De laatste twee romans van George Orwell, De boerderij der dieren (Animal Farm) en 1984 (Nineteen Eighty-Four) zijn ook zijn bekendste. Er werden meer dan 40 miljoen exemplaren van verkocht. Dat komt mede doordat ze als propaganda verspreid werden: waarschuwingen tegen het socialisme. Dan is er ook nog de fameuze lijst van Orwell, waarin hij rode intellectuelen verlinkt.
Toch is Orwell tot zijn dood in 1950 zelf een socialist gebleven. Hoe valt dat te rijmen?
Socialisme is een huis met vele kamers. In The Road to Wigan Pier (1937) omschrijft Orwell andere socialisten als ‘nancy poets’, ‘vegetarians with wilting beards’, ‘earnest ladies in sandals’, ‘every fruit-juice drinker, nudist, sandal-wearer, sex-maniac, (…)’ Vooral de communisten moeten het ontgelden: ‘Bolshevik commissars (half-gangster, half-gramophone)’, en ‘shock-headed Marxists chewing polysyllables’. Mijn Engels schiet een beetje te kort om dat laatste vlug correct vertaald te krijgen, maar ik begrijp wel dat het geen lovende omschrijving is.
De beschrijving van ‘Bolshevik commissars’ als ‘half-gangsters, half-gramophone’ brengt hij uiteraard uit Spanje mee, waar hij in de burgeroorlog zo’n lieden aan het werk gezien heeft. Over die ervaring heeft hij Homage to Catalonia (1938) geschreven, zijn mooiste non-fictieboek.
Veel aanhangers van het communisme hebben Orwell een trotskist genoemd. Dat slaat nergens op. Orwell verwerpt het marxisme. In tegenstelling tot de trotskisten staat hij negatief tegenover het bolsjewisme dat zijns inziens het stalinisme in zich draagt. In zijn Oorlogsdagboeken schrijft hij: ‘Similarly, such horrors as the Russian purges never surprised me, because I had always felt that — not exactly that, but something like that — was implicit in Bolshevik rule. I could feel it in their literature.’
Orwell ziet de toekomst zwartgallig in. Zijn vrees valt te lezen in Coming Up For Air (1939), een roman die opent met een zin waar ik jaloers op ben: ‘The idea really came to me the day I got my new false teeth.’ Het hoofdpersonage keert terug naar zijn geboortedorp (‘I only wanted to get my nerve back before the bad times begin’). Maar het gevoel van zekerheid en continuïteit dat daar aanwezig was is nu verdwenen. ‘The bad times are coming, and the streamlined men are coming too.’
Die ‘streamlined men’ komen van overal. Van het Duitsland van Hitler, van het Rusland van Stalin, maar ook uit Engeland: ‘So you see he is still responding to the training of his childhood, when he was taught to hate, fear, and despise the working class.’
Orwell neemt in de socialistische beweging een heel aparte plaats in. Hij lijkt wel het enige lid van de SFP te zijn, een eenmanspartij, de Socialistische Fatsoenlijkheidspartij.
In Homage to Catalonië, schrijft hij: ‘When I came to Spain, and for some time afterwards, I was not only uninterested in the political situation but unaware of it. I knew there was a war on, but I had no notion what kind of a war. If you had asked me why I had joined the militia I should have answered: ‘To fight against Fascism,’ and if you had asked me what I was fighting for, I should have answered: ‘Common decency.’
Common decency! Orwell wil dat het socialisme bepaalde aspecten van de British way of life vrijwaart, zoals de ‘gentleness’. Die waarden treft hij in ’t bestaande socialisme niet aan. Daar is een nieuwe partij voor nodig. Uit wat hij daarover zegt in The Lion and the Unicorn (1941) blijkt dat die partij toch weer een socialistische moet zijn: ‘One must also add the following: approximate equality of incomes (it need be no more than approximate), political democracy, and abolition of all hereditary privilege, especially in education. These are simply the necessary safeguards against the reappearance of a class-system. Centralized ownership has very little meaning unless the mass of the people are living roughly upon an equal level, and have some kind of control over the government.’
Decency!, het is zijn toverwoord. In 1943 schrijft Orwell in As I Please: ‘Don’t imagine that for years on end you can make yourself the boot-licking propagandist (…) and then suddenly return to mental decency. Once a whore, always a whore.’ Telkens komt het weer: decency, decency…
Maar dat Once a whore, always a whore kan naar hem teruggekaatst worden. De propagandamachine van de Britse staat heeft van Orwell een succesrijk auteur gemaakt. Mag je het een wederdienst van hem noemen als hij in 1949 de namen van 35 Fellow Travellers aan de Britse overheid doorspeelt? Mij lijkt toch dat van geen kanten te rijmen met het fatsoen dat Orwell zegt na te streven.
Ook omdat ik niet nalaat het regelmatig te zeggen, weet u dat ik een militant trotskistisch verleden met me meedraag. Veel van wat ik daar geleerd heb lijkt me nog altijd waardevol te zijn. Zoals de houding tegenover het stalinisme. Je moet dat bestrijden, maar je doet dat in de arbeidersbeweging en niet door zo’n lieden aan de staat over te dragen.
Dit artikel verscheen eerder op De Laatste Vuurtorenwachter.