Op woensdag 11 februari 2015 kwamen de leiders van de Eurozone in Brussel bij elkaar. Op de agenda slechts een punt: Griekenland. De door het radicaal-linkse Syriza geleide Griekse regering kwam er haar nieuwste voorstellen presenteren. De Antwerpse afdeling van de SAP organiseerde aan de vooravond van deze belangrijke bijeenkomst een informatieavond over de situatie waarin Griekenland zich vandaag bevindt. In een inleidende uiteenzetting werd uitgebreid ingegaan op verschillende zaken: de omvang van de Griekse schuldenlast; de humanitaire crisis, veroorzaakt door de bezuinigingsprogramma’s van de ‘Troïka’ (Europese Commissie, Europese Centrale Bank en IMF); de nieuwste voorstellen van de Griekse regering; de politieke koers van Syriza, de interne samenstelling van Syriza; sterkten en zwakheden in het verkiezingsresultaat van Syriza; opvattingen van Antarsya , de revolutionaire linkerzijde in Griekenland en last but not least wat wij zelf kunnen en moeten doen. Hieronder een samenvatting.
Schulden
In 2009, bij de aanvang van de Griekse crisis en de tussenkomst door de ‘Troïka’, bedroeg de Griekse schuld 113% van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Meer dan 80% ervan was in handen van private banken uit zeven EU-landen (vnl. Franse en Duitse banken). Tussen 2010 en 2012 werden de leningen van de ‘Troïka’ grotendeels gebruikt om die schulden terug te betalen en dus niet om te investeren in de Griekse economie.
De tussenkomst van de ‘Troïka’ deed bovendien de overheidschuld niet dalen. Wel integendeel: de Griekse overheidsschuld bedraagt momenteel 321 miljard euro, hetgeen goed is voor 175% van het BBP (BBP)!. De schuld zelf is in verschillende handen: 142 miljard € behoort toe aan het Europees Financieel Stabilisatiefonds (EFSF), 53 miljard € aan lidstaten uit de Eurozone, 27 miljard € aan de Europese Centrale Bank (ECB) en 32 miljard € aan het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Ze valt ook niet meer onder Griekse wetgeving maar wel onder de Britse.Om de terugbetaling van deze miljarden te ‘garanderen’ legden deze instellingen Griekenland de afgelopen vijf jaar meerdere ‘memoranda’ op. Daarin stonden tal van verplichtingen opgesomd – eufemistisch ‘hervormingen’ genoemd – die het sociaal en economisch weefsel van het land ontwricht hebben. Deze door de ‘Troïka’ opgelegde ‘memoranda’ hebben er de afgelopen vijf jaar dan ook voor gezorgd dat het BBP gekrompen is met 25%!
Humanitaire crisis
Deze gigantische economische achteruitgang heeft dan ook gezorgd voor een diepe humanitaire crisis. Het voor levensonderhoud beschikbare inkomen daalde voor het grootste deel van de bevolking met 35%. De werkloosheid steeg naar 28% en bij jongeren zelfs naar 50%. Omdat vele Grieken een onrechtvaardige taks op hun woning niet meer konden betalen, werden velen uit hun huis gezet. Moeizaam bevochten collectieve arbeidsovereenkomsten werden door de vorige regering ongeldig verklaard. Tal van openbare diensten werden ontmanteld door sluiting of privatisering, dan wel verzwakt door massale ontslagen. Terwijl het inkomen daalde, werd een rem-geld ingevoerd voor medische zorgen, waardoor tal van Grieken de facto van elke verzorging verstoken blijven. Het minimumloon werd verminderd naar 540 € per maand. Om de neerwaartse druk op de lonen aan te houden, werd mensen zonder papieren elk uitzicht op een regularisatie onthouden. Tegelijk bleef de Griekse staat de corruptie van de oligarchie en de wijdverbreide fiscale ontduiking door de vingers zien. De openbare omroep, het enige tegengewicht voor de in hoge mate ultranationalistische, xenofobe en reactionaire media, werd dan weer gesloten. Waar nodig werd verzet gesmoord met repressief geweld.
Urgentiemaatregelen
De verkiezingsoverwinning van Syriza wekte dan ook grote verwachtingen. Al in de eerste dagen na het tot stand komen van de nieuwe Griekse regering kondigde deze dan ook dringende maatregelen af om tegemoet te komen aan de ergste uitwassen van de humanitaire crisis. De onrechtvaardige taks op woningen werd geschrapt. Het minimumloon wordt (over een termijn van vier jaar) opgetrokken tot 750 € per maand. Gepensioneerden met een pensioen onder de 700 € krijgen een 13de maand uitbetaald. Collectieve arbeidsovereenkomsten worden in ere hersteld en verkrijgen kracht van wet. Onrechtmatig ontslagen ambtenaren worden terug in dienst genomen. De privatisering van de haven van Piraeus wordt opgeschort. De verkoop van ontginningsrechten op grondstoffen zoals goud wordt eveneens bevroren. Het rem-geld voor gezondheidszorgen wordt geschrapt. Mensen zonder papieren uit de tweede generatie (kinderen van migranten dus) krijgen uitzicht op regularisatie. De gesloten openbare omroep zal worden heropend. Ordetroepen worden weggehaald van voor het parlementsgebouw. Een voormalig slachtoffer van politieterreur wordt verantwoordelijk voor… de politie.
Kosten
Op termijn kosten deze en andere urgentiemaatregelen 12 miljard euro per jaar. Om dat te financieren mikt de nieuwe Griekse regering vooral op een nieuw fiscaal systeem, met verscherpte bestrijding van corruptie en fiscale fraude. Daarnaast hoopte ze op een heroriëntering van een aantal Europese fondsen. Dat laatste werd door de Europese Centrale Bank echter al afgeblokt. De nieuwe Griekse regering schat ongeveer twee jaar nodig te hebben voor het opbouwen en implementeren van een nieuw systeem van belastinginning. Aangezien ze echter maar kan rekenen op de twee miljard euro die zich momenteel in de schatkist bevinden, heeft ze dus uitstel nodig. Dat vereist echter een akkoord van de hogergenoemde leden van de ‘Troïka’. Die verklaren echter “te wachten op concrete voorstellen vanuit Athene”.
Nieuwe voorstellen
Vandaar dat de Griekse regering op maandag 9 februari een pakket nieuwe voorstellen neerlegde. Het gaat om een poging tot compromis. Deze poging komt neer op het volgende:
- Behoud van 70% van de ‘hervormingen’ die vooropgesteld werden in de bestaande ‘memoranda’;Schrappen van de meest vernederende 30% aan maatregelen in de ‘memoranda’, die ingeruild worden voor nieuwe hervormingen, uit te werken in overleg met de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) – het gaat hier vooral om fiscale hervormingen;
- Terugbrengen van het door de ‘Troïka’ geëiste primair begrotingsoverschot van 3% van het Bruto Binnenlands Product (BNP) – dus exclusief rentelasten – naar 1,5% (zodat er meer beleidsruimte kan overschiet);
- Schuldverlichting via een schuldenruil (‘debt swap’);
- Maatregelen om een einde te maken aan de humanitaire crisis door het investeren van 2 miljard euro in gesubsidieerde maaltijden voor de armste en werkloze gezinnen.
- In ruil voor dit alles zwijgt de Griekse regering over een – al dan niet gedeeltelijke – eenzijdige annulering van de schuld, wordt er geen moratorium op de betaling van intrestlasten uitgeroepen, dreigt ze niet met uittrede uit de Euro en schrapt ze haar oproep voor het bijeenroepen van een internationale schuldenconferentie.
Optimisme?
Tegelijk benadrukte de Griekse regering dat zij niet onder haar ‘rode lijn’ wil gaan: geen nieuwe soberheid dus. Deze nieuwe voorstellen werden door de financiële markten in eerste instantie beantwoord met zogenaamd “gematigd optimisme”: de kapitaalvlucht uit Griekenland nam af, de rente daalde lichtjes (al moeten we er bij zeggen dat de rentevoet op Griekse staatsobligaties relatief hoog en volatiel blijft), terwijl de Atheense beurs omhoog ging. De (cruciale) houding van de deelnemers aan de ‘Troïka’ blijft evenwel onduidelijk. Dat is niet toevallig. We kunnen de verhouding tussen de Griekse regering en de ‘Troïka’ illustreren met het beeld van twee roofdieren die elkaar aan het beloeren zijn. De vraag is wie van beide het eerst met de ogen zal knipperen. Hoewel ze eerder afwijzende signalen uitzendt, heeft de ‘Troïka’ zichzelf alvast een kleine week extra tijd gegund.
Hervormingen
De regering van Syriza loopt met deze aanpak wel risico’s. Om te begrijpen welke (en waarom) moeten we eerst kijken naar Syriza zelf – haar politieke opstelling, haar samenstelling en haar evolutie. De afkorting Syriza betekent dan wel ‘Coalitie van Radicaal Links’, dat wil niet zeggen dat het hier gaat om een uitgesproken revolutionaire organisatie. Syriza vaart integendeel een bij uitstek reformistische koers. Maar dan wel reformistisch in de ware betekenis van het woord. Het gaat dus niet om een streven naar schijnhervormingen (die vooral een inkapseling in het systeem moeten verbloemen, zoals dat het geval is bij de klassieke sociaaldemocratie). Neen, Syriza wil werkelijke hervormingen doorvoeren, die ten goede moeten komen aan de noden en verzuchtingen van brede lagen van de Griekse bevolking. Zonder evenwel duidelijk een breuk voorop te willen stellen met het kapitalisme, noch met de Europese Unie of met de Euro. Natuurlijk beseft Syriza ook wel dat zelfs dergelijke hervormingen af te rekenen zullen hebben met scherpe weerstand bij de gevestigde machten. Daarom hangt Syriza’s mogelijke succes in de eerste plaats af van grootschalige maatschappelijke mobilisaties.
Problemen
Daar stellen zich wel enkele problemen. Weliswaar heeft de Griekse arbeidersklasse de afgelopen jaren in totaal zo’n 30 algemene stakingen ontketend, naast tal van andere meer sectorale strijdbewegingen. Tegelijk echter is het syndicalisme relatief zwak ontwikkeld en intern erg verdeeld. De inplanting van Syriza zelf is de laatste tijd verbreed, maar toch is ze ook fragiel en ongelijkmatig (dit blijkt bijvoorbeeld uit de sterke vooruitgang van haar verkiezingsresultaten op het platteland enerzijds en aan de lichte achteruitgang in de steden anderzijds). De enorme maatschappelijke miserie zorgt er ook voor dat een deel van de bevolking zich afkeert van de politiek (slechts 65% van de kiesgerechtigden nam deel aan de laatste verkiezingen), terwijl de roep om autoritaire oplossingen en een ‘sterke man’ dreigt toe te nemen – roep die bovendien gevoed wordt door de agitatie van het fascistische Gouden Dageraad. De wereldcrisis van het kapitalisme zorgt er dan weer voor dat de druk die nodig is om oplossingen af te dwingen, nog groter moet worden. De ultrasektarische opstelling van de KKE (Griekse communisten) werkt dan weer de verdeeldheid in de hand, ten koste van het vertrouwen van de massa’s in hun eigen mobilisatiekracht. Ook de keuze van Syriza voor ANEL (Griekse Onafhankelijken – een uitgesproken rechtse partij) als coalitiepartner wekt niet al te veel enthousiasme. Daarnaast zijn er nog enkele andere elementen die negatief wegen. Zo is er het Griekse leger (naast dienstplichtigen bevat dit ook 125.000 beroepsmilitairen) dat niet alleen een kwalijke reputatie heeft overgehouden aan het kolonelsregime van de jaren ’60 en ’70, maar waar de troepen ook tot op de dag van vandaag geïndoctrineerd worden tegen de “gevaren van links”. Ook worden delen van de Griekse samenleving gekenmerkt door sterke anti-Duitse, anti-Turkse en anti-Macedonische sentimenten, die door de rechterzijde relatief makkelijk bespeeld kunnen worden in geval van grootschalige sociale onrust.
Tendensen
Het bestaan van al deze moeilijkheden brengt vanzelfsprekend ook met zich mee dat er meerdere ideeën bestaan over de wijze waarop die problemen tegemoet moeten worden getreden. Dat weerspiegeld zich ook binnen Syriza zelf, waar er drie belangrijke tendensen aanwezig zijn. De meerderheidstendens Linkse Eenheid (60%) spreekt in eurocommunistisch jargon over “nationale eenheid met alle democraten”, beschouwt ‘haar’ regering als die “van alle Grieken” en bepleit een “groeigerichte” politiek om “de humanitaire crisis aan te pakken”. Daartegenover pleit de minderheid van het Links Platform (30%) voor het “volledig terug rollen van de soberheid” (op kosten van de kapitaalbezitters), voor de “eenheid van alle werkers” en voor “een linkse regering”. Daarnaast is er ook nog het kleine (1%) Communistisch Platform (vergelijkbaar met Vonk in België) dat pleit voor “een communistische regering met de KKE” (die laatste weigert daar zelfs maar over te praten).
Onderhandelingen?
Deze interne tegenstrijdigheden zijn eigenlijk de vertaling van een strategisch debat. Ofwel wordt het zwaartepunt in de regeringspolitiek gelegd bij onderhandelingen met de componenten van de ‘Troïka’. Ofwel wordt het zwaartepunt gelegd bij de maatschappelijke mobilisaties. Kiest men voor nadruk op de onderhandelingspiste, dan is er een groot risico op verzanding in uitzichtloosheid, waarbij het perspectief om de humanitaire crisis verder in te dijken dreigt de verdampen, samen met de steun bij brede lagen van de bevolking. Op termijn speelt bij nadruk op de onderhandelingspiste dan ook het risico op uiteindelijke capitulatie voor de heersende machten.
Mobilisaties?
Kiest men daarentegen voor het leggen van de nadruk op mobilisaties, dan lijkt het zo goed als zeker dat dit zal leiden tot een volstrekte confrontatie met de heersende machten in Europa en de wereld. Om die dreiging het hoofd te kunnen bieden en tegelijk tegemoet te kunnen komen aan de aspiraties van de gemobiliseerde massa’s zal Syriza quasi onvermijdelijk over moeten gaan tot ingrijpende antikapitalistische maatregelen, zoals de nationalisatie van banken en sleutelsectoren, een monopolie op de buitenlandse handel en dergelijke meer. In een dergelijke confrontatie zal Griekenland onmogelijk nog deel uit kunnen maken van de Europese Muntunie. Deze strategische keuze vereist echter ook steun op internationaal vlak, in de eerste plaats bij grote delen van de bevolking van meerdere Europese landen. Die solidariteit dient dringend opgebouwd te worden. Radicaal linkse partijen in Europa en de vakbonden dragen hier een grote verantwoordelijkheid.
Het is dan ook niet toevallig dat er binnen Syriza reikhalzend uitgekeken wordt naar een mogelijke overwinning annex doorbraak van het Spaanse Podemos bij de gemeentelijke, regionale (autonome) en nationale verkiezingen later dit jaar. Dit zou uiteraard een enorme steun zijn.
Communisten
De Griekse linkerzijde beperkt zich overigens niet tot Syriza. Er zijn bijvoorbeeld nog de al eerder genoemde communisten van de KKE. In 1989 behaalden deze bij verkiezingen nog 13,1%. Vandaag is dat 5,47%. De KKE is er trots op dat zij sinds de vorige verkiezingen licht vooruit is gegaan (met 1%), ten koste van een lichte achteruitgang van Syriza in de grote steden. Deze partij lijkt te zijn blijven steken in de ultrasektarische, zogenaamde ‘derde periode’ van de Komintern en besteedt het gros van haar energie dan ook aan het bekampen van Syriza en haar ‘reformistische’ regering. Via de aan haar gelieerde vakbondswerking PAME helpt zij helaas ook de syndicale verdeeldheid in stand te houden.
Revolutionairen
Tenslotte is er ook nog Antarsya, het electoraal kleine (0,64%) maar zeer militante verbond van revolutionaire organisaties. Ook daar is niet alles koek en ei. Grosso modo kunnen we zeggen dat er binnen Antarsya drie stromingen zijn. Weliswaar is er een radicaal, anti-kapitalistisch programma waar allen zich min of meer in kunnen vinden, maar de nadrukken liggen naargelang de stroming toch wel verschillend. De eerste stroming (MARS) wordt geleid door de voorganger van Alexis Tsipras als leider van Syriza, is sterk gekant tegen de Euro (en is dus voorstander van een onmiddellijke ‘Grexit’) en drukt zich – gelijkaardig aan Syriza, maar wel radicaler – vooral uit in termen van strijd voor “sociale redding”. De tweede stroming bestaat uit trotskistische organisaties (waaronder ook OKDE-Spartakos, de Griekse afdeling van de Vierde Internationale). Deze stroming bepleit ondubbelzinnig een volledig antikapitalistisch overgangsprogramma, uitlopend op een “regering van de arbeid”, die moet steunen op de gemobiliseerde arbeidersklasse. Tussen beide stromingen in bevindt zich het eerder weifelende NAR, een organisatie die gegroeid is uit de jeugdbeweging van de communistische KKE.
Uitdagingen
Los van de vele problemen en de dikwijls uiteenlopende opvattingen die leven bij de verschillende linkse stromingen binnen en buiten Syriza, lijkt het overduidelijk dat het mobiliseren van de werkende bevolking rond haar eigen noden en verzuchtingen, onder het ordewoord ‘geen stap terug’, vandaag de allereerste taak is voor elke rechtgeaarde linkse militant in Griekenland.
Alleen de strijd zal uitwijzen of de Griekse bevolking en haar regering de ‘Troïka’ kan verslaan. Daartoe is het in Griekenland onontbeerlijk om te blijven ijveren voor linkse eenheid en samenwerking, ook met leden en militanten van de verschillende stromingen binnen Syriza, Antarsya en ook met de KKE. Het komt erop aan te trachten de druk hoog te houden (en zo mogelijk zelfs te versterken) en daardoor geen ruimte te geven aan rechts (dat wel verzwakt, maar niet vernietigd is). Wij bepleiten dus een dynamische aanpak in plaats van terug te grijpen op simplistische vergelijkingen met het verleden (zoals ‘volksfront’ versus ‘arbeiderseenheidsfront’). Laten we evenmin onze politieke houding afhankelijk maken van intentieprocessen over wat de Griekse regering al dan niet zal doen in de toekomst. Onze plaats is vandaag vierkant aan de kant van het Griekse volk, met de Griekse regering, tegen de ‘Troïka’. Op internationaal vlak dienen we al het mogelijke te doen opdat de internationale solidariteit met het Griekse volk ook daadwerkelijk van de grond komt. De Duitse metaalbond IG Metal (net zoals Italiaanse vakbonden) spraken zich al in die zin uit. Het komt er op aan de woorden om te zetten in daden, ook hier in België. [Zie daarover het artikel elders op deze website over de protestmanifestatie tegen de houding van de ‘Troïka’ op woensdag 11 februari te Brussel.]
De Antwerpse afdeling van de SAP publiceerde een handige brochure met achtergrondinformatie over de situatie in Griekenland. Je kan de brochure hier downloaden.