Nog niet zolang geleden schafte de Vlaamse pot eten waarin de rechtgeaarde Vlaming zich terugvond, zoals tomatensoep met ballekes, stoverij met appelmoes, videekes, Zeeuwse mosselen met friet en natuurlijk biefstuk, ook met friet, met veel friet. Die spijzen staan nog steeds op de spijskaarten van de spijshuizen.
In gemeenschappelijke of juister gemeenschapsgebruiken, geboren uit een lange traditie, wordt de volksverbondenheid werkelijkheid. Die gebruiken handhaven en versterken die volksverbondenheid, net zoals samenzang in het Antwerpse sportpaleis dat doet en al vlaggen zwaaiend opstappen rond het monument van Diksmuide.
Maar zoals u weet staat de tijd niet stil. Gewoontes veranderen. We genieten vandaag (maar voor hoelang nog) van betaald verlof en een inkomen dat ons (sommigen althans) in staat stelt een vakantie te boeken in het buitenland. Liefst ergens waar er veel zon is, want wij stellen ons niet tevreden met de Vlaamse zon die nochtans ons koren samen met de noeste boerenarbeid doet opschieten zodat onze weiden wiegen als zeeën. De rijke tafelen van Vlaanderen hebben onder invloed van de kosmopolitische contacten een minder weelderig uitzicht gekregen in de ogen van de doorsnee Vlaming. Er dreigt gevaar: de volkverbondenheid die al een goed stuk van zijn christelijke bodem verloren heeft is de prooi geworden van wufte zuiderse culinaire invloeden die de ziel, de allerheiligste eigenheid van onze volksverbonden cultuur, aantast.
Naar den vreemde trekken bracht ons sinds de jaren zestig massaal in contact met de vreemde keukens, of juister, met de keukens van de vreemdelingen. Die vreemdelingen kwamen bovendien zelf naar hier en ze brachten hun eten en eetgewoonten met zich mee. De Hollanders hebben (naast hun taal) gelukkig hierin geen rol gespeeld. Maatjes hebben wij ook en uitsmijters kunnen niet wedijveren met videekes. Het omgekeerde is eerder het geval. In Amsterdam worden Vlaamse, ik zeg wel Vlaamse en geen Belgische frieten, aangeprezen en dat zelfs in Turkse eetgelegenheden. En die Zeeuwse mosselen zijn eigen Vlaamse mosselen, want ze hebben Zeeuws-Vlaanderen van ons afgepakt in 1838.
Het gevaar dreigde uit een andere richting: het Zuiden, dat van de warme landen met hun heetbloedige, weinig vlijtige inwoners. Frankrijk lag wel nabij met zijn noordelijke streken, maar daar aten ze ongeveer zoals wij aten. Eigenlijk waren de Italianen de eersten die voet op de Vlaamse grond zetten (de Polen laten we buiten beschouwing, die aten praktisch alleen worst). Zo maakten we kennis met macaroni, eigenlijk met bucatini, want zo heten de lange holle buisjes. Mijn vader strooide er, als goede Vlaming, bruine suiker en geen kaas op zoals we vandaag doen. De gastarbeiders, de reislustigheid en de grootwarenhuizen hebben er sindsdien voor gezorgd dat we een heel assortiment pasta’s aangeboden krijgen, samen met olijfolie, pesto en met blikken tomatenbrokjes gekruid met, ja wablief, basilicum. Toen kwamen de Franse smaken van de Midi met hun courgetten, aubergines en look of zoals de Hollanders zeggen knoflook, iets wat voor de oorlog volgens de Antwerpenaars alleen gegeten werd door de joden.
Andere mediterrane volkeren versterkten de trend. Men vindt nu overal Turkse en Marokkaanse spijshuizen, om niet te spreken van Libanezen, Iraniërs, Portugezen en andere vreemdelingen die niet van hier zijn. Er worden nu zelfs inktvissen genuttigd als ik dat woord in de mond mag nemen. En dan moet ik het gele gevaar nog vermelden dat niet alleen de petrol in de Zuid-Chinese zee wil stelen van de Filippino’s, de Vietnamezen en de Maleiers, maar een deel van ons geld afhouden van de echte Vlaamse spijshuiswaarden en – waardinnen.
In Gent (ik ken de rest van Vlaanderen op culinair gebied niet zo goed) hebt ge vandaag winkels waar ge Chinese, Indonesische, Koreaanse producten kunt kopen en in de Standaardboekenwinkels verkopen ze (foei) recepten hoe ge die vreemde spijzen moet toebereiden, alsof de Vlaamse huisvrouw niets anders te doen heeft. Ik weet zelfs een paar winkels (ook Vlaamse, als het geen Belgische of Hollandse zijn) waar je de diverse soorten Japanse noedels kunt kopen, zoals daar zijn soba, udon, somen, ramen en ook harusame, groene thee noodles en shirataki. Er is een overaanbod aan smaken en zo kan men zich verliezen. Eten de Marokkanen in Marokko worst met spruiten of de Turken bloedworst met appelmoes? Nee toch. Zij houden zich aan hun tradities en blijven daarom wat zij zijn.
Waarom moeten wij dan couscous eten? De culinaire duidelijkheid van wat wij zijn, van ons Vlaamse wezen, van onze diepste eigenheid, onze ziel om het christelijk uit te drukken (hoewel dat niet meer in de mode is), dreigt verloren te gaan. We staan op een beslissend historisch moment in ons geliefd Vlaanderen, dat eindelijk, na zoveel eeuwen onderwerping, de Romeinen, de Franken, de Fransen, de Spanjaarden, de Oostenrijkers, weer de Fransen, de Hollanders en de Franskiljons, (bijna) herworden is, dank zij de Vlaamse Beweging en haar kopmannen. We moeten reageren. Het gaat om ons heil. Het verwondert mij dat bepaalde partijen die ons willen beschermen tegen de boerkini door voor te schrijven hoe vrouwen zich moeten ontkleden en door andere volksvreemde gewoonten aan de kaak te stellen niet in actie schieten voor de verdediging van onze eigenheid in het verorberen der spijzen.
Gelukkig is daar Koen Meus die, op een volkse maar tevens verfijnde en aangepaste manier, onze spijzen moderniseert zonder bruusk te breken met onze heilige tradities. Bravo. Hij woont niet voor niets in Leuven.