We gaan, als min of meer verlichte amateurs, een beetje aan metafysica doen. De natuur kent goed noch kwaad. Dat beweerde Benedictus de Spinoza, een Nederlands burger van Portugese afkomst, geboren in Amsterdam in 1632, verdreven uit de joodse gemeente in 1658 en gestorven in Den Haag in 1677.
Natuur en God waren voor Spinoza eenzelfde ding. De natuur, dat is alles, daarbuiten is er niets. De natuur dat is materie, substantie bestaan uit een oneindig aantal attributen (waaronder denken en uitgebreidheid). Ze is niet geschapen, maar ze is de scheppende eenheid, de oorzaak en grondslag van alle dingen. Een dergelijke God-Natuur stelt geen wetten op, oordeelt niet, is geen toeverlaat, straft niet en beloont niet. Hij of zij is noch alwetend, noch wijs en kent geen erbarmen. Je bidt tevergeefs tot hem of haar. Het is dus begrijpelijk dat pastoors, rabbijnen en andere imams een aanval krijgen als ze zulke onzin horen vertellen. Het is dus ook begrijpelijk dat deïsten als Goethe en materialisten zoals Marx belangstelling hadden voor deze denker die leefde van het slijpen van lenzen en microscopen en telescopen bouwde.
Omdat alles in de natuur gewoon “er is”, moeten we de conclusie trekken dat goed en kwaad als zodanig, “op zich” niet bestaan! Ik zeg wel “op zich”! “Goed en kwaad bestaan niet in de natuur, het zijn dingen van de rede”, producten van het denken. De natuur heeft inderdaad geen moraal. De kat foltert de muis, een aardbeving doodt duizenden onschuldigen, een bepaald soort wesp legt haar eieren in een rups en larven vreten de rups levend van binnenin op. De natuur is wreedaardig. Juister, de natuur is natuur. De christelijke idee van de wederopstanding waarna de wolf en het schaap als goede vrienden vreedzaam naast elkaar zullen leven, is misschien een onbewuste reactie tegen de natuurlijke wreedheid.
Het is dus niet in de natuur dat we op zoek moeten gaan naar een ethisch model, net zoals we in de natuur geen sociaal model kunnen vinden. Zij die hun opvatting over de maatschappij stoelen op “het recht van de sterkste in de strijd voor het bestaan” doen aan sociaal-darwinisme, een ideologie die Darwin zelf verwierp. Darwin beschouwde de mens als een product van de natuurlijke selectie waarbij wederzijds hulpbetoon en solidariteit primair waren geworden. Met het ontstaan van de menselijke soort was de strijd voor het bestaan een coöperatieve actie geworden, en geen strijd van allen tegen allen. Niet zij die zich het best aanpasten aan het milieu hadden voordeel, maar zij die het milieu aanpasten aan hun behoeften. De mens is een sociaal, een bij uitstek maatschappelijk wezen.
Maar als we geen criterium voor goed en kwaad vinden in de natuur, waar dan wel? Het is de structuur van de maatschappij die bepaalt wat we ondervinden als goed en kwaad. Morele categorieën zijn etiketten die we plakken op de dingen die al of niet beantwoorden aan onze verwachtingen, onze idealen, onze ideologie, zoals we etiketten plakken op potjes jam. Een goed mens is iemand die beantwoordt aan onze opvatting van goed, net zoals een goede hamer beantwoordt aan onze idee van een goede hamer.
Goed en kwaad verschillen naar gelang het soort maatschappij en naar gelang de sociale klasse waartoe men behoort. Een marxist beschouwt de loonarbeid als een vorm van slavernij: wie enkel over arbeidskracht beschikt is gedwongen om die te verkopen aan wie over arbeidsmiddelen beschikt. Deze laatste beschouwt zichzelf als een weldoener van de arbeider, hij is immers een werkgever.
Op het eerste gezicht lijken goed en kwaad relatieve begrippen, en wanneer we niet verder denken, dreigen we te vervallen in nihilisme. Het socialisme probeert daaraan te ontsnappen. Omdat de mensen nu eenmaal niet zonder maatschappij kunnen leven, want het zijn op en top sociale wezens, komt het er op aan om de maatschappij zo te organiseren dat de wederzijdse hulp, de solidariteit het ethische criterium bij uitstek wordt. Wat de groei van de solidariteit afremt is slecht, wat ze versterkt is goed.
Sommigen beweren dat je soms kwaad moet doen om het goede te bevorderen. Zo verdedigen stalinisten en poststalinisten de misdaden van Stalin en co. Het gaat om een noodzakelijke schakel die stond ingeschreven in de beweging, in de evolutie van de Natuur-Maatschappij. Alweer die natuur! Ik kan alleen vaststellen dat de “natuurlijke noodzakelijkheid” waarvan Stalin, Pol Pot en anderen de belichaming waren, de “list van de rede” om het met Hegel te zeggen, in werkelijkheid het politieke emancipatorische bewustzijn van de klasse die ze ophemelden hebben kapotgemaakt. Het bureaucratische collectivisme zowel als kapitalisme behoren tot het kwade. Zij zijn de ware Satan, de Prins der Duisternis, de Heer der Vliegen.
Schilderij door John Sparacio