Onlangs las ik een artikel (1) over wat in het Nederlands met een barbaars woord de “verkwalling” van de oceanen heet. We zien in alle oceanen een spectaculaire toename van gelatineuse organismen, voornamelijk kwallen. In de Noordzee kennen we vier soorten grote kwallen, de oorkwal (Aurelia aurita), de kompaskwal (Chrysaora hysoscella), de blauwe kwal (Cyanea lamarckii) en de zeepaddenstoel (Rhizostoma pulmo). Een twintigtal soorten kwallen domineren de wereldzeeën en vormen nu een echt ecologisch probleem.
Door hun levenscyclus kunnen kwallen zich enorm vermeerderen in alle fasen van hun leven: de meeste kwallen vormen uit kleine larven na de bevruchting poliepen die zich langs de kusten vastzetten op rotsen. Die poliepen vormen door afsnoering enorme aantallen kwallen die zich vervolgens met de grote zeestromingen in alle oceanen verspreiden.
Wanneer de milieuomstandigheden ongunstig zijn, kunnen kwallen ook als cyste overleven. Het is dus bijna onmogelijk het aantal kwallen kunstmatig of met enkele eenvoudige beheersmaatregelen, onder controle te houden. Alleen hun natuurlijke predatoren, in het raam van een evenwichtig ecosysteem, kunnen de kwallen de baas blijven.
Door overbevissing is het wereldvisbestand met 85 % gedaald en daardoor blijft er steeds meer plankton over voor … de kwallen. Met de opwarming van de oceanen – en daarbij lokaal ook nog het lozen van warmer geworden koelwater uit kerncentrales in zee zoals aan de Baltische kust – kunnen kwallen zich nog massaler en niet alleen in de zomer, maar het hele jaar door vermenigvuldigen.
Gewervelde dieren, zoals meeuwen en zeehonden, vinden nu te weinig vis en zij hebben pech want ze kunnen geen plankton eten. Aan onze kust hebben hongerige meeuwen in Oostende geleerd afval uit vuilbakken te halen en zelfs frieten te pikken uit het frietzakje van een wandelaar! Het opvangcentrum voor zeehonden krijgt steeds meer jonge uitgehongerde zeehonden te verzorgen.
Alleen een moratorium op alle overbeviste soorten in de Noordzee, in de noordoostelijke Atlantische oceaan, in de zuidelijke Stille Oceaan, in feite overal, kan het visbestand en het totaal scheefgetrokken ecosysteem nog herstellen. Maar de sector van de industriële visvangst wordt zwaar gesteund en er is nog steeds geen globale stopzetting van de industriële vangsten afgesproken. Deze zomer bijvoorbeeld wordt opnieuw een onaanvaardbare hoeveelheid rode tonijn al dan niet legaal gevangen in de Middellandse Zee.
Maar de globale verstoring is nog erger door de uitstoot van koolstofdioxide. Eén derde van de koolstofdioxide uitgestoten door de menselijke activiteit wordt opgeslorpt door de oceanen. Dat leidt tot een verzuring van de wereldzeeën.
Waarom is dit van belang? In zuurder oceaanwater, kan een hele resem organismen zich niet meer normaal opbouwen: alle diersoorten en plankton organismen die een kalkskelet hebben, komen in de problemen. Er wordt te weinig kalk afgezet in het uitwendig skelet van koralen, van een deel van het plantaardig plankton (de coccolithophoren), van alle schelpdieren (mosselen, oesters, enz.) en alle schaaldieren (kreeften, krabben en garnalen).
De emissie van broeikasgassen heeft dus een reëel globaal effect in alle wereldzeeën. Men kan geen “natuurzeeën” afbakenen waarin het oceaanwater niet verzuurt! En opnieuw winnen de kwallen het gevecht, zij kunnen nu reeds een hele reeks kleine organismen met verzwakt kalkskelet opeten. In de baai van de Sint Laurens stroom in Canada wordt momenteel onderzoek gedaan naar de toestand van de schelpen van de wulken waarin, door de verzuring, gaten ontstaan.
En dan is er nog een laatste erg verontrustend gegeven: de plastiekvervuiling in de oceanen. In alle grote oceanen zijn reusachtige draaikolken ontdekt van microscopische plastiekdeeltjes en ook hier treffen we nu kleine poliepjes aan van kwallen die er zich op vastzetten!
De studie van de plastiekdeeltjes komt op gang omdat er zeer veel gewervelde dieren dood zijn aangetroffen met een maag vol plastiek. Zeevogels denken dat kleurrijke stukjes plastiek voedsel zijn en schildpadden zien het verschil niet tussen een plastiekzak en een kwal! Ook mosselen die water filteren, worden vergiftigd door de allerkleinste nanoplastiekdeeltjes. Deze deeltjes, zelfs onzichtbaar met een gewone microscoop, kunnen door de darm heen tot in het bloed en in de cellen van de dieren doordringen. Mosselen eten kan dus potentieel ook voor de mens gevaarlijk worden.
Het leven op aarde is globaal bedreigd en onze oceanen zijn echt in gevaar.
Een duurzaam ecologisch herstel kan er maar komen door de strijd tegen emissies, tegen het gebruik en de verspreiding van plastiek en tegen de industriële visserij op wereldvlak. En dan hebben we het nog niet over de kunstmest die via de rivieren in zee komt, over de hormonale verstorende molecules afkomstig uit menselijke geneesmiddelen zoals de anticonceptiepil en over de pesticiden die tot in het lichaamsvet van pinguïns worden aangetroffen.
Een zware agenda …
Noot: