Het Westen belijdt een nieuwe godsdienst, het humanitarisme. Een van zijn celebranten is de Fransman Bernard-Henri Lévy, groot verdediger van de onderdrukte volkeren (Palestijnen uitgezonderd) en verstokt neoliberaal. Hij aarzelt in zijn kruistochten niet om een loopje te nemen met de waarheid, voor het goede doel natuurlijk, want dat heiligt de middelen. Hij is een lievelingskind van de media, tuk als die zijn op sensatie en wars van enige analytische diepgang. Je lult maar wat om een zogenaamde humanitaire of preventieve oorlog goed te keuren.
De groten der aarde vinden genade in zijn ogen, enkelen uitgezonderd, zoals Poetin en andere leiders van halve en hele dictatoriale regimes, behalve wanneer ze islamisten onderdrukken. Leve de staatsgreep van het leger tegen de regering van het Egyptische moslimbroederschap. BHL is namelijk volstrekt islamofoob. Er zijn aanvaardbare religies, die van de zogenaamde joods-christelijke traditie, en slechte religies, de islam, het communisme, het internationalisme, het antizionisme, het antiliberalisme. BHL is een fundamentalist.
Het humanitarisme ageert in naam van de mensenrechten, waarvan de Fransen dromen dat zij die hebben uitgevonden en dat hun (burgerlijke) republiek er de belichaming van is. In zijn onnavolgbare ironische stijl heeft Karl Marx daar het volgende over te zeggen:
“De sfeer van de circulatie of warenruil, waarbinnen koop en verkoop van arbeidskracht tot stand komt, was inderdaad een echt paradijs van de aangeboren mensenrechten. Hier heersen slechts vrijheid, gelijkheid, bezit en Bentham. Vrijheid! Immers kopers en verkopers van een waar, bijvoorbeeld de arbeidskracht, handelen slechts uit vrije wil. Als vrije personen, gelijk voor de wet, sluiten zij contracten. Het contract is het eindresultaat, waarin zij aan hun wil een gemeenschappelijke, juridische uitdrukking geven. Gelijkheid! Want zij staan slechts als warenbezitters met elkaar in betrekking en zij ruilen equivalent tegen equivalent. Bezit! Want een ieder beschikt slechts over het zijne. Bentham! Want elk van hen is het slechts om zichzelf te doen. De enige macht, die hen in een relatie samenbrengt, is hun eigenbaat, hun voordeel, hun particulier belang. En juist omdat een ieder zich slechts om zichzelf en niemand zich om een ander bekommert, werken allen – dank zij een vooraf vastgestelde harmonie der dingen of onder toezicht van een alwijze voorzienigheid – slechts tot wederzijds voordeel, tot algemeen nut en in het algemeen belang.”
Er ontbreekt in deze tirade één onderdeel van de republikeinse Drievuldigheid: de broederschap, d.w.z. de natie van de universele liefde, het concreet afwezig zijn van de klassenstrijd, waarbij de verkopers van de arbeidskracht buigen voor de bezitters van het kapitaal.
De godsdienst van het humanitarisme is namelijk universeel, net zoals de Heilige en Apostolische Katholieke van Rome Kerk. Maar dit door de meesters der Aarde geproclameerd universalisme maskeert, zoals Daniel Bensaïd opmerkte, “de afdrijving of de verdringing van het maatschappelijke in het voordeel van de institutionele consensus die beweert dat er geen sociale vijandschap bestaat”. De klassenstrijd is het werk van Satan, zowel volgens de ideologen van het rechtse lekendom als van het christendom. Men trekt ten strijde tegen de jihadisten in het Midden-Oosten om de neoliberale democratie in te voeren, niet om zijn oliebelangen veilig te stellen, noch om de Franse uraniumbelangen in Niger in zijn greep te houden.
Het humanitarisme lost het menselijke op in de belangen van de diverse imperialistische mogendheden. Ons humanisme heeft echter als categorische imperatief de strijd tegen elke vorm van onderdrukking, discriminatie en uitbuiting in al hun vormen van de mens. Niet de koopwaar maar de mens is de maat van alle dingen.