Magnus Hirschfeld was de spil van de Duitse homobeweging, begin twintigste eeuw. Vanaf ongeveer 1890 tot 1930 was hij lid van vele comités, verenigingen, campagnes en instituten. We kunnen deze gezamenlijk zien als de eerste grote beweging voor homorechten, die duizenden mensen bij de strijd betrok, en meestal met Hirschfeld als woordvoerder en leider.
Zijn grootste wapenfeit was de oprichting van het Instituut voor Seksueel Onderzoek in Berlijn na de Duitse revolutie in 1919. Dit werd het centrum van zijn activiteiten en de hele beweging voor homorechten en seksuele vrijheid, tot het in 1933 werd geplunderd en vernietigd door de nazi’s.
Hirschfeld was het publieke gezicht van campagnes voor seksuele vrijheid, voorlichting, geboortebeperking en alles waar de Weimarrepubliek en de hectische stad Berlijn in de jaren 1920 zo beroemd om waren. Hij was Joods en zelf homoseksueel, alhoewel hij daar nooit publiekelijk voor uitkwam. Zijn openbare houding was die van de dokter en wetenschapper die argumenteert dat homofobie voortkomt uit, en gebaseerd is op, onwetendheid.
Het is dan ook volkomen terecht dat Magnus Hirschfeld onderwerp is van een serieuze studie en je zou denken dat auteur Ralf Dose, als medeoprichter en directeur van het Magnus Hirschfeld-museum in Berlijn, de aangewezen persoon is om dat te doen. Het is best mogelijk dat hij die studie ook zou kunnen schrijven, maar dit boek, eigenlijk een uitgebreid pamflet, is niet die studie. Als we de bibliografie en index aan het eind wegdenken, en de twee inleidingen van samen 15 bladzijden, dan houden we nog 70 pagina’s over van een boek van ruwweg 25 euro.
Dose lijkt alles te weten van Hirschfeld, maar begrijpt niets van hem. Dit boek geeft de gedetailleerde lijst van activiteiten, niet alleen van Hirschfeld, maar ook van zijn familie, zijn minnaars en vrienden en hun hele geschiedenis. En het is een geschiedenis waar elke politieke inhoud uit is weggewassen. Van een boek over een centrale figuur in een controversiële beweging tijdens een bijzonder turbulente periode in de Duitse geschiedenis mag je meer verwachten.
Wetenschap en rechtvaardigheid
De ideeën van Hirschfeld veranderden weinig vanaf medio 1880 tot aan zijn dood in ballingschap in Frankrijk, in 1935. Ze kunnen worden samengevat in het motto wat hij aan zijn Instituut meegaf, ‘Door wetenschap naar rechtvaardigheid’. Hij was geen revolutionair, en hoewel hij naar links werd gedreven door de gebeurtenissen, was hij in wezen een conservatieve denker. Hij was lid van de SPD, de Duitse sociaal-democratische partij.
In 1897 richtte hij het Wetenschappelijk Humanitair Comité (WHC) op, om campagne te voeren voor het legaliseren van homoseksualiteit, het bestuderen van seksualiteit in al zijn verschijningsvormen, en om mensen voor te lichten en onderwijzen. Dit werd de belangrijkste organisatie die streed voor homorechten.
De campagne om homoseksualiteit te legaliseren werd opgepakt door de leider van de SDP, August Bebel. Het werd geen overwinning, maar verschafte wel duidelijkheid over wie hervormingen op dit vlak steunde, en wie ertegen was.
De SPD speelde een centrale rol in de campagnes en later, na de splitsing in de Eerste Wereldoorlog en het ontstaan van de communistische partij (KPD), was het opnieuw links dat campagne voerde voor hervormingen en rechts dat dit tegenhield – of, in het geval van de SPD, bepaald niet voorop liep in de strijd.
Pas na de Duitse revolutie van 1919 was Hirschfeld in staat om zijn Instituut op te richten en zo zijn ideeën uit te dragen over gender en seksualiteit. Ook kon hij zo zijn hervormingsagenda in de praktijk gaan brengen.
Mengeling
Hirschfeld geloofde dat ‘gender’ geen enkelvoudige keuze was (man of vrouw), maar een spectrum. Naast de twee seksen was er een derde sekse – homoseksualiteit – die natuurlijk was, onveranderlijk, geen keuze en die men zou moeten begrijpen en accepteren.
Dit was een tijd voordat er enige kennis bestond over genen, dus hij argumenteerde nooit voor een ‘homoseksueel gen’. De ideeën van Hirschfeld waren een mengeling van progressieve en conservatieve invloeden, maar stevig gegrondvest in de empirische traditie die hij leende van de biologie.
Zijn politiek bleef reformistisch, hoewel hij de Russische en Duitse revoluties verwelkomde, evenals de steun die hij van de communistische partij kreeg voor zijn plannen voor seksuele voorlichting, geboortebeperking en homorechten.
In de roerige dagen van Berlijn in de jaren 1920 ontdekte hij dat binnen het hervormingscomité dat hij had opgericht (de WHC), velen verder naar links werden getrokken dan hem lief was. Hij verloor uiteindelijk zelfs de controle over het comité aan de communist Richard Linsert.
In 1928, toen de fatale stalinistische ‘derde periode’ binnen de Communistische Partij hoogtij vierde, splitste de WHC zich op. Linsert betoogde dat er geen enkele samenwerking mogelijk was met de SPD en Hirschfeld trad uit protest af. In 1930 had Hirschfeld niet langer de controle over de hervormingsbeweging die hij had opgericht.
De ironie wil dat de enige groep in die tijd die zijn ideeën overnamen over de ‘derde sekse’ en de natuurlijke basis van homoseksualiteit, de nazi’s waren. Ze gebruikten de ideeën van Hirschfeld om de uitroeiing van homo’s te rechtvaardigen, want ‘Homoseksuelen konden nooit worden heropgevoed uit hun perversie.’
De geschiedenis van Magnus Hirschfeld is dus ook de geschiedenis van Duitsland vlak voor de eeuwwisseling tot de machtsovername door de nazi’s. Wie daar de politiek uit weg weet te wassen, heeft van geschiedenis weinig begrepen.
Ralf Dose
Magnus Hirschfeld: The Origins of the Gay Liberation Movement
Monthly Review Press / 144 pagina’s / €9.99 (paperback)
Dit artikel verscheen eerder op socialisme.nu