Op 20,21 en 22 mei had het tweede interdisciplinair Congres van de duurzame ontwikkeling plaats in Brussel en in Louvain-la-Neuve. Er waren meerdere honderden aanwezigen, het voorzitterschap werd waargenomen door Jean-Pascal van Ypersele (UCL) en Marek Hudon (ULB), terwijl een groep van onderzoekers uit verschillende Franstalige universiteiten het congres stuurde. Het thema was de vraag: “Hoe kan de transitie versneld worden?”.
Een volledig verslag van de tientallen werkgroepen is hier natuurlijk niet mogelijk. Er werden acht thema’s behandeld met meer dan honderd tussenkomsten. Ik geef hier enkele indrukken weer.
Sociale vernieuwing
Mijn eerste indruk is zeker positief. Het congres heeft inderdaad aangetoond dat vele wetenschappers hun rol proberen te definiëren in wisselwerking met de civiele maatschappij waarbij ze de kennis van de actoren op het terrein erkennen. De toon werd gezet tijdens een van de plenaire vergaderingen waar Olivier De Schutter en Tom Dedeurwaerdere samen een opmerkenswaardig verslag gaven over “ sociale vernieuwing eigen aan duurzame ontwikkeling”.
Dit concept van sociale vernieuwing kan op verschillende manieren worden begrepen. Sommige interpretaties zijn duidelijk neoliberaal: dat is het geval voor de Europese Commissie bijvoorbeeld die de “sociale vernieuwing” predikt als alternatief voor openbare diensten die door de besparingen werden afgebouwd … Andere actoren daarentegen beroepen zich op het gedachtegoed van Karl Polanyi, zij zien sociale vernieuwing als een middel om de “economie op een andere manier in de maatschappij in te passen”, waardoor zij de bestaande orde gaan betwisten.
De Schutter en Dedeurwaerdere staan duidelijk aan deze kant. De eerste verklaarde dat hij alleen maar rekening houdt met sociale vernieuwing die werkelijk vertrekt vanuit het welzijn van de toekomstige generaties en niet vanuit de winst voor een minderheid. De tweede verklaarde dat sociale vernieuwing moet streven naar “het verbinden van de doelstellingen van de duurzame ontwikkeling met het zelfbeschikkingsrecht” van de bevolking. In dat kader, zo legde hij uit, komen wetenschappers er toe hun werk te herdenken.
Research en sociale verandering
De uiteenzetting van deze twee leden van het wetenschappelijk comité van dit congres was tegengesteld aan een elitaire opvatting over Wetenschap die boven het sociale debat zweeft… Ze plaatste zich ook niet op het standpunt van de raadgevers van de heersers, maar op dat van de sociale verandering vanuit de basis.
Wetenschappers die geconfronteerd worden met complexe problemen zoals de klimaat, energie en voedsel “crises” , stellen vast dat er geen zuiver technologische oplossingen bestaan. Zij besluiten hieruit dat de problemen moeten omschreven en opgelost worden in samenwerking met de sociale actoren en met respect voor hun behoeften. Vandaar een toegenomen belangstelling voor trans- en interdisciplinair onderzoek.
Maar dat is niet de enige verklaring : een aantal onderzoekers maken een uiterst kritische balans op van strategieën die proberen de politici te overtuigen van de ernst van de milieucrisis en van de hoogdringendheid van het nemen van maatregelen.
“Sociale innovatie vanuit de basis is meer doeltreffend dan van bovenaf” zo verklaarde Olivier De Schutter. Is het uitblijven van resultaten de reden waarom onderzoekers zich richten op sociale bewegingen en met hen samenwerken, om zo de druk op de politici te verhogen? Ik heb tijdens het congres de vraag niet in die termen gehoord maar het lijkt me dat bepaalde experts van de “duurzame ontwikkeling” zich niet meer willen beperken tot het schrijven van rapporten die op het bureau van de beleidsmakers terecht komen … waarbij deze er trouwens weinig of geen rekening mee houden.
Beweging voor de transitie en politiek alternatief
Vanuit deze hypothese kan het thema van de ontmoeting – “hoe de transitie versnellen?” – meer precies als volgt geformuleerd worden: “ Hoe kan de inschakeling van de wetenschappers in sociale bewegingen die op het terrein werken aan alternatieven, deze versterken en bijdragen tot een sociaal-ecologische bewustwording waaruit een politieke stellingname zal voortvloeien over de noodzaak van de transitie naar een (echt) duurzame ontwikkeling?”
Olivier De Schutter is in die zin tussengekomen. Deze voormalige rapporteur voor de Verenigde Naties inzake de voedselproblematiek heeft opgeroepen om de initiatieven aan de basis te versterken in het kader van “een beweging van de transitie” – groentetuinen in de stad, groepsaankopen, productie en distributie coöperaties voor landbouwproducten, coöperaties inzake hernieuwbare energie, initiatieven en bedrijven voor het gemeenschappelijk gebruik (van auto’s, woningen, apparaten, …), lokaal geld enz. “Sociale vernieuwing verbetert de krachtsverhoudingen tegen de grote groepen doordat onze afhankelijkhdeid ervan vermindert” zo stelde de spreker. En hij besloot dat de duurzame ontwikkeling – gebaseerd op de drie peilers namelijk “het sociale”, “het ecologische” en het “economisch” – een vierde peiler nodig heeft, namelijk “de peiler van de politiek”.
En ik herhaal, dat is erg positief en stimulerend. Maar toch, dit speelt binnen bepaalde beperkingen: een van de meest vanzelfsprekende middelen om de transitie te versnellen is … het blokkeren van de grote infrastructuur werken ten dienste van de fossiele brandstoffen zoals de vlieghaven van Notre-Dame-des-Landes (nabij Nantes in Frankrijk) of de Keystone XL pijpleiding tussen Alberta en de Verenigde Staten. Die voorbeeldige acties waren rijk aan sociale vernieuwing maar ze werden tijdens dit congres niet eens vermeld. De debatten concentreerden zich op wat men zachte sociale vernieuwingen van de “beweging voor de transitie” zou kunnen noemen. Ik zal dus de discussie in dat kader verder zetten. Toch hebben zowel de zachte initiatieven als de meer conflicterende, een zeer belangrijk gemeenschappelijk punt: zij scheppen opnieuw sociale relaties.
Versnellen, maar hoe?
De Schutter zelf benadrukt het: het is duidelijk dat besmetting door burgerinitiatieven niet zal volstaan om tijdig een antwoorden te hebben voor de grote socio-ecologische uitdagingen. Denk maar aan de besluiten van het IPCC: om een 60% kans te hebben dat de temperatuurstijging beneden de 2°C blijft, moet de uitstoot van de ontwikkelde landen dalen met 25 tot 40% in 2020 en met 80 tot 95% in 2050, de uitstoot van de planeet moet tegen 2050 dalen met 50 tot 85% en die daling moet ten laatste beginnen … in 2015. We zijn ver van die doelstellingen verwijderd: de werelduitstoot stijgt momenteel met 2% per jaar (twee maal sneller dan in de jaren ’80). Hoe kan men dan “de transitie versnellen” in een bredere kring dan de bestaande “beweging voor de transitie” waarvan het groeiend aantal initiatieven toch nog relatief marginaal blijven (en niet altijd de druk op de grondstoffen verminderen)?
Hoe kan men een strategie van gedecentraliseerde omvorming vanuit de basis, combineren met een antwoord op de ecologische urgentie …wetend dat hiervoor ook structurele hervormingen nodig zijn – dus politieke beslissingen – om met name de krachtige rem die door de agro-business, de financiële sector en de sector van de fossiele energie wordt uitgeoefend? Hoe kan men bijvoorbeeld andere lagen dan de boeren, de ethische spaarders (die hun geld plaatsen in coöperaties van windenergie e.d.) en de consumenten die bewust nadenken over de kwaliteit van hun voedsel, betrekken?
Met andere woorden, hoe kan men op een hogere versnelling overschakelen?
Zonder een antwoord op deze fundamentele strategische kwestie, loopt de “versnelling van de transitie” gevaar een valse oplossing te worden, waarbij we bezig blijven of onze aandacht wordt afgeleid terwijl de catastrofe versnelt… en ook de “sociale vernieuwingen”.
Autonomie, werk en duurzaamheid
Het probleem kan aangepakt worden vertrekkend van een opmerking door Tom Dedeurwaerdere over de noodzaak om de autonomie van de producenten te verbinden met de doestellingen van duurzame ontwikkeling.
De boeren in het Zuiden van Frankrijk bijvoorbeeld hebben – met de hulp van hun Mexicaanse collega’s – nieuwe maïsvariëteiten in gebruik genomen die minder water nodig hebben. Dedeurwaerdere stelde de vraag waarom dit werkt. Hij benadrukte in zijn antwoord dat de autonomie van de producenten als beweegreden en motivatie van doorslaggevend belang is … Dat is een sleutelkwestie. Tuinmannen, ambachtslieden en kunstenaars kennen dat: zelfbeslissingsrecht op het vlak van het werk is de basis van zelfrealisatie, van rijke relaties en van harmonie mat de kosmos.
Waarom dan niet deze redenering verder uitbreiden? Indien de meerderheid van de bevolking concreet de weg zou kunnen bewandelen die tot deze autonomie in de arbeid leidt, dan zou er een immense kracht in werking treden om de transitie te versnellen. Niets zou een dergelijke omwenteling van de beschaving kunnen tegenhouden omdat zij inhoudt dat er een maatschappij wordt gevormd die de mensen en hun milieu respecteert, omdat die omwenteling op massaschaal zou gewenst worden.
Het probleem is juist dat de grote massa van de bevolking de mogelijkheid van bevrijding niet ziet. Zij is ervan afgesneden door de noodzaak in arbeid haar leven te verliezen: de arbeidskracht moet verkocht worden aan patroons die beslissen wat er geproduceerd wordt, hoe en waarom, voor wie en in welke hoeveelheden, en dit voor de winst van de aandeelhouders. De massa zit met andere woorden vast in de kapitalistische productiewijze…
Dit probleem lijkt ver weg van het onderwerp te zijn. Maar dat is niet zo. Het specifieke van de mens is dat wij sociaal samenwerken om ons bestaan te produceren door middel van arbeid als bewuste activiteit.
Wanneer de mens is afgesneden van elke controle over de sociale productie en de middelen hiervoor, dan is de mens vervreemd van zijn eigen aard, van het eigen sociale bestaan, en dit is een diepe verminking.
Het gevolg is dat dit vervreemde wezen de simpele uitvoerder wordt van de wil van de eigenaren van de productiemiddelen die door de concurrentie verplicht worden steeds meer koopwaar te produceren, en mee te werken aan de vernietiging van de natuur waarvan hij deel uitmaakt, dus ook aan zijn eigen vernietiging.
Natuur en menselijke natuur
Dat lijkt me allemaal vanzelfsprekend maar eens te meer heb ik moeten vaststellen hoe moeilijk het is een dergelijke vraag te stellen in dit milieu – en dan hebben we het niet eens over de discussie over de gevolgen inzake initiatieven en strategieën voor de transitie. Zouden autonomie en zelfbeschikking dan voorbehouden blijven aan beoefenaars van permacultuur?
De anderen – en zij vormen de sociale meerderheid! – zouden dan moeten boeten voor het feit dat zij loontrekkende zijn en zich moeten tevreden stellen met de nep autonomie van de “verantwoorde consumptie” en de “ethische spaarformules” ( als ze natuurlijk kunnen sparen). Hoe dan kan men “de transitie versnellen”? De kwestie van het kapitalisme steekt hier natuurlijk de kop op.
Hoe moeilijk het is om dit vraagstuk aan te pakken, kwam treffend en zelfs karikaturaal naar voor tijdens de algemene discussie op vrijdag 22 mei met de tussenkomsten van Thomas d’Ansembourg. Deze gekende psychotherapeut en conferencier kreeg een enthousiast applaus door de vraag die hij aan de aanwezigen stelde: “Hoe kan de mens de natuur eerbiedigen wanneer hij zijn eigen natuur/aard niet eens respecteert?”
Maar M. d’Ansembourg heeft de kern van de zaak zelfs niet geraakt. Hij heeft de vraag van de loonarbeid en zijn gevolgen niet gesteld ( arbeid onder dwang, die repetitief en van lage kwaliteit is, uitgeoefend onder de constante vrees zijn broodwinning te verliezen). Dat getuigt van een totaal gebrek aan respect voor de menselijke natuur; hij heeft zich de vraag niet gesteld of dit structureel gebrek aan respect voor de menselijke natuur verbonden is met het structureel tekort aan respect vanwege deze maatschappij voor de rest van de natuur; … en hij besloot natuurlijk niet dat de strijd voor de bevrijding van de arbeid het beste middel is om de transitie te versnellen.
De heilige koe van het “economisme”
Die Thomas d’Ansembourg was zich blijkbaar niet eens bewust van de implicaties van het zinnetje dat hij die dag uitgesproken had. Want, kort na het applaus voor zijn uitspraak over het respect voor de natuur en de menselijke natuur, legde hij uit dat hij leden van bestuursraden van grote bedrijven helpt om “uit de valstrik van het ego te treden” en “inwendig vrede te vinden” waardoor ze ook de rentabiliteit van hun bedrijf kunnen verhogen. Wordt de koers van de aandelen op de beurs bepaald in overeenstemming met de menselijke natuur en de natuurwetten?
Niemand merkte op dat het hier gaat om een enorme tegenstrijdigheid of liever een antagonisme. In diezelfde algemene discussie stelde Eloi Laurent dat de economie alleen maar kan beweren wetenschappelijk te zijn indien ze een “politieke economie” is met andere woorden, een tak van de filosofie zoals in de tijd van de fysiocraten en van Ricardo. Wat vandaag economie wordt genoemd is maar een “economisme”, dat op korte termijn denkt en “zich alleen richt op de belangen van de rijken”. Zeer juist!
Spijtig genoeg gedragen de wetenschappelijke organisatoren van het congres zich alsof dit economisme een heilige koe is. Zodra er een “economist” te zien is, buigen ze voor hem en verliezen ze hun kritische houding. Het is voor hen normaal het woord te geven aan Jeffrey Sachs, een van de leidende figuren van deze pseudowetenschap, de vader van de schoktherapie die werd aangeklaagd door Naomi Klein, de kapitalistische huurling van een andere “versnelde transitie”: die van Rusland naar de markteconomie, opgelegd door gedwongen privatiseringen waardoor bureaucraten oligarchen werden en de maatschappij in een diepe crisis terecht kwam.
Het bleek ook normaal als sprekers patroons zoals Gunter Pauli uit te nodigen die vol goede bedoelingen pleiten voor een groen kapitalisme. Discussiëren over de manier waarop de strijd aan de basis zou kunnen bijdragen tot een versnelde ecologische transitie, is waarschijnlijk het laatste idee dat bij hen opkomt. Het zou immers betekenen dat men “aan politiek moet doen”. Inderdaad! Maar dan wel politieke economie. En dat is, volgens Eloi Laurent, wel een wetenschap. Een volgens keer misschien?