natuurlijk gaat het hier om een schijnbare tegenstelling maar toch is dat een hinderpaal vooral wanneer de strijd bedrijf per bedrijf wordt gevoerd. De werknemers van vervuilende bedrijven voelen zich trouwens verscheurd tussen het ecologisch schadelijke karakter van de productie en de dwang om hun baan te behouden.
Die verscheurdheid kan alleen maar overstegen worden door antikapitalistische antwoorden,
Zij zijn de enige die zowel rond de sociale behoeften als de ecologische beperkingen een antwoord bieden. Dat is de strategisch algemene werkwijze van het ecosocialisme.
Ik zal hier niet een lijst van die eisen opstellen – ze moeten voor een groot deel nog worden uitgewerkt in de concrete strijd en met name vertrekkende van het gevecht voor de gezondheid op de werkplaats – maar er is één eis die volgens mij van doorslaggevend belang is: de radicale arbeidstijdverkorting zonder loonverlies en met evenredige aanwervingen en een sterke daling van het arbeidsritme onder arbeiderscontrole. Die eis is van beslissend belang omdat een radicale werktijdverkorting met een lager werkritme het beste middel is om de werkloosheid en tegelijkertijd ook het productivisme te bestrijden. Het strategisch belang van deze eis vanuit een ecologisch standpunt wordt duidelijk wanneer men weet dat de reductie van de materiële productie en van het transport, een noodzakelijke voorwaarde zijn voor een energietransitie naar hernieuwbare bronnen met respect van de beperkingen opgelegd door het klimaat.
In de arbeidersbeweging bestaan er veel weerstanden tegen deze ecosocialistische voorstellen. Een van hen is natuurlijk het bestaan van een vakbondsbureaucratie die de klassensamenwerking verdedigt en op die manier hoopt – nog een illusie! – op een “rechtvaardige transitie” naar een sociaal en ecologisch kapitalisme.
Wanneer we ons inzetten voor de opbouw van een massabeweging die het milieu in het algemeen, en het klimaat in het bijzonder verdedigt, dan betekent dit dat we in staat zijn de kapitalistische logica te beschuldigen in de acties, op massaschaal. Dat kan niet anders dan ook de arbeiders en arbeidsters aan te spreken om de beweging te vervoegen, met hun eigen strijdmethodes waardoor ze hun specifieke beslissende rol zullen kunnen spelen.
Een revolutionaire strategie is noch “arbeideristisch” noch “economistisch”, wat Lenin al aanklaagde. We moeten ook niet de groenen achterna lopen. We moeten een globaal antwoord bieden op de globale impasse van het kapitalisme en dit op alle gebieden en in alle milieus. We moeten opnieuw aansluiting vinden bij de mooiste revolutionaire tradities van de arbeidersbeweging zoals ze bijvoorbeeld wordt uitgedrukt in een lied van de Weense arbeiders, een ecosocialistisch lied avant la lettre: “Wij zijn de bouwers van een nieuwe wereld! Wij zijn de velden, de zaaiers en het zaad/ Wij zullen de komende oogst binnenhalen/ Wij zijn de toekomst en wij zijn het leven”.
Noten:
2) http://www.realclimate.org/index.php/archives/2013/08/the-inevitability-of-sea-level-rise/
4) Corinne Le Quere, Tyndall Centre for Climate Change Research, University of East Anglia ‘The scientific case for radical emissions reductions’. http://tyndall.ac.uk/communication/news-archive/2013/radical-emissions-reduction-conference-videos-now-online
5) James Lovelock, « La Terre est un être vivant, l’hypothèse Gaïa », Paris, Flammarion, coll. « Champs », 1999.
6) http://www.esrl.noaa.gov/csd/assessments/ozone/2010/executivesummary/#fig1
6) Corinne Le Quere, op. cit.