Ik beken: ik ben met mijn moeder maar drie keer naar een strand gegaan als kind. En ik beken: ook enkel met groepsreizen, met de bus, met sociale organisaties van katholieke origine. En ik beken: geen van de moeders en vaders hadden een sociaal aanvaardbaar badpak of zwembroek aan.
Mijn vader of moeder hadden inderdaad geen tijd of geld om zich allerlei dure zaken aan te schaffen, die toch nooit zouden gebruikt worden. Er waren echt wel betere zaken om het schaarse geld aan te besteden.
En ik geef graag toe dat ik toen ook wel een beetje beschaamd was om met een halve onderbroek rond te lopen. Maar het waren wel de enige keren dat ik als kind de zee of een strand heb gezien, en dit in de jaren ’70 van de vorige eeuw.
Wij aten boterhammen met omelet, wat toch wel lekker was en waren zeker geen goede klanten voor de middenstand – die zoals we nu wel weten het land regeert. Maar we werden tenminste geduld aan de zee en het strand, toch voor één dag.
Ondertussen zijn de zeven kinderen van dit gezin goed terecht gekomen, zoals de meeste kinderen van mijn generatie. Inderdaad de kinderen van de grote gezinnen. Zoals de meesten van mijn generatie. En inderdaad gaan we vaak naar de zee, zoals mijn generatie. In Europa zoals we dat gewend zijn. Of erbuiten als we dat willen.
En nu ben ik beschaamd voor de kinderen van mijn generatie, die vergeten zijn hoe zij hebben geleefd en op een complete arbitraire manier de moeders en vaders van de nieuwe generatie willen verbieden om met hun kinderen naar de zee en het strand te gaan. Met dezelfde valse voorwendsels.
Foto: Foto Luc / De Plate