De film Der Junge Karl Marx die de grote Haïtiaanse filmmaker Raoul Peck aan de jonge Marx wijdde, is een echt meesterwerk. Het is tevens het werk van een cineast die kant koos: die van de onderdrukten en uitgebuitenen die strijden voor hun emancipatie. Vandaar zijn belangstelling voor een zekere Karl Marx, die hij verdedigt tegen de reactionaire aanvallen: “Marx heeft evenveel te maken met de de goelag als Jezus Christus met de Bartholomeusnacht”.
Zijn vorige films, waaronder twee onvergetelijke fictiefilms over de terreur van het Duval-regime – Haitian Corner en L’homme sur les quais –, twee films over Lumumba (een fictiefilm en een documentaire) en meer recent I am not your negro over de Afro-Amerikaanse schrijver James Baldwin, getuigen van zowel zijn artistieke kwaliteiten als zijn moedig engagement.
Zijn laatste film, de eerste film over Marx die ooit gedraaid werd (een oude voorganger uit de Sovjetunie uitgezonderd), met de uitstekende acteurs August Diehl, Stefan Konarske, Vicky Krieps, Olivier Gourmet en anderen, toont ons personages van vlees en bloed, die in hun eigen taal (Duits, Engels, Frans) praten: de jonge Marx uiteraard, maar ook zijn partner Jenny von Westphalen, Friedrich Engels en zijn vriendin, de uitzonderlijke Mary Burns, Pierre-Joseph Proudhon, Wilhelm Weitling en vele anderen.
We zien hen discussiëren, polemiceren, elkaar uitschelden, (teveel) drinken, de liefde bedrijven – de erotische scène tussen Karl en Jenny is erg geslaagd – en vooral, van de sociale revolutie dromen.
De openingsscène van de film is ronduit geniaal: terwijl we op de achtergrond de stem van de jonge Marx enkele passages van zijn bekend artikel uit 1842 over de diefstal van hout door arme landbouwers horen lezen, zien we hoe de landbouwers die het dode hout in het domaniale woud vergaren, aangevallen en afgeslacht worden door de Pruisische cavalerie in dienst van de landeigenaar. U zei klassenstrijd? De scène is een cinematografische parel.
De film strekt zich uit over de jaren 1842-48, van de Rheinische Zeitung tot het Communistisch Manifest. Hier en daar neemt de filmmaker enige vrijheid met de historische feiten: bijvoorbeeld in de scène waarin de politie van Keulen, na een raid op de redactie van de Rheinische Zeitung, de jonge redacteur Karl Marx geboeid in een slakom gooit… dichterlijke vrijheid!
Het scenario begeleidt de jonge denker in zijn opeenvolgende ballingschappen en in zijn stormachtige discussies met de jonge Hegelianen, maar ook met Proudhon en Weitling. De relaties met de Bund der Gerechten, Duitse revolutionaire organisatie met revolutionaire roeping, zijn verre van gemakkelijk, door de vooroordelen van de autodidacten tegenover de intellectuelen, maar ook door een zekere arrogantie van deze laatsten…
Uiteindelijk beslissen de arbeiders om de taak van de redactie van een manifest op te dragen aan Marx en Engels, en de twee vrienden overtuigen hen om hun naam te veranderen van Bund der Gerechten naar Bund der Kommunisten, en om hun oud ordewoord met een Christelijke ondertoon – “Alle mensen zijn broeders” – te vervangen door het meer strijdbare “Proletariërs aller landen, verenigt u!”.
Voortdurend in beweging tussen denken en actie, het individuele en collectieve, het intieme en politieke, is de film een klein meesterwerk die er volop in slaagt om de figuur van de jonge stichter van het moderne communisme tot leven te brengen, evenals die van zijn vrienden en rivalen.
We hebben een eeuw op deze film gewacht… mis hem niet!
De film komt uit in België op woensdag 4 oktober.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Contretemps. Nederlandse vertaling: Neal Michiels.