Dat is althans de mening van Fernand Huts, de trotse Vlaamse ondernemer waarvan de media een spraakmakende figuur hebben gemaakt. Huts is geïnteresseerd in de schilderkunst van de Lage Landen van weleer en heeft met zijn zuur verdiende centen als Antwerpse natiebaas een interessante collectie aangelegd. Niet dat hij ermee wil pronken, in tegendeel, het dient om eigen volk diets maken hoe groot ons vaderland wel was toen het niet alleen het ondernemerschap heeft uitgevonden, maar ook het kapitalisme en dus de welvaart. En hij, Fernand Huts is daar een eigentijdse belichaming van. Hij stelt dan ook ruim 13.000 mensen te werk in 35 landen.
Wat men denkt over de dingen (alles moet winst maken) wordt bepaald door wat men maatschappelijk is (ondernemer). Dat blijkt in de tentoonstelling die Fernand Huts en curator Katharina Van Cauteren hebben opgezet in het Gentse Caermersklooster. Die expositie draagt de aanlokkelijke titel Voor God & Geld, Gouden tijd van de Zuidelijke Nederlanden. Het ding loopt nog tot 1 januari 2017. Het historisch commentaar dat de bezoeker op panelen wordt aangeboden wijst, in de lijn van de liberale ondernemerslogica, op een oppervlakkige kennis van de geschiedenis en op nog minder inzicht in de geschiedkundige wetenschap.
Katharina van Cauteren is kunsthistorica, doceert aan de Universiteit Antwerpen en is “Chief of Staff” van The Phoebus Foundation. Ze is de auteur van het boek Politiek en Schilderkunst, dat, als ik mij niet vergis, een uitvloeisel is van haar doctoraat over de schilder Hendrick De Clerck (1560-1630). Ik twijfel niet aan haar kennis van de kunsten in de 16de eeuw, maar ik stel mij wel vragen over haar inzicht in de historische ontwikkeling van onze samenleving door de eeuwen heen en meer bepaald over de ontwikkeling van het kapitalisme in de schoot van het feodalisme, een onderwerp dat de historici voor moeilijke vragen stelt en aanleiding geeft tot ideologisch sterk beïnvloede antwoorden.
Het financieel-economische tijdschrift Trends heeft aan de tentoonstelling een speciale editie gewijd, een “Bezoekersgids geschreven door Fernand Huts”. Het weekblad is wel zo voorzichtig om te vermelden dat “de inhoud van deze speciale editie buiten de verantwoordelijkheid valt van de redactie”. Op de voorpagina prijkt een schilderij van een 16de-eeuwse burger met de kop van een glimlachende en innemende Huts.
Globaal bekeken is de tentoonstelling gewijd aan een verheerlijking van het liberalisme en dit in naam van de Vlaamse eigenheid. De NV-A ideologie, of althans de geest van het huidige Vlaanderen, is er niet vreemd aan. We krijgen, naast de op zich interessante kunstobjecten, een reeks clichés, gemeenplaatsen en andere idées reçues over het economische bedrijf. Voor Huts en C° is het kapitalisme een zaak van kopen en verkopen en heeft het dus altijd bestaan, het zit trouwens in onze genen. Hij vergeet dat er in Engeland, Amerika en Frankrijk ingrijpende en bloedige revoluties nodig waren om het vrije, individuele ondernemerschap mogelijk te maken.
Innovatie, de vrije markt, concurrentie werden streng in toom gehouden door de feodale regimes met hun vorsten, hun corporaties en hun kerk. Het kapitalisme zelf, als globaal, alomvattend maatschappelijk systeem is een zeer laat en uitzonderlijk verschijnsel in het lange historische proces van de mensheid. Het had anders kunnen verlopen. Een middeleeuwer zou het feit dat alles herleid wordt tot koopwaar, zelfs de innigste menselijke verhoudingen, als duivels hebben beschouwd. Terecht trouwens.
Maar volgens Huts en Van Cauteren is het kapitalisme eigen aan de mensheid. Het gaat voor hen namelijk niet om productie, aan het produceren van waren door de aankoop van arbeidskracht door de ondernemer, om het irrationele gedrag van de markt met zijn crises van overproductie, enz., maar om kopen en verkopen.
Ik citeer: “Handel drijven is een simpele aangelegenheid en herleidt zich tot verkoopprijs – aankoopprijs = winst (of verlies). Fabriceren is iets ingewikkelder maar heeft een gelijkaardige essentie: verkoopprijs – fabricagekosten = winst (of verlies). De motor achter alles is de ondernemer, want “geluk is voor aardige (ondernemende mensen)”, de “durvers” en hun innovatiedrift. Maar wie fabriceert er eigenlijk? Niet de arbeider: “Ondernemen creëert winst, winst creëert geld, geld creëert rijkdom.” Hier ontmoeten we wat Marx het fetisj-karakter van het kapitalisme noemde. Het gaat niet over mensen, maar over dode, zij het magische dingen, zoals geld.
Zo krijgen we te horen dat de boeren ondernemers worden. De burgers in de steden “worden al snel rijk”. Geen woord over de dagloners, arbeiders en ambachten die in Brugge, Gent en Ieper bloedige gevechten leveren onder elkaar en tegen het (rijke) patriciaat. De tentoonstelling is tegelijk een politiek neoliberaal pamflet. De graven van Vlaanderen waren verstandig, zij legden geen vennootschapsbelasting op en stimuleerden zo de handel.
Onze Vlaamse (en Belgische regering) zou hun voorbeeld moeten volgen.”Ik zou de overheid willen aanraden te stoppen met de ondernemers de duvel aan te doen”; “de behoudsgezinden (lees de vakbonden) willen niet dat er iets verandert, en de progressieven (lees de ondernemers) beseffen dat de oude producten moeten worden vervangen door nieuwe”. En natuurlijk zijn er teveel “arbeidsbelemmeringen”.
Dit alles wordt de bezoeker opgediend in een volkse stijl, geheel passend in het populisme dat het huidige politieke bedrijf kenmerkt. Soms wordt het echt belachelijk: de windmolens worden vandaag “opnieuw” uitgevonden, de heilige Paulus zorgde er voor dat de piemels niet meer besneden worden (blijkbaar een christelijke innovatie), de lopende band is niet door Ford maar door Vlamingen uitgevonden.
Een laatste opmerking. Dat universiteit en industrie steeds meer vervloeien is al geweten. Maar nu is het ook volop de beurt aan de kunst, of juister het kunstbedrijf. Zo is de The Phoebus Foundation ontstaan in de schoot van de Katoennatie. Van Cauteren: “Het is me dus een eer om voor deze tentoonstelling niet enkel te kunnen samenwerken met de provincie Oost-Vlaanderen, maar ook binnen de bedrijvengroep boeiende samenwerking te kunnen aangaan met collega’s binnen de Katoennatie en Indaver. Ook in die zin is deze tentoonstelling dus een hele ontdekkingstocht geworden.”
Illustratie: Jan Massys, De wereld voedt veel zotten, circa 1530, olieverf op paneel