De discussie over een gelijk ouderschapsverlof voor beide partners is niet nieuw. De politieke proefballon van Gwendolyn Rutten is dat wel (DS 13/05/16). Zij is gewonnen voor de mogelijkheid om een deel van het moederschapsverlof, namelijk 5 weken, over beide partners te spreiden als deze dat willen. Wat is de draagwijdte van Gwendolyn Ruttens voorstel, gemeten aan haar argumenten, die ze overdekt met een doorzichtig laagje feministisch vernis?
Argument 1: Naar een gedeeld zorgpatroon
Het bestaande moederschapsverlof delen zou volgens Gwendolyn Rutten bijdragen tot een “gedeeld zorgpatroon”. Doel is “om af te geraken van de gewoonte dat de vrouw instaat voor de zorgen voor de kinderen”. Heel feministisch.
Een gelijke verdeling van zorgtaken tussen vrouwen en mannen is een aloude feministische doelstelling, die – daar zijn we ons intussen al heel lang van bewust – verreikende structurele maatregelen vergt. Korter voltijds werken voor iedereen bijvoorbeeld of minstens verplicht ouderschapsverlof voor beide partners.
Een stukje moederschapsverlof delen om het traditionele rollenpatroon te doorbreken is als een pleister op een houten been. Het moet dus zijn dat Gwendolyn Rutten zich bedient van een feministische doelstelling om haar verborgen agenda aan de man te brengen: knagen aan de bestaande moederschapsverlofregeling. Haar persoonlijke toets in de sociale afbraakpolitiek van deze regering.
Argument 2: Meer vrouwen aan de top
Tweede feministisch argument van Gwendolyn Rutten: te veel wettelijk opgelegd moederschapsverlof verhindert de weg naar de top voor vrouwen. Wie de top en kinderen ambieert moet vrij kunnen kiezen voor minder moederschapsverlof. Vreemd.
Feministische en andere onderzoekers tonen aan dat een hele set van structurele hindernissen vrouwen van de top weghouden. Dat fenomeen kreeg zelfs een naam: het “glazen plafond”. Gwendolyn Rutten’s maneuver is weer al te doorzichtig: het doel, meer vrouwen aan de top, dient het middel, komaf maken met een te generous geacht moederschapsverlof.
Wetenschappers die Rutten inspireren zoals professor Petra Foubert en doctorandus Alexander Maes stellen zelfs algemeen dat het “verouderd rollenpatroon” de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt verzwakt. (DS 03/05/16, opinie)
Dat gaat zo: “werkgevers weten dat vrouwen na een zwangerschap in regel veel langer afwezig zijn dan mannen. Daarom krijgen veel jonge vrouwen bij een sollicitatie ook nog steeds de vraag of ze op korte termijn aan kinderen denken”. Nu dachten wij dat zulke vragen discriminerend zijn en dus wettelijk verboden. En lijkt deze hele redenering niet verdacht veel op een vorm van economische “victim blaming”?
Overigens hebben feministische en andere studies ook al tot in den treure aangetoond dat vooral de structureel ongelijke en gesegregeerde arbeidsmarkt verantwoordelijk is voor de zwakkere positie van vrouwen.
Argument 3: de vrouw als volwaardige werkkracht
Een vrouw heeft vandaag “medisch gezien” geen 15 weken nodig om te herstellen van een bevalling, aldus Gwendolyn Rutten, verwijzend naar de reeds genoemde opinie van Petra Foubert en Alexander Maes. Achter dit argument uit het potje van het sterke-vrouwen-feminisme schuilt ook de idee – of verborgen agenda – van een snellere inzetbaarheid en beschikbaarheid van de herstelde vrouw voor de arbeidsmarkt. De zorg voor het nieuwe leven (en toekomstige arbeidskracht toch?!) behoort tot het privédomein!
Misschien is diep in haar hart het ideaal van Gwendolyn Rutten wel de supervrouw die nul hersteldagen nodig heeft, zoals Rachida Dati (Franse minister ten tijde van Sarkozy) en ik weet niet meer welke CEO van ik weet niet meer welke multinational die daags na hun bevalling, alle sporen van moederschap achter zich latend, bevallig op hoge hakjes en met gestyled haar weer op hun bureau verschenen. Maar dit ter zijde.
Argument 4: vrije keuze
“Laat koppels daarin (het verdelen van het moederschapsverlof dus) vrij” is het ultieme argument van Gwendolyn Rutten. Dat is natuurlijk haar dada, het feminisme van de vrije-keuze-in-overleg-aan-de-keukentafel-van-de-betere-tweeverdieners. In een tweede opinie (DS 19/05/16) trekt ze volop die kaart van de individuele vrijheid.
Daarmee “zijn veel mensen op een moderne (onze cursivering) en positieve manier bezig. Met het zorgverlof als een gezinspakket “doet elk koppel wat het wil: samen opnemen, verdelen of volledig door de moeder laten opnemen”.
Volgens Gwendolyn Rutten wordt die vrijheid – en wie is nu tegen vrijheid, buiten wat ouderwetse opiniemakers – belemmerd door verouderde sociale beschermingsregels. Ze maakt er meteen het ultieme feministisch strijdpunt van: “Omdat er geen overheid is die het beter weet. Dat is de strijd die vrouwen én mannen de voorbije jaren geleverd hebben en die vaak nog geleverd wordt. Dat moeders mogen werken of thuisblijven, en dat voor vaders net hetzelfde telt”.
Zo bepleit Gwendolyn Rutten de inkrimping van het collectieve niveau ten voordele van het individuele/koppel/gezinsniveau. Wie wordt daar beter van?
Bedrieglijke feministische retoriek
De feministische retoriek van Gwendolyn Rutten houdt geen stand. Als universeel voorgesteld modern discours is hij ronduit bedrieglijk. Het speelt in op de aantrekkingskracht van het geloof in de individuele vrije keuze. In zijn ultraliberale kleedje dient individuele vrijheid echter enkel de belangen van één categorie mensen, namelijk de beter gesitueerde tweeverdieners.
Het is die categorie die profiteert van de dienstenbanen en die zich topverzorging kan betalen. Het is die categorie waarin beide partners alles mee hebben om al dan niet een professionele carrière uit te bouwen. Het is die categorie die nauwelijks last heeft van de ongelijke kansen op een gesegmenteerde, gesegregeerde en discriminerende arbeidsmarkt.
Het is in wezen de énige categorie die een hoge mate van individuele vrijheid kan waarmaken en die ruimte heeft voor afspraken zoals in dit geval rond het verdelen van moederschapsverlof, maar die daarvoor op de keper beschouwd geen versoepeling nodig heeft van de bestaande regeling.
Het is niet de eerste keer dat in naam van de idealen van vrije keuze en gelijkheid van man en vrouw in de praktijk sociale achteruitgang en ongelijkheid worden bewerkstelligd. Dat was zo met de uitbreiding van nachtwerk en deeltijds werken, om maar twee voorbeelden te noemen. Gwendolyn Rutten zet een stap verder, ze viseert de sociale bescherming.
Feministisch weerwerk
Het publieke debat dat zich ontspon rond de proefballon van Gwendolyn Rutten kreeg het aanschijn van een debat tussen een modern universeel feminisme en ouderwetse opvattingen over het moederschap en de rol van vrouwen. Zo bleef de kern van de zaak grotendeels onder de radar.
Individuele keuzes zijn noch vrij, noch gelijk. Ze stuiten altijd op de grenzen van het maatschappelijk structureel sociaal-economisch kader. Hoe ongelijker dat kader, in dit geval de arbeidsmarkt, hoe ongelijker de mensen, hoe ongelijker hun ruimte voor individuele keuzes om werk en zorg gelijk te verdelen, wat ook de opvatting over moederschap. De keuzeruimte voor de huishoudhulp in een dienstenbaan is oneindig veel kleiner dan die van haar werkgeefster.
Vrijheid en gelijkheid – overigens niet alleen van man en vrouw als abstracte categorieën, maar doorkruist met andere vormen van ongelijkheid! – worden instrumenten van ongelijkheid als ze niet kaderen in solidariteit.
Elk feministisch engagement staat voor de keuze: de positie van de minst bedeelden en meest gediscrimineerden als maatstaf nemen of die van de best bedeelden en gepriviligieerden. De vrijheid en gelijkheid van allen als uitgangspunt nemen of die van de “happy few”.
Al liet Gwendolyn Rutten slechts een proefballon op, hij kan best meteen met groot geschut neergehaald worden.