Een leidend lid van de Egyptische Revolutionair Socialisten sprak met Judith Orr over de impact van de contrarevolutie – en de vooruitzichten voor nieuwe strijd.
Hoe zie jij de huidige situatie in Egypte?
We worden nu geconfronteerd met een succesvolle contrarevolutie, aangedreven door het meest repressieve en gewelddadige regime dat Egypte in haar moderne geschiedenis heeft meegemaakt. Het regime van generaal El-Sisi is vele malen erger dan alles waartoe we de verdreven dictator Hosni Mubarak in staat hebben gezien. Hij valt elke oppositie aan, waaronder linkse groeperingen en de arbeidersbeweging.
Sinds de staatsgreep van juli 2013 zijn er 40.000 politieke gevangenen vastgezet, meer dan 3.000 mensen vermoord op straat en honderden simpelweg ‘verdwenen’.
Dit is niet alleen een contrarevolutie – het is duidelijk het herstellen van het oude regime. De vrijspraak van Mubarak, zijn zoons en zijn topofficieren is hiervan slechts het meest recente en meest flagrante voorbeeld. Prominente figuren binnen Mubaraks regime die een straf uitzaten voor corruptie, zijn terug en hebben controle over dezelfde monopolies. El-Sisi heeft inmiddels de volledige steun van het Westen en van de Egyptische kapitalisten.
Het was aanvankelijk moeilijk om de omvang van de nederlaag te aanvaarden; ten tijde van de staatsgreep een begrijpelijke fout. Deze volgde op een massale stakingsgolf en protesten tegen de regering, die de uitdrukking waren van vanuit een diepe woede over het verraad van Moslimbroederschap-president Mohamed Morsi. Het leger wist van deze woede slim gebruik te maken door de sfeer richting steun voor de staatsgreep te sturen. De huidige situatie is echter beperkt houdbaar. Op de korte termijn wordt hij alleen mogelijk gemaakt door westerse steun en een stroom aan investeringen uit de Golf-regio.
De gewelddadige kant van de contrarevolutie was eerst vooral tegen de Moslimbroederschap gericht. Welke impact heeft dat gehad?
Het regime claimt dat het alleen de Moslimbroederschap als doelwit heeft, maar in werkelijkheid wordt er wraak genomen voor de Egyptische Revolutie.
Het bloedbad van 14 augustus 2013 stond symbool voor de mate van repressie. Het regime vermoordde binnen enkele uren meer dan 1000 demonstranten – een schaal die Egypte nog nooit had meegemaakt. Het doel was niet om de sit-ins op twee pleinen in Caïro te ontruimen, maar om de revolutie zelf een klap toe te dienen. Het recht om een plein te bezetten was een verworvenheid van de revolutie en El-Sisi wilde dat breken – en dat is precies wat hij heeft gedaan.
Er is sindsdien geen Egyptisch plein meer door actievoerders bezet. De politie is weer op volle sterkte aanwezig. In januari van 2011 zijn er 100 politiestations afgebrand en de agenten konden niet eens meer in uniform over straat. Je kunt je dus voorstellen met welke wraakgevoelens ze tegenwoordig handelen. Er zijn echter twee redenen om hier realistisch en niet pessimistisch over te zijn.
De arbeidersbeweging is weliswaar verzwakt door de gebeurtenissen en het verraad van haar leiders, maar nog niet vernietigd. Arbeiders van de staalfabriek in Helwan zitten middenin een heftige staking, wat belangrijk is – nog los van de resultaten.
Daarbij hebben de honderdduizenden jongeren die deelnamen aan de revolutie niet alleen die bevrijding meegemaakt. Ze hebben ook geleerd hoe ze tegen de politie kunnen vechten en hoe ze zich kunnen organiseren – en successen boeken. Deze ervaring zal mensen bijblijven.
Hoeveel succes had het regime met het gebruiken van de angst voor terrorisme ter rechtvaardiging van het hardhandige optreden?
De meeste contrarevolutionaire of militaire regimes bestempelen elke vorm van verzet als ’terrorisme’. Er is natuurlijk ook echt terrorisme. Als je de islamistische beweging volledig uit de politieke ruimte verbant, zullen sommigen daaruit concluderen dat ze wapens moeten dragen.
Maar dat versterkt slechts de hand van de generaals: het regime heeft baat bij een ander bloedbad om de angst van zijn sympathisanten in de middenklasse te versterken.
Wat is het verband tussen de steeds sterkere contrarevolutie en de opkomst van Islamitische Staat?
De snelle groei van Isis is deels een gevolg van de desastreuze Amerikaanse bezetting van Irak, maar er is ook een directe link met het mislukken van de Arabische revolutie.
De nederlagen schiepen de voorwaarden waardoor een beweging gebaseerd op wanhoop kon groeien en waaraan Arabieren vanuit de hele regio willen meedoen. Dit is geworteld in een gevoel van frustratie ontstaan door de contrarevolutie en het verliezen van de ruimte die ze gewonnen hadden voor het uitdrukken van hun onvrede.
Hoe gaan revolutionair socialisten met deze situatie om?
Het is erg moeilijk – zeker voor jongere leden die tijdens de revolutie lid zijn geworden. Het is moeilijk voor ze om in langere termijnen te denken.
Er wacht ons een lange periode van voorbereiding voor de volgende Egyptische revolutie, die jaren zou kunnen duren. We hebben wederopbouw en reorganisatie nodig, moeten politiek onderwijs onder de aandacht brengen, dit alles in groot contrast met het constante uitbundige activisme dat we hadden op het hoogtepunt van de strijd. Maar dat betekent niet dat we niet actief zijn. We ondersteunen en relateren aan de rellen op studentencampussen en de arbeidersstrijd die uitbreekt. Dit is centraal voor het overleven van elke revolutionaire organisatie, maar de ervaring van een nederlaag heeft een zware prijs.
Wat heb je de laatste vier jaar geleerd over de revolutie als proces?
Ik heb geleerd dat ondanks de uiterlijke schijn, de Egyptische politiek niet hoeft te draaien om islamisme en religie. Ik had nog nooit meegemaakt hoe snel tijdens een revolutie ideeën kunnen veranderen. Ik was ook onder de indruk van hoe snel een revolutionaire organisatie kan groeien – dat was een aangename verrassing.
Maar je leert zo ook de enorme omvang van de taak kennen. Je kunt niet omgaan met de schaal waarop de strijd plaatsvindt als je daarvoor alleen de krachten hebt die je gewonnen hebt tijdens de revolutie zelf.
Je moet al voor de revolutionaire situatie een flinke organisatie opbouwen. Revolutionair links moet nu grote lagen van de arbeidersklasse voor zich winnen – maar ook de onderdrukten. Veel onderdrukte groepen speelden een centrale rol in de revolutie.
Maar het regime probeert zijn positie via die onderdrukte groepen te versterken. El-Sisi houdt nauwelijks een toespraak zonder daarin de rol van vrouwen te bespreken. Met name vrouwen uit de middenklasse worden gebruikt als bastion van de contrarevolutie.
De Koptisch-christelijke minderheid stond tijdens de revolutie zichtbaar in het middelpunt. Maar El-Sisi heeft ingespeeld op de angst die bij Kopten leeft dat ze door islamisten altijd gediscrimineerd zullen worden. Bedoeïenen uit de Sinaïwoestijn sloten zich bij de revolutie aan in de hoop het echte burgerschap te verwerven dat hen steeds geweigerd was. Omdat ze echter niet politiek in de revolutie geïntegreerd waren, kreeg El-Sisi de kans ze als zondebok te gebruiken.
Er waren ook moeilijkheden om de democratische beweging van het Tahrirplein te verbinden met strijd op de werkplek. Hoewel er wel degelijk interactie was, was het niet genoeg om de Egyptische staat te verslaan. Revolutionaire initiatieven waren minuscuul vergeleken met de schaal van de revolutie en de stakingsgolven.
We hebben ook het belang van de internationale dimensie geleerd. We hebben altijd de kwestie van de verspreiding van de Arabische revolutie onder de aandacht gebracht en er heerste een algeheel gevoel van solidariteit. Maar we hebben meer gerichte initiatieven nodig om te zorgen dat de revolutie de kritieke staten bereikt, zoals Saoedi-Arabië.
Kan er nieuwe strijd ontstaan?
De stabiele uiterlijke schijn van het regime is een fata morgana gecreëerd door de middenklassen uit angst voor chaos en investeringen vanuit de Golfstaten. Maar dit is niet eeuwig vol te houden. De problemen van het Egyptische kapitalisme zijn nog niet aangekaart – laat staan opgelost.
Het politiegeweld en de repressie zijn honderd maal erger. Wat oorspronkelijk achter de revolutie zat, leeft nog steeds – maar tel dat op bij de ervaring van de revolutie zelf. Als revolutionairen het juiste werk doen, bestaat de kans op een nieuwe Egyptische revolutie in een niet te verre toekomst.
………………………………………………………………………………………………………………………
De revolutie was een festival van de armen en onderdrukten
De Egyptische revolutie brak uit op 25 januari 2011 toen honderdduizenden mensen de straten op stroomden uit protest tegen de 30-jarige dictatuur van Hosni Mubarak.
Ze werden geïnspreerd door de massaopstand in Tunesië, waar slechts een week eerder de tiran Ben Ali van zijn troon was gestoten. Miljoenen burgers voelden zich plots in staat hun eigen toekomst vorm te geven. Het Tahrirplein in de Egyptische hoofdstad Caïro werd de basis van de revolutie.
Duizenden mensen bouwden samen een enorm kamp op onder een spandoek met de woorden: ‘Het volk eist de val van het regime.’ Tahrir was een festival van de armen en onderdrukten, en werd een wereldwijd symbool van verzet. Vrouwen speelden een leidende rol in de opstand. Moslims kwamen samen met de grote Koptisch-christelijke minderheid, Joodse demonstranten en met mensen zonder geloof. Jonge bedoeïenen uit de Sinaï sloten zich ook aan bij de vrijheidsstrijd. Knokploegen van Mubarak probeerden de opstand te breken door het plein aan te vallen, maar zij werden teruggeslagen.
Toen lieten stakingen van arbeiders de balans doorslaan, en moest Mubarak vertrekken op 11 februari. Het militaire interim-regime probeerde de revolutie een halt toe te roepen, maar na de feestelijkheden braken opnieuw gevechten uit. Een bloedige militaire aanval op Koptische demonstranten leidde tot een massale golf van solidariteit binnen de hele beweging. De Moslimbroederschap, de meest gewortelde oppositiegroep van Egypte, won de eerste parlementsverkiezingen. Broederschap-lid Mohamed Morsi won vervolgens ook de eerste presidentsverkiezingen in 2012.
Maar mensen begonnen snel gedesillusioneerd te raken door de nieuwe regering, aangezien ze er niet in slaagde aan de eisen van de revolutie – ‘Brood, vrijheid en sociale gerechtigheid’ – te voldoen. Binnen een jaar was de opstand op zijn hoogtepunt.
Dit culmineerde in het allergrootste massaprotest: op 30 juni 2013 demonstreerden 14 miljoen mensen en scandeerden dat Morsi moest vertrekken. Binnen een paar dagen vertrokken, maar het leger greep de macht via een coup. De overwinning van het leger was niet onvermijdelijk. Maar de arbeiders waren niet georganiseerd genoeg en revolutionair links was te klein om een alternatief te bieden. Hierdoor kreeg militaire propaganda de overhand. Maar dit had slechts een enkel doel: een contrarevolutie organiseren die voortduurt tot op de dag van vandaag.
Deze artikelen zijn een vertaling van Socialist Worker.
Dit artikel verscheen eerder op socialisme.nu