De lofbetuigingen aan het adres van Wilfried Martens, die op 10 oktober overleed op de leeftijd van 77 jaar, kunnen de politieke concensus over de neoliberale politiek en wat die inhoudt niet beter illustreren: de rijken nog rijker, de armen nog armer, versterking van het repressieapparaat en de reactionaire verdediging van de instellingen. Voor de jongere generaties (en in veel mindere mate voor wie aan geheugenverlies lijdt), loont het de moeite eraan te herinneren wie Martens was en wat hij gedaan heeft.
Wilfried Martens is eerst en vooral de man van het complot van “Poupehan”. Samen met enkele medeplichtigen (waaronder Jef Houthuys, voorzitter van het ACV!), bekokstoofden zij in het geheim in het kasteeltje van Poupehan de brutale Tacheriaanse aanvalsplannen van 1982-86. Onder het voorwendsel (toen al) het budgettaire tekort te verminderen en de competitiviteit van onze bedrijven te herstellen, bestond dit offensief voornamelijk uit drie indexsprongen. Economisten schatten dat , over een loopbaan genomen, deze maatregel aan een huishouden van werkende mensen het equivalent van een eigen huis heeft gekost.
Terzelfdertijd werden de rijken niet vergeten. Spijts verklaringen over de vermindering van de tekorten, werd de roerende voorheffing teruggebracht tot 10% en “bevrijdend” verklaard (anders gezegd, de inkomsten uit kapitaal werden niet meer bijgeteld bij andere inkomsten om de belastbare basis vast te leggen). La Libre Belgique schreef toen dat de “Champagne werd gesableerd” in de bestuursorganen en bij de grote families.
We gaan hier niet in detail de onrechtvaardige maatregelen opsommen waaruit de verschillende besparingspaketten bestonden die door de rechtse regeringen tussen 1982 en 1987 werden gelanceerd. We beperken ons hier te zeggen dat vanuit het gezichtspunt van de heersende klasse, deze maatregelen noodzakelijk waren omdat, tot dan, de kracht van de arbeidersbeweging de Belgische bourgeoisie had verhinderd om een reeks aanvallen in te zetten die zij als onvermijdelijk beschouwden. Begin jaren ’80 schreef Fabrimetal (vandaag Agoria) haar eisen op een zeer duidelijke wijze neer in een kleine brochure met als titel “De Belgische ziekte”. Het doel van Martens was aan die eisen te voldoen.
Om dat te doen, moest hij de arbeidersbeweging aan de kant schuiven, de beslissingscentra van de burgerij uitbreiden en de eventuele politieke schakels van de arbeidersbeweging uitschakelen. Het is daarom dat het “programma van Poupehan” inhieldt dat er bij koninklijke besluiten diende regeerd te worden, krachtens een wet met speciale volmachten die de wetgevende macht buiten spel zette. Tegelijk liet de steun van Jef Houthuys toe het ABVV te isoleren (en de linkervleugel van het ACV). Eens dit gedaan, werd het mogelijk om tegen de reactie van de werkenden in te gaan en het risico op een sociale explosie tot het minimum te beperken.
Maar Jef Houthuys was niet de enige “objectieve bondgenoot” van Martens. De PS, in de oppositie beland van ’82 tot ‘87 ,bleef “op het balkon”, in de woorden van haar toenmalige voorzitter Guy Spitaels, terwijl de werknemers de stakingen en manifestaties opvoerden om hun rechten te verdedigen. Wat het ABVV betreft moeten we spijtig genoeg zeggen dat ook zij op het cruciale moment terugkrabbelde: toen de eerste trein maatregelen werd aangekondigd, en hij zijn troepen roodgloeiend had gestookt, trok Debunne zich terug en verklaarde: “ De devaluatie moet lukken”. In ’82, en vervolgens in ’84, waren we niet ver af van een algemene staking…Maar op het einde van de rit leed de arbeidersbeweging een nederlaag waarvan we tot vandaag de gevolgen dragen.
Martens was niet enkel de man van de bocht naar besparingen maar ook de “man van de raketten”: spijts de pacifistische mobilisatie van honderdduizenden mensen, drong hij met alle macht de plaatsing op van de atoomraketten van de NAVO in België, de Kruisraketten en Pershing raketten.
Met zo’n palmares is het niet verwonderlijk dat Martens ook de man van de repressie was. In maart ’83 sloeg de rijkswacht een grote betoging van staalarbeiders in Brussel hardhandig neer. Drie vakbondsmensen werden gearresteerd en kregen gevangenisstraffen –waaronder onze kameraad Daniel Eskenazi. De tweede jongerenmars voor werk in mei 1984 (de eerste massale mars was in 1982) werd door de rijkswacht gewelddadig uit elkaar geklopt. Nadien zijn er geen marsen meer geweest… Het geweld van de regering-Martens heeft verlammend gewerkt.
In dezelfde periode lanceerde de liberaal Jean Gol als Minister van binnenlandse zaken de “microfiches B”.
Martens was al eerste minister geweest voor ’82, hij werd het ook nadien –twee keer in een coalitie met de sociaaldemocratie. In 1990 heeft hij de “abortuscrisis” beheerd : koning Boudewijn riep zijn geweten in om de wet over de depenalisering van abortus te weigeren te ondertekenen. Ook toen, eens te meer, spande heel de politieke klasse samen –de sociaaldemocratie op kop- in naam van de stabiliteit van de staat.
Last but not least, onderscheidde Martens zich, nadat hij de Belgische politiek had verlaten, door de politieke formatie van Berlusconi in de Europese Volkspartij te verwelkomen, welke hij voorzat. Niet slecht voor een figuur die zijn politieke carrière eerder aan de linkerzijde begon en die , tot op het einde, zich beriep op de Christelijke Arbeidersbeweging in de schoot van de CVP (vandaag CD&V).
Ziehier de mens waarvan ze vandaag de historische rol bewieroken. “Een groot staatsman”, zo verklaarde de eerste minister. Martens was inderdaad een trouwe dienaar van het kapitalisme, net zoals Di Rupo.
Go to hell, Wilfried Martens!