In de Volksrepubliek China, geleid door de Communistische Partij, is de 50ste verjaardag van de zogenaamde ‘Grote Proletarische Culturele Revolutie’ zeer discreet verlopen. Het feit dat een groep vrouwen enkele dagen eerder in de concertzaal van het parlementsgebouw “Om in hoge zee te varen heeft men een roerganger nodig” zong, schoot de partijleiding in het verkeerde keelgat. Dit is een ode aan Mao Zedong uit de tijd van de Culturele Revolutie. En in tijden van groeiende sociale ongelijkheid en economische twijfel, kan die leiding odes aan Mao missen als kiespijn.
Aanloop
Mao Zedong, de Grote Roerganger van de Chinese Communistische Partij, gaf vijftig jaar geleden het startschot voor wat de bestorming van ‘het Hoofdkwartier’, zijnde de leiding van die partij, moest worden. In een minimum van tijd doken in gans China Revolutionaire Arbeiders en Studenten op die de oproep ter harte nemen. Tien jaar later werd de “revolutie” officieel beëindigd, maar in feite maakte het leger er in 1968 al een einde aan. Teveel revolutionairen namen die “revolutie” ernstig. De orde werd hersteld. Iets meer dan tien jaar later kwam dan een gans andere taal: ‘Rijk zijn is geen schande’, aldus Deng Xiaping, de roerganger maar in een andere richting, die naar de nummer twee op de wereldrangorde.
Er was een lange aanloop tot die zogenaamde “culturele revolutie”. Kort na de zege van de communisten eind 1949 kwamen de spanningen naar boven tussen – in grote lijnen – een groep die meer een ontwikkeling naar het model van de Sovjet-Unie wou, een snelle industrialisatie met behulp van buitenlandse technologie. En dan een andere tendens die vond dat China meer op eigen krachten, en dat waren vooral de boeren, moest steunen. In de jaren 1950 overheerste de groep rond president Liu Shaoqi op die van Mao. Het kwam tot harde discussies, o.m. rond het karakter van het leger: Een modern leger naar het model van de USSR of een echt volksleger waarvoor geen vreemde technologie nodig was, steunend op de massa’s?
Sprong
Mao trok een tijdlang aan het kortste eind, vooral dan na de mislukte Grote Sprong Voorwaarts die hij in 1958 had gelanceerd, waarbij de landbouw in ijltempo werd gecollectiviseerd. Het werd allesbehalve een succes, al zijn de onheilspellende cijfers over het aantal slachtoffers van deze “sprong” tussen 1958 en 1960 oncontroleerbaar. Bovendien viel 1960 samen met het bruuske begin van het conflict tussen de Chinese en de Sovjetcommunisten. Sovjetleider Nikita Chroesjtsjov zette ineens alle programma’s van ‘broederhulp’ stop. In augustus 1960 riep Moskou al zijn ingenieurs, technici enz. plotseling terug; bedrijfsgebouwen, bruggen enz. bleven gewoon onafgewerkt staan, soms jarenlang. Het was een zware klap voor China, bovenop die van de mislukte Grote Sprong.
De maoïsten werden daardoor opnieuw in het defensief gedreven. President Liu Shaoqi, Deng Xiaoping, secretaris-generaal van de C P, en premier Zhou Enlai namen de dagelijkse leiding over; Mao raakte geïsoleerd. Pas in 1965 reageerde Mao, hij benoemde zijn vrouw Jiang Qing tot minister van Clktuur om vanuit die positie terug te kruipen. Hij kreeg de steun van minister van Defensie Lin Biao om “de revisionisten die de kapitalistische weg terug wilden bewandelen” – in de eerste plaats president Liu en partijleider Deng – aan te vallen.
Dazibao
De eerste stoottroepen waren studenten, Rode Wachten die enthousiast Mao volgden in zijn campagne naar de wortels van de Volksrepubliek. Alom verschenen ‘dazibao’, muurkranten, tegen de herstellers van de kapitalistische weg. Het culturele bestond erin historische gebouwen neer te halen, want dat waren symbolen van de oude uitbuiters en van de religieuze obscurantisten. De revolutionaire studenten kregen gezelschap van revolutionaire arbeiders en andere groepen die met miljoenen rondtrokken om de agenten van het oude systeem te ontmaskeren – en vaak om ze te mishandelen. Liu stierf in de gevangenis aan onverzorgde ziekte, Deng en zoveel anderen werden naar het platteland gestuurd om van het volk te leren…
De “culturele revolutie” begon snel radicale vormen aan te nemen, alle vormen van autoriteit werden in vraag gesteld. Revolutionaire comités namen in verscheidene steden en regio’s het bestuur over. Het leger zelf raakte verdeeld, hoge officieren namen de controle van regio’s over. Voor Mao was het meer dan genoeg geweest, zijn rivalen waren uitgeschakeld, het werd tijd het gezag van zijn partij te herstellen. Eind 1966 al begon het leger her en der ‘de orde te herstellen’.
De Grote Roerganger riep op om van het volk te gaan leren en stuurde de revolutionairen naar het platteland. Sommige actievoerders werden ineens contrarevolutionairen en naar de dorpen verbannen, of sommigen zelfs geëxecuteerd. Vooral zij die de oproepen van Mao te ernstig hadden genomen en geloofd hadden in de proletarische revolutie.
In uniform
De gezuiverde partijleiding deed meer en meer een beroep op het leger. Op het 9e partijcongres, in april 1969, overheersten de legeruniformen. Lin Biao was nu de gedoodverfde erfgenaam van Mao, met naast (en tegen) hem de zogenaamde Bende van Vier, aangevoerd door Jiang Qing, Mao’s weduwe. De Culturele Revolutie had geleid tot een nieuwe machtsverdeling. In september 1971 deed Lin Biao volgens de officiële versie een poging tot staatsgreep; hij en zijn gevolg kwamen – aldus die versie – om bij hun vlucht.
Maar de Culturele Revolutie was al lang voorbij. Al zou ze officieel pas worden afgesloten in 1976, het jaar waarin eerst de populaire Zhou Enlai stierf – zijn begrafenis werd een echte dagenlange manifestatie van oppositie ten gunste van Deng. In september stierf Mao, lid nummer 5 van de ‘Bende van 4’. Die Bende kwam daarop snel ten val, de groep rond Deng nam in 1978 de macht en lanceerde een volledig nieuw beleid dat Mao voorzeker het herstel van het kapitalisme zou hebben genoemd.
Lentes
Deng gooide het roer om en liet in het najaar van 1979 een ‘Pekingse lente’ opbloeien. Overal verschenen muurkranten met kritiek op het beleid. Net zoals Mao in 1956 de campagne ‘Laat honderd bloemen bloeien’ had gelanceerd. Het regende kritieken, waarna Mao afrekende met de critici. Tijdens de Pekingse lente van 1979 verschenen bijzonder interessante muurkranten: over de privileges van partijmensen, over het nepotisme, over machtsmisbruik… Zodra Deng zich zeker voelde van zijn machtspositie, had hij die lente niet meer nodig en werd ze bruusk opgedoekt.
Er volgden nog dergelijke periodes. Telkens de gelegenheid zich voordeed – onder meer 1981 en 1989 – bloeiden de kritische bloemen weer op. En telkens weer trachtten clans van de partijleiding dat te gebruiken in hun machtsstrijd.
Explosief
De huidige leiders, voorop Xi Jinping, willen het zover niet laten komen. Zelfs een podiumoptreden waarin hulde wordt gebracht aan Mao, is er teveel aan. Critici van het huidig beleid gebruiken de figuur Mao al een tijdje om de groeiende ongelijkheden aan de kaak te stellen, om de maoïstische idealen van grotere gelijkheid en solidariteit daar tegenover te stellen. De tegenstanders van Xi hebben de jongste tijd al enkele keren getest hoever ze kunnen gaan. Maar dan wel met de inschatting dat elke campagne met muurkranten – deze keer ook op het door honderden miljoenen Chinezen gebruikte Internet- in deze onzekere tijd sociaal explosief is.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Uitpers.